ECLI:NL:GHAMS:2025:61

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
200.339.364/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over verbeurde dwangsommen en inspanningsverplichting in een civiele procedure

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een executiegeschil tussen een man en een vrouw, die een affectieve relatie hebben gehad en samen twee minderjarige kinderen hebben. De man is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, waarin hij werd veroordeeld om medewerking te verlenen aan de opstelling van een notariële verdelingsakte en het betalen van een overbedelingsvergoeding aan de vrouw. De vrouw had dwangsommen opgeëist omdat de man niet tijdig aan de veroordeling had voldaan. Het hof heeft de feiten en de procesgang in detail besproken, inclusief de inspanningsverplichting van de man om aan de veroordeling te voldoen. Het hof concludeert dat de man aan zijn inspanningsverplichting heeft voldaan en dat er geen dwangsommen zijn verbeurd. Het hof vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter en verbiedt de vrouw om opnieuw beslag te leggen. Tevens wordt de vrouw veroordeeld tot terugbetaling van de bedragen die zij uit hoofde van het beslag heeft ontvangen. De proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer : 200.339.364/01
zaaknummer rechtbank : C/13/745188 / KG ZA 24-36 VVV/JD
arrest van de meervoudige kamer van 14 januari 2025
in de zaak van:
[de man],
wonende te [plaats A] ,
appellant, hierna ook te noemen: de man
advocaat: mr. A.T. Eisenmann te Amsterdam,
tegen
[de vrouw],
wonende te [plaats A] ,
geïntimeerde, hierna ook te noemen: de vrouw
advocaat: mr. T.A. Bruins te Aerdenhout.

1.Het geding in hoger beroep

1.1
De man is bij dagvaarding van 5 maart 2024 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 9 februari 2024, in kort geding gewezen tussen de man als eiser en de vrouw als gedaagde. De dagvaarding bevat een verzoek tot behandeling als spoedappel, welk verzoek is toegewezen, alsmede de grieven en producties.
1.2
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- de memorie van antwoord, met producties;
- een bericht van de zijde van de man van 8 mei 2024, met de producties 23 tot en met 28.
1.3
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van 16 mei 2024. Partijen hebben toen de zaak doen bepleiten, de man door mr. Eisenmann, en de vrouw door mr. Bruins. Beide advocaten hebben pleitnotities overgelegd.
1.4
Tijdens de zitting van 16 mei 2024 hebben partijen een aantal afspraken met elkaar gemaakt. Deze afspraken zijn vastgelegd in een verkort proces-verbaal. Deze afspraken houden het volgende in:
- de door de vrouw aan de man verschuldigde overbedelingsvergoeding van € 44.980,- zal door de vrouw, uiterlijk bij levering van beide woningen, op de derdengeldenrekening van de notaris worden gestort, waarbij partijen met elkaar hebben afgesproken dat dit bedrag door de notaris in depot zal worden gehouden tot het moment dat partijen met elkaar een minnelijke regeling hebben getroffen over de uitbetaling van dit bedrag, dan wel door het hof een beslissing is genomen over de vorderingen die voorliggen in deze zaak;
- de vrouw zal het door haar gelegde loonbeslag zo spoedig mogelijk opheffen. De deurwaarder zal uiterlijk 17 mei om 10:00 uur de KLM berichten dat het beslag is opgeheven;
- van het thans uit hoofde van het gelegde loonbeslag geïnde bedrag van € 14.393,79,- zal een bedrag van € 10.000,- zo spoedig mogelijk aan de man worden uitbetaald. Het restant zal de deurwaarder aan de vrouw uitbetalen ter zekerheid van eventueel verhaal van mogelijk verbeurde dwangsommen. Dit bedrag is € 4.393,79 en dit bedrag nemen partijen mee in de eventueel door hen te treffen regeling, dan wel zal door het hof in zijn beoordeling als hiervoor genoemd betrokken worden;
- indien uit hoofde van het gelegde loonbeslag meer wordt geïnd dan het hiervoor genoemde totaalbedrag, zal dit direct door de deurwaarder aan de man worden terugbetaald.
- levering van de beide woningen zal uiterlijk op 1 september 2024 plaatsvinden, in verband met de aan de vrouw verstrekte offerte welke op 27 september 2024 verloopt;
- partijen zullen het hof op de roldatum van 3 september 2024 berichten over de stand van zaken en de gewenste voortgang van de procedure. De partij die het aangaat heeft de mogelijkheid om de zaak eerder op te brengen op de rol;
- indien partijen de zaak royeren zal iedereen zijn eigen kosten dragen.
1.5
Bij journaalbericht van 3 september 2024 heeft de vrouw laten weten dat de levering van beide woningen (appartement en woning) op 23 augustus 2024 heeft plaatsgevonden, en dat partijen conform de gemaakte afspraken een depotakte hebben getekend bij de notaris ter zake het in het verkort proces-verbaal opgenomen bedrag van € 44.980,-. Ook voor het overige zijn de gemaakte afspraken nagekomen.
1.6
Het is partijen verder niet gelukt om een minnelijke regeling te treffen. Beide partijen hebben daarom arrest gevraagd.

