ECLI:NL:GHAMS:2025:630
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van hoger beroep en niet-ontvankelijkheid van de verdachte in strafzaak
In deze zaak heeft de verdachte, geboren in 1996 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. Het vonnis was gewezen op 8 september 2023 in de strafzaak met parketnummer 13-214076-23. Tijdens de zitting op 11 februari 2025 heeft de raadsman van de verdachte aan het hof medegedeeld dat de verdachte geen belang meer heeft bij het voortzetten van het hoger beroep en dit daarom wenst in te trekken. Het hof heeft vastgesteld dat de intrekking van het hoger beroep niet meer mogelijk was, aangezien het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep al was aangevangen. Gelet op artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering en na het horen van de advocaat-generaal, heeft het hof besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het ingestelde hoger beroep. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters aanwezig waren op de openbare terechtzitting van 11 februari 2025.