Op 11 februari 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 29 juli 2022 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die is geboren in 1982 en momenteel gedetineerd is. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging (TUL A, B en C). Deze vorderingen zijn afgewezen omdat de verdachte reeds een ISD-maatregel opgelegd heeft gekregen in een andere zaak, en het hof oordeelt dat het niet opportuun is om de verdachte opnieuw met een strafrechtelijke sanctie te confronteren. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte dezelfde straf zou krijgen als eerder opgelegd, maar de verdediging refereerde zich aan het oordeel van het hof. Het hof heeft de bewijsmiddelen aangevuld en de toepasselijke wettelijke voorschriften aangevuld met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. De vorderingen tot tenuitvoerlegging zijn afgewezen, omdat het hof van mening is dat dit de beoogde effecten van de ISD-maatregel zou kunnen doorkruisen. Het hof heeft de vorderingen van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen afgewezen en het vonnis waarvan beroep voor het overige bevestigd.