2.Feiten

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit die relatie zijn twee, thans nog minderjarige, kinderen geboren.
2.2
Partijen hebben op 28 april 2005 een samenlevingsovereenkomst gesloten. De man heeft de samenlevingsovereenkomst op 30 juli 2018 opgezegd, waarna de samenlevingsovereenkomst op 30 augustus 2018 is geëindigd.
2.3
Partijen waren tot 23 augustus 2024 gezamenlijk eigenaar van een appartement aan de [A-straat] te [plaats A] (hierna ook: het appartement), en een woning aan de [B-straat] te [plaats A] (hierna ook: de woning), ieder voor de onverdeelde helft.
2.4
Bij vonnis van 13 januari 2021 van de rechtbank Amsterdam is de woning toegedeeld aan de man, onder verplichting om de vrouw te ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de op die woning rustende hypothecaire geldlening, en is bepaald dat de overdracht binnen vier maanden na onherroepelijk worden van dat vonnis plaats moet vinden. Ten aanzien van de wijze van verdeling van het appartement is bepaald dat eerst de vrouw de kans krijgt om dat te financieren, en, als zij daar niet binnen drie maanden in slaagt, daarna de man. In zijn arrest van 2 mei 2023 heeft het gerechtshof Amsterdam onder meer bepaald dat de vrouw aan de man door middel van een offerte van de bank binnen drie maanden na betekening van het arrest duidelijkheid moet verschaffen of zij in staat is het appartement over te nemen.
2.5
Tussen partijen is vervolgens discussie ontstaan over de precieze uitleg van de door het hof gestelde voorwaarde, en of de vrouw aan die voorwaarde heeft voldaan. Daarop heeft de vrouw de man in kort geding gedagvaard.
2.6
In zijn vonnis van 1 november 2023 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, voor zover van belang, het volgende beslist:
‘5. 1. veroordeelt de man om binnen een week na betekening van dit vonnis medewerking te verlenen aan het op gezamenlijke kosten inschakelen van notariskantoor [X] te [plaats A] voor het doen opmaken van een notariële verdelingsakte waarbij op uiterlijk 2 december 2023 de woning aan de [B-straat] te [plaats A] wordt geleverd aan de man en de woning aan de [A-straat] te [plaats A] wordt geleverd aan de vrouw, waarbij de vrouw aan de man in het kader van een overbedelingsvergoeding € 44.980,00 dient te betalen en waarbij de vrouw wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake de hypothecaire inschrijving op de woning aan de [B-straat] en de man wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake de hypothecaire inschrijving op de woning aan de [A-straat] .
5.2.
veroordeelt de man om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag dat hij niet aan de in 5.1 uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt.”
2.7
Het vonnis van de voorzieningenrechter is op 6 november 2023 aan de man betekend.
2.8
Op 2 december 2023 heeft geen levering van het appartement en de woning plaatsgevonden.
2.9
Bij exploot van 12 januari 2024 heeft de vrouw het vonnis van 1 november 2023 opnieuw aan de man doen betekenen, en heeft zij dwangsommen opgeëist.
2.1
Op 15 januari 2024 heeft de vrouw executoriaal derdenbeslag gelegd onder de werkgever van de man teneinde betaling te krijgen van volgens haar verbeurde dwangsommen tot en met 12 januari 2024 van € 20.000,- en van executiekosten.
2.11
De man heeft de vrouw op 18 januari 2024 in kort geding gedagvaard, en (kort gezegd) opheffing van het door haar gelegde beslag gevorderd, en terugbetaling van de door haar geïncasseerde bedragen.

3.De omvang van het geschil

3.1
De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis van 9 februari 2024 de door de man gevraagde voorzieningen geweigerd, en de proceskosten van partijen gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
3.2
De man heeft in hoger beroep geconcludeerd om bij arrest, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. het vonnis in kort geding gewezen door de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel, op 9 februari 2024 in de zaak met kenmerk C/13/745188 KG ZA 24-36 VVV/JD te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, alsnog, voor zover de wet dat toelaat, de door appellant in prima ingestelde vordering(en) toe te wijzen;
II. met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van het geding in eerste aanleg en in appel.
3.3
De vrouw heeft in hoger beroep geconcludeerd om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de man niet ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, dan wel de vorderingen van de man in hoger beroep af te wijzen, en het vonnis van de voorzieningenrechter van 9 februari 2024, eventueel onder verbetering van gronden, te bekrachtigen, met veroordeling van de man in de proceskosten.

