ECLI:NL:GHAMS:2025:63

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
200.336.655/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van het hof en ontvankelijkheid in incidentele vordering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 januari 2025 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door [appellant] tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 september 2023. [appellant] had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank, waarbij hij als eiser was opgetreden. In het incident hebben de [geïntimeerden] een exceptie van onbevoegdheid ingediend, stellende dat het hof zich onbevoegd diende te verklaren omdat [appellant] in zijn appeldagvaarding een vernietiging had gevorderd van een vonnis van de rechtbank Den Haag. Het hof heeft echter geoordeeld dat er sprake was van een verschrijving in de appeldagvaarding, waardoor het hof Amsterdam bevoegd was om van het hoger beroep kennis te nemen. Het hof heeft de incidentele vordering van [geïntimeerden] afgewezen en de beslissing over de proceskosten aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor memorie van antwoord aan de zijde van [geïntimeerden].

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.336.655/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/718022 / HA ZA 22-421
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 14 januari 2025
inzake:
[appellant],
wonend te [woonplaats] ,
appellant in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat: mr. J.L. Oudshoorn te Rijswijk,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,

2. [geïntimeerde 2] ,
beide wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat: mr. M.F. Laning te Voorschoten.
Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerden] genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 11 december 2023 in hoger beroep gekomen van het vonnis van 13 september 2023 (hierna: het bestreden vonnis) van de rechtbank Amsterdam dat onder bovengenoemd zaak-/rolnummer is gewezen tussen [appellant] als eiser en [geïntimeerden] als gedaagden.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties, van [appellant] ;
- incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid, van [geïntimeerden] ;
- memorie van antwoord in het incident tevens akte van rectificatie, met productie, van [appellant] ;
- aangepaste incidentele conclusie, van [geïntimeerden]
Vervolgens is arrest gevraagd in het incident.
hebben in het incident - kort gezegd - gevorderd dat het hof zich onbevoegd verklaart om van het door [appellant] ingestelde hoger beroep kennis te nemen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het incident, te vermeerderen met rente, één en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
[appellant] heeft geantwoord in het incident en - kort gezegd - geconcludeerd tot rectificatie van de appeldagvaarding (uitvoerbaar bij voorraad), verwijzing van de zaak voor partij-beraad als [geïntimeerden] verzuimen het gebrek ex artikel 83 lid 2 Rv te herstellen en tot niet-ontvankelijkverklaring van [geïntimeerden] in hun incidentele vordering, dan wel afwijzing daarvan, met veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van het incident, vermeerderd met rente.
Arrest is nader bepaald op heden.

2.Beoordeling

2.1.
[appellant] heeft bij memorie van antwoord in het incident aangevoerd dat [geïntimeerden] niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun incidentele vordering, omdat de op de rol van 4 juni 2024 genomen incidentele conclusie niet is ondertekend door een advocaat. [geïntimeerden] zijn in de gelegenheid gesteld op dit verweer te reageren. Het hof heeft de zaak daartoe naar de rol van 6 augustus 2024 verwezen.
2.2.
Het hof verwerpt dit verweer. Artikel 83 lid 2 Rv dat door de schakelbepaling van artikel 353 Rv mede in hoger beroep van toepassing is, bepaalt dat processtukken door de advocaat worden ondertekend voor zover het gaat om zaken waarin partijen niet in persoon kunnen procederen. Dit is een dergelijke zaak. De incidentele memorie van 4 juni 2024 is, met vermelding van de aanduiding ‘i.o. M.F. Laning ’ ondertekend door [naam ] , die (op dat moment) geen advocaat meer was. Een gebrek in de ondertekening van een processtuk is echter herstelbaar. Op de rol van 6 augustus 2024 hebben [geïntimeerden] een door mr. Laning ondertekende incidentele conclusie ingediend. Onbesproken kan blijven of de op de rol van 4 juni 2024 genomen incidentele conclusie voldoet aan het vereiste als bedoeld in artikel 83 lid 2 Rv. Voor zover nodig is dat eventuele gebrek hersteld met de op 6 augustus 2024 ingediende conclusie.
2.3.
[geïntimeerden] hebben zich op het standpunt gesteld dat het hof zich onbevoegd dient te verklaren van het door [appellant] ingestelde hoger beroep kennis te nemen omdat [appellant] in de appeldagvaarding vernietiging heeft gevorderd van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 15 maart 2023, zodat het hof Den Haag bevoegd is van het hoger beroep kennis te nemen.
2.4.
Het hoger beroep is blijkens de aanzegging in de appeldagvaarding en de inleiding in de memorie van grieven gericht tegen het door de rechtbank Amsterdam op 13 september 2023 onder zaak-/rolnummer C13/718022 / HA ZA 22-421 gewezen vonnis. In de conclusie van de memorie van grieven concludeert [appellant] ook tot vernietiging van dit vonnis. In het petitum van de appeldagvaarding, waar vernietiging van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 13 maart 2023 wordt gevorderd, is onmiskenbaar sprake van een verschrijving. [geïntimeerden] hadden dit kunnen en moeten begrijpen. Een en ander brengt mee dat het hof Amsterdam bevoegd is van het onderhavige hoger beroep kennis te nemen.
2.5.
De vordering van [appellant] tot rectificatie van de appeldagvaarding (voor zover nodig) kan gezien het voorgaande onbesproken blijven.
2.6.
De incidentele vordering van [geïntimeerden] wordt afgewezen. Een beslissing over de proceskosten wordt aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.
2.7.
In de hoofdzaak zal het hof de zaak naar de rol verwijzen voor memorie van antwoord aan de zijde van [geïntimeerden]

3.Beslissing

Het hof:
in het incident:
wijst de vordering af;
houdt de beslissing met betrekking tot de proceskosten aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 18 februari 2025 voor memorie van antwoord aan de zijde van [geïntimeerden] ;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. L. Alwin, P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, en M.C. Bosch en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2025.