4.De beoordeling

4-I Het kader in dit hoger beroep
4.1
De man komt met in totaal 12 grieven op tegen de beslissing van de voorzieningenrechter. De kern van zijn grieven is dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat hij tekort is geschoten in de op hem rustende inspanningsverplichting om te voldoen aan het vonnis van de voorzieningenrechter van 1 november 2023. Het hof ziet dan ook aanleiding om de grieven van de man als geheel te beoordelen. Daarbij stelt het hof het volgende voorop.
4.2
De zaak betreft een executiegeschil over de vraag of de man wel of geen dwangsommen heeft verbeurd, omdat hij de veroordeling waaraan die dwangsommen zijn verbonden niet tijdig en naar behoren zou zijn nagekomen. De executierechter (artikel 438 Rv) heeft niet dezelfde positie als de dwangsomrechter (artikel 611 lid 1 Rv). Bij de executierechter gaat het om de vraag of de veroordeelde dwangsommen heeft verbeurd en, zo ja, of de crediteur misbruik maakt van zijn executiebevoegdheid door de verbeurde dwangsommen te innen. Bij de beoordeling van de vraag of de debiteur dwangsommen heeft verbeurd, moet de executierechter onderzoeken of de door de dwangsomrechter verlangde prestatie waaraan de dwangsom is verbonden (i.e. de hoofdveroordeling) is verricht. De executierechter heeft niet tot taak de door de dwangsomrechter besliste rechtsverhouding zelfstandig opnieuw te beoordelen. Hij dient zich ertoe te beperken de ter uitvoering van het veroordelend vonnis verrichte handelingen te toetsen aan de inhoud van de veroordeling, zoals die door uitleg moet worden vastgesteld. Daarbij moeten doel en strekking van de veroordeling tot richtsnoer worden genomen, aldus dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel (zie HR 15 november 2002,
NJ2004/410 en HR 19 januari 2007,
NJ2007, 59). De rechter mag bij zijn uitleg van de veroordeling maatstaven van redelijkheid en billijkheid hanteren (HR 20 mei 1994,
NJ1994/652).
4.3
In het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter in r.o. 4.4 de veroordeling van de man uit het vonnis van 1 november 2023 zo uitgelegd, dat op hem een inspanningsverplichting rust om te doen wat van zijn kant nodig is om de verdelingsakte uiterlijk op 2 december 2023 te doen verlijden door notaris [X] , met als doel dat uitvoering wordt gegeven aan de wijze van verdeling zoals door het hof is beoogd in het arrest van 2 mei 2023. Partijen hebben deze uitleg in hoger beroep niet bestreden, zodat deze uitleg in hoger beroep vaststaat. De vraag is dus of de man aan deze inspanningsverplichting heeft voldaan, of dat hij daarin tekort is geschoten. Het hof overweegt daarover als volgt.
4-II Drie te onderscheiden periodes
4.4
In hoger beroep heeft de man als productie 25 een tijdlijn overgelegd waarin hij een overzicht heeft gegeven van alle, volgens hem, relevante gebeurtenissen/handelingen in de periode 18 oktober 2023 tot en met 15 januari 2024. In die tijdlijn verwijst de man per gebeurtenis/handeling naar producties die hij ter onderbouwing van die gebeurtenis of handeling heeft ingebracht. Uit deze tijdlijn en producties komt een aantal nader te onderscheiden periodes naar voren, die van belang zijn voor het antwoord op de vraag of de man aan de op hem rustende inspanningsverplichting heeft voldaan. Het hof zal die periodes hieronder onderscheiden, en per periode beoordelen of de man voldoende heeft gedaan om aan de op hem rustende inspanningsverplichting te voldoen.
De eerste periode(19 oktober 2023 tot en met 17 november 2023)
4.5
De eerste periode die het hof onderscheidt, loopt van 19 oktober 2023 tot en met 17 november 2023. Dat is de periode waarin de advocaat van de vrouw het eerste contact met de notaris legde, tot het moment waarop de man zijn financieringsaanvraag bij Argenta indiende. In die periode zijn de volgende gebeurtenissen/handelingen van belang:
- bij e-mailbericht van 19 oktober 2023 heeft de advocaat van de vrouw zich gewend tot het kantoor van notaris [X] met het verzoek om een offerte te sturen voor de verdeling en levering van het appartement aan de [A-straat] en de woning aan de [B-straat] . Daarbij heeft de advocaat van de vrouw een korte samenvatting gegeven van hetgeen waartoe partijen in het kader van die verdeling op grond van de eerdere gerechtelijke uitspraken jegens elkaar gehouden waren. Op diezelfde dag is door notariskantoor [X] aan partijen per e-mail een offerte afgegeven. In datzelfde mailbericht is namens de notaris om de verdelingsbeschikking(en) gevraagd, en om een financieel overzicht omtrent de totstandkoming van de overbedelingssom. Nog steeds op diezelfde dag (19 oktober 2023) reageerde de advocaat van de vrouw dat zij akkoord was met de verstrekte offerte. Verder stelde de advocaat van de vrouw voor om op korte termijn een uittreksel van de verdelingsuitspraken aan de notaris toe te zenden, waarbij zij in haar mailbericht al wel de financiële uitwerking van die uitspraken gaf. Daarbij schreef de advocaat van de vrouw dat zij ervan uitgaat dat de notaris er niet op zit te wachten om de uitspraken volledig toegezonden te krijgen, en dat haar cliënte dat ook in strijd met haar privacy vindt. Op 20 oktober 2023 reageerde ook de advocaat van de man. Hij gaf aan dat hij zich alle rechten en weren namens zijn client voorbehield. Op diezelfde dag reageerde de man rechtstreeks naar de notaris, en gaf hij aan dat hij akkoord was met de afgegeven offerte. Verwezen wordt naar productie 23 van de zijde van de man, waaruit de hiervoor genoemde correspondentie volgt;
- uit de verklaring van de [naam] van Van Bruggen Adviesgroep, welke verklaring de man als productie 5 heeft overgelegd, volgt dat de man op 19 oktober 2023 een overeenkomst met Van Bruggen Adviesgroep heeft geaccordeerd en hun daarmee opdracht heeft gegeven om hem te begeleiden bij het regelen van de herfinanciering van de woning aan de [B-straat] , en het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de op die woning rustende lening;
- uit de whatsappcommunicatie die de man als productie 9 heeft overgelegd, volgt dat hij op 26 oktober 2023 bij zijn adviseur van de Van Bruggen Adviesgroep heeft geïnformeerd of hij nu wel alle benodigde stukken had ontvangen. Bij bericht van 27 oktober 2023 liet zijn adviseur weten dat hij ermee aan de slag gaat, en dat hij het de man laat weten als hij nog iets mist;
- op 1 november 2023 is het vonnis van de voorzieningenrechter gewezen, welk vonnis op 6 november 2023 aan de man is betekend. Uit de door de man overgelegde whatsappconversatie (productie 9) blijkt dat zijn hypotheekadviseur hem op vrijdag 3 november 2023 appte dat hij hem de week daarop zal bellen om een afspraak te maken. Op 6 november 2023 heeft de man aan zijn adviseur geappt of zij die dag met elkaar kunnen bellen, waarna op 7 november 2023 een telefonische bespreking tussen de man en zijn hypotheekadviseur heeft plaatsgevonden;
- Uit de door man als productie 4 overgelegde communicatie met de notaris blijkt dat hij op die dag aan de notaris ook (opnieuw) om een offerte voor het opstellen van de verdelingsakten heeft gevraagd. In zijn mailbericht van 9 november 2023 heeft hij akkoord op die offerte gegeven, en mailde hij verder aan de notaris (zie productie 4):

(…)
Je gaf aan dat je het vonnis/arrest na jouw verzoek op 19 oktober nog niet had ontvangen. Hierbij heb ik ze toegevoegd. Je hebt aangegeven dat je alleen obv de volledige(s)
tukken de aktes opmaakt (dus n(i)
et obv een samenvatting/ uitttreksel.
Voor wat betreft het daadwerkelijk passeren; graag alvast een afspraak bij jullie inplannen op 1 december 2023. In het vonnis van het kortgeding staat: uiterlijk 2 december 2023 maar jij hebt aangegeven dat jullie niet geopend zijn in het weekend.
(…).”
- Op 14 november 2023 heeft de notaris aan partijen geschreven dat zij druk doende was met het opstellen van de akte van verdeling. Daarnaast vroeg zij aan partijen of zij in de gelegenheid waren om de akte op 30 november om 15.00 uur te ondertekenen (zie productie 4). Bij mailbericht van 15 november 2023 gaf de man daarop zijn akkoord (zie productie 4). Bij e-mailbericht van 16 november 2023 vroeg de notaris aan de man wat er met de hypotheek van Argenta ging gebeuren (zie productie 4), welke vraag de man naar zijn hypotheekadviseur heeft doorgezet (zie productie 6);
- op 16 november 2023 heeft de notaris aan partijen het concept van de verdelingsakte gestuurd (zie productie 28). Op 17 november 2023 heeft de hypotheekadviseur van de man de eerste financieringsaanvraag aan Argenta verzonden (zie productie 5). Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man verklaard geen kopie van die aanvraag te hebben ontvangen. De aanvraag is gedaan door zijn hypotheekadviseur. Zelf kon hij niet met Argenta communiceren. Alles liep via zijn hypotheekadviseur en de contactpersoon van Argenta.
4.6
In het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter zijn oordeel dat de man niet heeft voldaan aan de op hem rustende inspanningsverplichting onder meer gebaseerd op het tijdsverloop vanaf het moment van het vonnis van de voorzieningenrechter op 1 november 2023 tot het moment waarop de aanvraag op 17 november 2023 bij Argenta werd ingediend. Tussen beide momenten liggen twee weken, waarin de man volgens de voorzieningenrechter niets gedaan heeft. Uit de door de man in hoger beroep ingenomen stellingen en overgelegde producties volgt thans een ander beeld. Uit het hiervoor geschetste overzicht van de verrichte handelingen/gebeurtenissen blijkt dat de man in de periode vanaf 1 november 2023 tot en met 17 november 2023 niet heeft stil gezeten. In die periode heeft hij verschillende malen contact gehad met zijn hypotheekadviseur en met de notaris. Daarbij heeft hij hen zelf benaderd, en waar nodig ontbrekende informatie aan hen toegestuurd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man bovendien toegelicht dat de aanvraag bij Argenta pas kon worden gedaan, als de conceptakte van de notaris beschikbaar was. Dit wordt ondersteund door de verklaring van de hypotheekadviseur van de man, die schrijft (zie productie 5): “
Op 16 november 2023 hebben wij de documenten ontvangen, en op 17 november 2023 het wijzigingsverzoek bij de bank gedaan.”. Uit het hiervoor geschetste overzicht volgt dat de notaris de conceptakte op 16 november 2023 aan partijen ter beschikking heeft gesteld. Aannemelijk is dus dat “de documenten” waar de hypotheekadviseur over spreekt (mede) deze akte inhield. Uit het hierboven uitgewerkte overzicht volgt verder dat de notaris al op 20 oktober 2023 van de man de opdracht kreeg om de conceptakte op te stellen. Uiteindelijk is de notaris pas op 9 november 2023 met die akte aan de slag gegaan, maar dit kan niet aan de man worden verweten. Daartoe is van belang dat de notaris in het mailbericht van 19 oktober 2023 aan de advocaat van de vrouw al vroeg om een kopie van de verdelingsuitspraken te krijgen, maar dat de advocaat van de vrouw schreef dat haar dat niet nodig lijkt, en haar cliënte dat ook niet wil. Toen de man op 7 november 2023 weer contact opnam met de notaris, heeft de notaris aan hem laten weten dat zij de verdelingsuitspraken nog niet had ontvangen, dus ondanks haar eerdere verzoek aan de advocaat van de vrouw. De man heeft daarop de verdelingsuitspraken alsnog op 9 november 2023 aan de notaris toegezonden, Pas daarna is deze met het opstellen van de akte begonnen. Deze vertraging kan niet aan de man worden verweten. Het verzoek om een kopie van de verdelingsuitspraken te mogen krijgen, was primair gericht aan de advocaat van de vrouw. Deze heeft daar afwijzend op gereageerd, en daarna heeft noch de notaris, noch de advocaat van de vrouw daar tot 7 november 2023 verdere actie op ondernomen. Toen de notaris op 7 november 2023 nogmaals om de verdelingsuitspraken vroeg, heeft de man deze twee dagen later aan de notaris gestuurd, waarna de notaris een aanvang met zijn werkzaamheden heeft genomen.
4.7
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat het niet aan de man te wijten is dat de hypotheekvraag pas op 17 november 2023 bij Argenta werd ingediend. Aannemelijk is dat deze aanvraag pas bij Argenta kon worden gedaan als ook de conceptakte van de notaris beschikbaar was. Dat die conceptakte pas op 16 november 2023 beschikbaar was, is niet aan stilzitten of tegenwerking van de man te wijten. De man heeft zich vanaf 1 november 2023 voldoende ingespannen om zowel zijn hypotheekadviseur als de notaris de benodigde handelingen te kunnen laten verrichten. Daarmee kan naar het oordeel van het hof niet worden gezegd dat de man tot het moment van de eerste aanvraag niet aan de op hem rustende inspanningsverplichting heeft voldaan.
De tweede periode(17 november 2023 tot en met 30 november 2023)
4.8
De tweede periode die voor de beoordeling relevant is, loopt vanaf 17 november 2023 tot en met 30 november 2023. Dat is de periode waarin de hypotheekadviseur van de man de eerste financieringsaanvraag had ingediend, tot het moment waarop de levering van de woning en het appartement voor het eerst gepland stond. In die tweede periode zijn de volgende gebeurtenissen en handelingen van belang:
- nadat de hypotheekadviseur van de man de aanvraag op 17 november 2023 aan Argenta had verzonden, mailde de man op 22 november 2023 aan de notaris met de vraag of er vanuit de notaris nog wat van hem verwacht werd (zie productie 28). Op diezelfde dag mailde de notaris dat zij nog in afwachting was van het bericht over het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de vrouw door Argenta (zie productie 28);
- Op 24 november 2023 stuurde de man een mail aan zijn hypotheekadviseur of er al iets was vernomen van Argenta, waarbij hij erop wees dat de afspraak voor de levering op 30 november 2023 stond gepland. Ondertussen was gebleken dat de notaris aan Argenta had doorgegeven dat de hypotheek volledig afgelost zou gaan worden, Uit de verklaring van de notaris van 19 januari 2024 (zie productie 14) volgt dat de notaris dit had gedaan in afwachting van het antwoord van de man op de vraag wat er met de hypotheek ging gebeuren, mede gelet op de tijdsdruk waaronder de levering plaats diende te vinden. Op 24 november 2023 liet de man aan zijn hypotheekadviseur weten dat de notaris dit bij Argenta had hersteld. De hypotheekadviseur gaf daarop aan dit zelf ook nog aan Argenta te bevestigen (zie productie 15). Op 24 november 2023 kwam de hypotheekadviseur van de man bovendien met een hypotheekadvies. In dat hypotheekadvies werd uitgegaan van een looptijd van de lening van 30 jaar, met een annuïtaire aflossing over eenzelfde periode (zie productie 16);
- Op 27, 28 en 29 november 2023 heeft de man mailcontact met zijn hypotheekadviseur gehad, waarin hij telkens vroeg of zij al bericht van Argenta hadden, en waarin hij aangaf dat het heel belangrijk was dat er snel duidelijkheid zou komen (zie productie 6). Zo schreef de man op 27 november 2023 aan zijn hypotheekadviseur:
“(…),
Wil je ze ajb uitleggen en verzoeken dat het echt superbelangrijk is dat uiterlijk donderdag 30 nov (als ik bij de notaris zit ) voor mij alles geregeld is.
(…).
En op 28 november 2023:

(…),
Hebben jullie al iets gehoord? Willen jullie (of Argenta) mij zsm laten weten als jullie het weten.
(…).”
Op 29 november 2023 schreef de man vervolgens:

(…),
Is er al meer bekend? Morgen staat de afspraak om te passeren. Ik heb gistermiddag begrepen van de notaris dat ze nog niets hadden gehoord.
(…).”
En op 30 november 2023:
“(…),
is het gelukt? Ik heb helemaal niets meer vernomen van jullie gisteren.
(…).”
En op diezelfde dag ook nog:

(…)
Dat is een groot probleem!
Vandaag (in de voormiddag) wordt er getekend. Als het niet doorgaat dan heb ik een probleem. Ik kom nu in de knel met het vonnis. Ik heb de conceptakte al 2 weken geleden opgestuurd en snap dus niet waarom het zo lang duurt. (jij gaf aan 9 dagen)
(…).”
- Op 30 november 2023 (de dag van de levering) heeft Argenta een financieringsaanbod gedaan. De man heeft als productie 17 het renteaanbod van Argenta overgelegd, waaruit een looptijd van 11 jaar (132 maanden), respectievelijk 19 jaar (228 maanden) volgt, met een annuïtaire aflossing over dezelfde periode;
- De levering bij de notaris is op 30 november 2023 niet doorgegaan, omdat de man het renteaanbod van Argenta niet accepteerde
4.9
Bij de beoordeling of de man ook in deze tweede periode heeft voldaan aan de op hem rustende inspanningsverplichting, moeten naar het oordeel van het hof in ieder geval drie vragen worden beantwoord, te weten: (i) had de man ervoor kunnen zorgen dat het eerste renteaanbod van Argenta eerder zou zijn gekomen, (ii) is het aan de man te wijten dat in het eerste renteaanbod werd uitgegaan van een looptijd van de leningen van 11 respectievelijk 19 jaar, in tegenstelling tot de door hem gewenste looptijd van 30 jaar, en (iii) kon van de man, ondanks die kortere looptijd, worden verwacht dat hij het eerste aanbod toch accepteerde? Het hof beantwoordt deze vragen als volgt.
4.1
Uit de hiervoor weergegeven schets van belangrijkste gebeurtenissen/handelingen volgt dat de man, nadat de financieringsaanvraag op 17 november 2023 aan Argenta was verzonden, op 24 november 2023 bij zijn hypotheekadviseur informeerde of er al iets was vernomen. Daarna informeerde de man (in ieder geval ) op 27, 28 en 29 november nogmaals. Naar het oordeel van het hof heeft de man daarmee proactief gehandeld. Hij is na het indienen van de aanvraag op 17 november 2023 niet achterover gaan leunen, maar heeft actief geïnformeerd naar de stand van zaken en heeft daarbij jegens zijn hypotheekadviseur telkens de urgentie benadrukt. Uiteindelijk is het eerste renteaanbod van Argenta op 30 november 2023 ontvangen, dus 13 dagen na de aanvraag. Dat is geen onredelijk lange termijn, en naar het oordeel van het hof had de man, naast de door hem verstuurde reminders, niets meer kunnen doen om deze termijn te bespoedigen. Dat Argenta in het eerste renteaanbod een looptijd van de lening van 11 respectievelijk 19 jaar hanteerde, in plaats van de gewenste termijn van 30 jaar, is evenmin aan de man te wijten. Naar het oordeel van het hof mocht de man erop vertrouwen dat zijn hypotheekadviseur bij de aanvraag de door hem gewenste looptijd van 30 jaar aan Argenta zou voorleggen. Dat de man zijn wensen daaromtrent voldoende aan zijn hypotheekadviseur kenbaar heeft gemaakt, blijkt doordat in het adviesrapport van 24 november 2023 van een looptijd van 30 jaar werd uitgegaan. De man heeft tijdens de mondelinge behandeling bij het hof verder verklaard dat de aanvraag die op 17 november 2023 door zijn hypotheekadviseur aan Argenta is verzonden niet (in kopie) aan hem is verstrekt, en dat er ook geen rechtstreekse communicatie tussen hem en Argenta mogelijk was. De man heeft de aanvraag dus niet kunnen controleren, en mocht ervan uitgaan dat bij Argenta een aanvraag was gedaan die overeenkwam met de in het adviesrapport vermelde uitgangspunten.
4.11
Naar het oordeel van het hof kan van de man niet verwacht worden dat hij het eerste renteaanbod van Argenta vervolgens accepteerde. De man heeft voldoende aangetoond dat de kosten in verband met de leningen bij een looptijd van 30 jaar aanmerkelijk lager zijn, dan bij een looptijd van respectievelijk 11 en 19 jaar. Uit het adviesrapport dat de man als productie 15 heeft overgelegd volgt dat bij een looptijd van 30 jaar zijn totale lasten € 1.143,- per maand zouden bedragen (exclusief renteaftrek), terwijl zijn kosten op basis van het eerste aanbod van Argenta in totaal € 1.855,07 per maand (exclusief renteaftrek) zouden bedragen. Naar het oordeel van het hof is dat een zodanig verschil, dat van de man niet gevergd kon worden, ook niet in het licht van van de in het vonnis van de voorzieningrechter opgenomen termijn, dat hij dit renteaanbod zonder meer aanvaardde, althans niet zonder te onderzoeken of het toch niet mogelijk was om van een langere looptijd uit te gaan. Omdat het renteaanbod pas op 30 november 2023 werd gedaan (de dag waarop de levering stond gepland), was daar geen tijd meer voor.
4.12
Alles overwegende, kan naar het oordeel van het hof aan de man niet worden verweten dat hij de levering van de woning op 30 november 2023 niet heeft laten doorgaan. Daarmee kan ook ten aanzien van de tweede periode niet worden gezegd dat hij niet aan de op hem rustende inspanningsverplichting heeft voldaan.
De derde periode
4.13
De derde periode die voor de beoordeling relevant is, loopt vanaf 30 november 2023 tot en met eind januari 2024. Eind januari 2024 heeft de man voor het laatst contact gehad met zijn hypotheekadviseur, In deze derde periode zijn de volgende gebeurtenissen en handelingen van belang:
- nadat de man het eerste renteaanbod van Argenta op 30 november 2023 had ontvangen, en bleek dat in dat aanbod werd uitgegaan van een looptijd van 11 respectievelijk 19 jaar, heeft de hypotheekadviseur van de man op 4 december 2023 een wijzigingsverzoek aan Argenta gestuurd (zie productie 5);
- op 5 december 2023 vroeg de notaris aan de man per mail of hij een update kon geven over de status van het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid (zie productie 4). Bij mailbericht van 6 december 2023 liet de man aan de notaris weten dat hij op 4 december 2023 met zijn tussenpersoon had gesproken, dat die had aangegeven dat Argenta hem zou bellen, maar dat de man daar nog niets van had gehoord (zie productie 4). Op 8 december 2023 stuurde de man wederom een mail aan de notaris, met het bericht dat hij nog niets van Argenta hadden gehoord, en dat Argenta en zijn hypotheekadviseur volgende week weer contact zouden hebben (zie productie 4). Op 15 december 2023 mailde de man aan de notaris dat hij de dag daarvoor contact met zijn tussenpersoon had gehad, en dat deze mondeling zou hebben aangegeven dat Argenta akkoord zou zijn, maar dat hij de stukken daarvan nog niet had ontvangen. Daarnaast vroeg de man in diezelfde e-mail of er dit jaar nog een afspraak voor het passeren van de leveringsakte kon worden gemaakt (zie productie 4). In reactie op dit bericht liet de notaris op diezelfde dag per e-mail aan de man weten dat de akte dit jaar niet meer gepasseerd kon worden, en dat in overleg met de vrouw als datum voor het passeren 16 januari 2024 was gekozen (zie productie 4 en 22);
- ondertussen had Argenta op 14 december 2023 een nieuw renteaanbod gedaan. Dit werd op (vrijdag) 15 december 2023 aan de man gemaild, met het verzoek aan hem om het getekend retour te zenden. (zie productie 18);
- in de periode vanaf (maandag) 18 december 2023 tot en met 21 december 2023 vond er correspondentie tussen de man en zijn hypotheekadviseur plaats (zie productie 18). Uit die correspondentie blijkt dat het voor de man niet duidelijk was wat nu zijn maandlasten zouden worden. Zo schrijft de man op 18 december 2023:

(…)
Neem me niet kwalijk maar ik heb niet het idee dat Argenta de meest recente gegevens heeft.
In het renteaanbod staat bij mijn premie voor vermogensopbouw: € 348,28.
Dit bedrag klopt niet. Dit is het oude bedrag en dat is eind vorig jaar/begin dit jaar veranderd. Ik weet niet precies meer wat het juiste bedrag is.
Wanneer gaat de 28k verrekend worden? Gaat het hypotheekbedrag in de boeken minder worden of gaat Argenta dit zien als een aflossing (zeg maar de 15% die ik jaarlijks boietevrij mag aflossen)?
Ik wil graag weten wat mijn maandlasten worden (incl premies vermogensopbouw) En dan ook met de 28k afgelost.
Kan jij dit checken?
(…).
De hypotheekadviseur van de man reageerde daarop op 20 december 2023 als volgt:

(…)
Ik zal vast contact opnemen met de verzekeringsmaatschappij om te vragen of zij aan de voorkant alvast een nieuwe premieberekening willen maken o.b.v. de beoogde constructie. Ik laat het weten als ik hier meer over weet. Ik hoop dat we dit voor 4-1-’24 hebben ontvangen, omdat voor deze datum het renteaanbod getekend retour moet zijn.
(…).”
- Op 29 december 2023 stuurde de man het getekende renteaanbod van Argenta aan zijn hypotheekadviseur toe (zie productie 6). Op dat moment was er nog geen duidelijkheid over de kapitaalverzekering (zie productie 5);
- op 2 januari 2024 bevestigde de hypotheekadviseur dat het getekende renteaanbod was doorgezet naar Argenta, en dat zij nog in afwachting waren van de informatie van de verzekeraar met betrekking tot de polis (zie productie 6);
- bij e-mailbericht van 2 januari 2024 schreef de notaris aan de man (zie productie 22):

(…)
In navolging op onderstaande email heb ik zojuist contact gehad met uw tussenpersoon.
Zij gaven aan dat 16 januari te kort dag gaat worden om het een en ander rond te krijgen.
De gereserveerde afspraak van 16 januari om 9.00 uur komt hierdoor helaas te vervallen.
Zodra mij bekend is wanneer de aktepassering alsnog doorgang kan vinden, zal ik weer contact met u opnemen.
(…).”
- op 12 januari 2024 is namens de vrouw loonbeslag gelegd onder de werkgever van de man ter zake de volgens de vrouw door de man vanaf 2 december 2023 verbeurde dwangsommen.
- op 15 januari 2024 stuurde de man een e-mailbericht aan de notaris met daarin een nadere uitleg waarom de afspraak van 16 januari 2024 niet door kon gaan (zie productie 4);
- bij e-mailbericht van 19 januari 2024 (zie productie 7) heeft de hypotheekadviseur aan de man een nieuwe werkgeversverklaring en salarisstrook 2024 gevraagd. In reactie op dit bericht liet de man weten dat hij de werkgeversverklaring al had opgevraagd, maar nog niet had ontvangen, en dat hij de loonstrook over januari 2024 ook nog niet had, Bij e-mailbericht van 23 januari 2024 legde de hypotheekadviseur aan de man uit dat Argenta de werkgeversverklaring en salarisstrook nodig had voor de hypotheekaanvraag, en dat de formats van 2024 nodig waren omdat het inmiddels 2024 was. In reactie daarop vroeg de man aan de hypotheekadviseur wat het effect van het inmiddels gelegde loonbeslag was (zie productie 7). De hypotheekadviseur van de man reageerde daarop bij e-mailbericht van 24 januari 2024 als volgt (zie productie 7):

(…)
Wij hebben de aanvullende documenten nog niet ontvangen, dus ik heb het ook nog niet met Argenta besproken. Ik verwacht dat dit problemen in de aanvraag op gaat leveren en deze niet haalbaar blijkt. Wil je dat ik het alvast met Argenta bespreek?”
(…).
4.14
Naar het oordeel van het hof volgt uit de hiervoor weergegeven uitgangspunten en handelingen dat de man ook in de periode vanaf 30 november 2023 tot en met eind januari 2024 aan de op hem rustende inspanningsverplichting heeft voldaan. Daartoe is van belang dat, nadat de man het eerste renteaanbod van Argenta op 30 november 2023 had ontvangen, namens hem op 4 december 2023 een wijziging van dat aanbod is gevraagd. Dat is dus binnen 4 dagen na ontvangst van dat eerste aanbod. Dat is geen onredelijk lange termijn, ervan uitgaande dat de man en zijn hypotheekadviseur het eerste renteaanbod moesten beoordelen, en overleg moesten hebben over het verdere vervolg. Nadat de hypotheekadviseur op 4 december 2023 het wijzigingsverzoek bij Argenta heeft ingediend, is op 15 december 2023 het tweede renteaanbod van Argenta ontvangen. Uit de hiervoor weergegeven gebeurtenissen blijkt dat de man in de tussentijd contact heeft onderhouden met de notaris en zijn hypotheekadviseur. Dat blijkt ook uit de telefoonlijst die de man als productie 26 in geding heeft gebracht. Daaruit volgt dat hij in de periode vanaf 4 december 2023 tot en met 15 december 2023 op 4, 5 en 12 december 2023 telefonisch contact met zijn hypotheekadviseur heeft gehad, en op 7 en 14 december 2023 met de notaris. In afwachting van het tweede renteaanbod kon redelijkerwijs van de man niet meer verwacht worden dan dat hij contact bleef houden met zijn hypotheekadviseur en de notaris, hetgeen hij ook heeft gedaan.
4.15
Nadat de man op 15 december 2023 het tweede renteaanbod ontving, was voor hem nog steeds niet duidelijk wat zijn netto maandlasten zouden worden. Uit de als productie 18 overgelegde correspondentie volgt dat de hypotheekadviseur die duidelijkheid ook niet kon geven, mede omdat er nog onduidelijkheid bestond over de aan de hypothecaire geldlening gekoppelde levensverzekering bij Waard Verzekeringen. Uit het e-mailbericht van de hypotheekadviseur van de man van 20 december 2023 volgt dat de hypotheekadviseur nog geen contact had opgenomen met de verzekeringsmaatschappij en dat toen pas ging doen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man verklaard dat hij vermoedt dat dit niet eerder is gebeurd, omdat zijn hypotheekadviseur dacht dat Argenta contact op zou nemen met de verzekeraar, en Argenta ervan uitging dat de hypotheekadviseur dit zou doen. Dit wordt bevestigt door het e-mailbericht van de hypotheekadviseur van 30 januari 2024, dat de man als productie 21 in geding heeft gebracht. Daarin schrijft de hypotheekadviseur:

(…)
Inmiddels hebben wij een reactie vanuit Waard verzekeringen ontvangen en geven zij aan dat Argenta het verzoek bij hen moet doen. Argenta geeft aan dat dit verzoek via ons gedaan moet worden. Wij hebben nu voorgesteld dat de partijen zelf contact met elkaar hebben om de processen te bespreken en met elkaar af te stemmen. Wij blijven dit monitoren
(…)”.
Naar het oordeel van het hof kan ook deze onduidelijkheid, en de daaruit ontstane vertraging, niet aan de man worden toegerekend. Hij heeft een hypotheekadviseur ingeschakeld om hem te begeleiden. Hij mocht ervan uit gaan dat deze hypotheekadviseur alle noodzakelijke stappen tijdig zou zetten. Dat geldt te meer nu de man onbetwist heeft gesteld dat het voor hem niet mogelijk was om direct in contact te treden met Argenta, en dat dit alleen via zijn hypotheekadviseur kon.
4.16
Uiteindelijk heeft de man het tweede renteaanbod op 29 december 2023 ondertekend en aan zijn hypotheekadviseur verstuurd. Dat is dus 14 dagen na ontvangst van dit tweede aanbod. Naar het oordeel van het hof is dat geen onredelijk lange termijn, gegeven de onduidelijkheid die ook na het tweede renteaanbod nog over de gehele constructie bestond. Daarbij weegt het hof mee dat aangaan van een hypothecaire geldlening ingrijpende en langdurige financiële gevolgen heeft, en dat het in dit geval geen eenvoudig te doorgronden constructie betrof. Naar het oordeel van het hof kon van de man dan ook niet worden verwacht dat hij het tweede renteaanbod direct accepteerde, terwijl voor hem niet duidelijk wat dat aanbod precies voor hem betekende. Tot slot weegt het hof in zijn beoordeling mee dat in de periode tot 29 december 2023 ook de Kerstdagen waren gelegen, en dat de man heeft gesteld dat zijn hypotheekadviseur vanaf 22 december 2023 tot 29 december 2023 niet bereikbaar was.
4.17
Na ontvangst van het getekende renteaanbod, heeft de hypotheekadviseur dit op 2 januari 2024 aan Argenta toegestuurd. Vaststaat dat Argenta daarna om een werkgeversverklaring en de salarisstrook over januari 2024 van de man heeft gevraagd. De man heeft aan zijn werkgever om een werkgeversverklaring gevraagd, maar kon zijn salarisstrook over januari 2024 nog niet verstrekken omdat die niet nog beschikbaar was. Ondertussen had de vrouw op 15 januari 2024 loonbeslag onder de werkgever van de man gelegd. Naar het oordeel van het hof staat voldoende vast dat de man vanaf dat moment geen hypothecaire geldlening meer kon krijgen. Verwezen wordt naar de reactie van zijn hypotheekadviseur van 24 januari 2024, waarin wordt aangegeven dat het loonbeslag problemen in de aanvraag gaat opleveren en deze niet haalbaar blijkt. Daarnaast wordt verwezen naar de hypotheekgids van Argenta, die de man als productie 20 in geding heeft gebracht. Daarin staat vermeld:

5.3 Bezwarende verplichtingen en BKR-codes:
Wij verstrekken geen hypotheek als uit de werkgeversverklaring blijkt dat er sprake is van loonbeslag of looncessie. (…).”
4.18
Anders dan de vrouw heeft gesteld, kon van de man niet verwacht worden dat hij de volgens haar inmiddels verbeurde dwangsommen uit liquide vermogen aan haar zou voldoen, waardoor het beslag zou kunnen worden opgeheven en de hypotheekaanvraag alsnog verder in behandeling genomen zou kunnen worden. Zoals hierna nog zal blijken had de man, naar het oordeel van het hof, tot het moment van het leggen van het beslag voldaan aan de inspanningsverplichting die op hem rustte, zodat hij überhaupt geen dwangsommen had verbeurd. De inspanningsverplichting van de man gaat niet zover dat hij ook gehouden was om niet verbeurde dwangsommen aan de vrouw te voldoen, om zodoende het door haar gelegde beslag op te kunnen laten heffen, en de behandeling van de hypotheekaanvraag verder voort te kunnen zetten.
4-III Conclusie inspanningsverplichting en verbeurde dwangsommen
4.19
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de man op basis van de door hem overgelegde stukken heeft aangetoond dat hij heeft voldaan aan de inspanningsverplichting die op grond van het vonnis van 1 november 2023 op hem rustte om de levering van de woning aan de [B-straat] en het appartement aan de [A-straat] te realiseren, en de vrouw te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de op de woning rustende hypothecaire geldlening. Daaraan doet niet af dat de man mogelijk niet alle correspondentie tussen hem en de notaris en/of hypotheekadviseur heeft overgelegd, of dat delen van de door hem overgelegde correspondentie weggehaald zijn (zoals de vrouw heeft gesteld). Uit de door de man wél overgelegde (delen van de) correspondentie is voldoende duidelijk geworden dat hij heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem verwacht kon worden. Dit wordt ook niet anders doordat de man de vrouw niet rechtstreeks op de hoogte heeft gehouden van zijn inspanningen en de moeilijkheden waar hij bij zijn aanvraag mee werd geconfronteerd. Vaststaat dat de man de notaris wél telkens heeft geïnformeerd, en dat hij ervan uitging dat de notaris de vrouw weer zou informeren. De notaris werkte in opdracht van beide partijen, zodat de man dit inderdaad mocht verwachten. Dat het, gegeven het wantrouwen en de wederzijdse spanningen tussen partijen, verstandig van de man was geweest om de vrouw ook via de wederzijdse advocaten te informeren maar dat hij dat niet heeft gedaan, is niet voldoende om te kunnen concluderen dat hij daarmee niet aan de op hem rustende inspanningsverplichting heeft voldaan. Gesteld noch gebleken is immers dat dat tot een andere uitkomst zou hebben geleid. Tot slot neemt het hof in zijn beoordeling mee dat de vrouw weliswaar heeft gesteld dat de man eerder heeft aangegeven dat hij toedeling van zowel de woning als het appartement kon financieren, maar dat het tot de uitspraak van dit hof van 2 mei 2023 überhaupt niet duidelijk was welke verplichtingen partijen over en weer jegens elkaar hadden, en er daarna tussen partijen discussie bestond over de vraag of de man überhaupt mee moest werken aan levering van het appartement aan de vrouw. Tot het vonnis van de voorzieningenrechter van 1 november 2023 was dus niet duidelijk wat de man precies moest financieren, en welke aanvraag hij precies aan Argenta moest doen. Bovendien blijkt uit de verklaring van de hypotheekadviseur (zie productie 5) dat de man al in augustus 2023 contact heeft opgenomen, zodat de man ook vóór 1 november 2023 niet volledig stil heeft gezeten.
4.2
Omdat de man naar het oordeel van het hof aan de op hem rustende inspanningsverplichting heeft voldaan, zijn er door hem geen dwangsommen verbeurd. In zoverre slagen de grieven van de man. Bij die stand van zaken hoeft het hof niet te beslissen op de eerste grief van de man, die inhoudt dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat niet in geschil was dat de vrouw gereed was om de levering te aanvaarden.
4-IV De vorderingen van de man
4.21
In hoger beroep heeft de man geconcludeerd dat zijn bij de voorzieningenechter ingestelde vordering(en) alsnog worden toegewezen. Partijen zijn bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van 16 mei 2024 echter overeengekomen dat de vrouw het door haar gelegde loonbeslag zou opheffen. Aan die afspraak heeft zij uitvoering gegeven. Dat betekent dat de man bij dit deel van zijn vordering geen belang meer heeft. Dit deel zal dus afgewezen worden. De man heeft echter ook gevraagd om de vrouw te verbieden om uit hoofde van het vonnis van de voorzieningenrechter van 1 november 2023 andermaal beslag te leggen. Dit deel van de vordering van de man zal het hof toewijzen. Vaststaat immers dat de man aan de op hem rustende inspanningsverplichting heeft voldaan, en dat het appartement en de woning inmiddels zijn geleverd, waarbij partijen over en weer uit de hoofdelijke aansprakelijkheid zijn ontslagen. De man heeft uit hoofde van het vonnis van de voorzieningenrechter van 1 november 2023 dus geen dwangsommen verbeurd, en kan uit dien hoofde ook geen dwangsommen meer verbeuren. Anders dan de man heeft gevorderd, zal het hof aan dit verbod echter geen dwangsom verbinden. Partijen hebben zich over en weer aan de op 16 mei 2024 gemaakte afspraken gehouden en de woningen zijn geleverd, zodat het hof daartoe onvoldoende aanleiding ziet.
4.22
In eerste aanleg heeft de man verder nog gevorderd om de vrouw te veroordelen tot terugbetaling van hetgeen zij van de man uit hoofde van het door haar gelegde derdenbeslag heeft ontvangen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf twee dagen na betekening van het vonnis. Onderdeel van de op 16 mei 2024 tussen partijen gemaakte afspraken was dat de vrouw van het door haar middels het loonbeslag geinde bedrag van € 14.393,79,- een bedrag van
€ 10.000,- zo spoedig mogelijk door de deurwaarder aan de man zou laten uitbetalen, en dat het restant van € 4.393,79 aan de vrouw zou worden uitbetaald ter zekerheid van eventueel verhaal van mogelijk verbeurde dwangsommen. Nu het hof tot het oordeel komt dat de man geen dwangsommen heeft verbeurd, zal de vrouw dit bedrag aan de man terug moeten betalen. Hetzelfde geldt voor eventuele andere bedragen die de vrouw uit hoofde van het door haar gelegde loonbeslag ten laste van de man zou hebben geïnd. Dit deel van de vordering van de man zal dus toegewezen worden.
4.23
Het hof zal de proceskosten tussen partijen in beide instanties compenseren. Partijen hebben een langdurige affectieve relatie gehad, zodat het hof aanleiding ziet om de proceskosten tussen hen in beide instanties op grond van artikel 237 Rv te compenseren, in die zin dat ieder van hen in beide instanties de eigen kosten draagt.
4.24
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, en opnieuw rechtdoende:
verbiedt de vrouw om uit hoofde van het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 1 november 2023, gewezen onder zaaknummer C13/739432 / KG ZA 23-830 EAM/JT, andermaal beslag ten laste van de man te leggen;
veroordeelt de vrouw tot terugbetaling aan de man van al hetgeen zij uit hoofde van het door haar onder de werkgever van de man op 15 januari 2024 gelegde loonbeslag heeft ontvangen, te vermeerderen met de wettelijke rente, een en ander vanaf twee dagen na betekening van dit arrest;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar voorraad;
compenseert de proceskosten in beide instanties tussen partijen in die zin, dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. T.M. Subelack, A.V.T. de Bie en M.E. Hinskens-van Neck en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2025.