ECLI:NL:GHAMS:2025:597

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
200.344.578/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling en geslachtsnaamswijziging in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om de wijziging van de zorgregeling en de geslachtsnaamswijziging van de minderjarige [minderjarige 1]. De moeder, verzoekster in principaal hoger beroep, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 16 mei 2024 aangevochten, waarin een zorgregeling was vastgesteld en het verzoek tot wijziging van de achternaam van [minderjarige 1] was afgewezen. De vader, verweerder in principaal hoger beroep, heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 17 januari 2025 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, en is er overeenstemming bereikt over de verdeling van de zomervakantie in 2025. Het hof heeft de zorgregeling aangepast, waarbij [minderjarige 1] in de oneven weken bij de vader verblijft van vrijdag 17:30 uur tot zondag 17:30 uur en elke woensdag van 8:30 uur tot 17:30 uur. De ouders hebben ook afspraken gemaakt over de vakanties en feestdagen. Het hof heeft de verzoeken van de moeder tot wijziging van de geslachtsnaam en het verbod op het plaatsen van foto's op sociale media ingetrokken, omdat partijen overeenstemming hebben bereikt. De beschikking is op 11 maart 2025 uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.344.578/01
zaaknummer rechtbank: C/13/745095 / FA RK 24-291 (ED/TM)
beschikking van de meervoudige kamer van 11 maart 2025 in de zaak van
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
hierna: de moeder,
advocaat: voorheen mr. E.M. van Blokland te Amsterdam, thans mr. K.E. van Lotringen te Amsterdam,
en
[de vader] ,
wonende te Weesp, gemeente [plaats A] ,
verweerder in principaal hoger beroep,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
hierna: de vader,
advocaat: mr. S.L. Fronik te Haarlem.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbende aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] , hierna: [minderjarige 1] .
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats A] ,
hierna: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, een verbod foto’s en/of informatie van [minderjarige 1] op sociale media te plaatsen en een geslachtsnaamswijziging.
1.2
De rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) heeft in een beschikking van 16 mei 2024 (hierna: de bestreden beschikking) een zorgregeling bepaald en het verzoek van de moeder tot wijziging van de achternaam van [minderjarige 1] afgewezen.
Het hof wijzigt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en laat voor het overige de bestreden beschikking in stand. Hierna wordt uitgelegd waarom.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De moeder is op 7 augustus 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De vader heeft op 25 september 2024 een verweerschrift met daarin ook een incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4
De moeder heeft op 31 oktober 2024 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.5
De zitting heeft op 17 januari 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door de heer V.E. Aelbers.
De advocaat van de vrouw heeft op de zitting een pleitnotitie overgelegd.
2.6
Na afloop van de zitting hebben partijen het hof op 22 en 23 januari bericht dat zij overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van de zomervakantie in 2025. Ook hebben zij de afspraken omtrent de achternaam van [minderjarige 1] in een door partijen getekende vaststellingsovereenkomst vastgelegd en het hof verzocht deze vaststellingsovereenkomst aan de beschikking te hechten.

3.De feiten

3.1
Partijen hebben om en nabij 5 jaar een relatie met elkaar gehad, welke relatie is geëindigd
medio september 2022.
3.2
Uit deze relatie is geboren:
- [minderjarige 1] , geboren te [plaats B] [in] 2021.
[minderjarige 1] is erkend door vader. [minderjarige 1] woont bij haar moeder.
3.3
Bij beschikking van 21 juli 2023 zijn partijen door de rechtbank, op het verzoek van vader,
gezamenlijk met het ouderlijk gezag belast.
3.4
De vader heeft uit een eerder huwelijk twee kinderen [minderjarige 2] en [minderjarige 3] , die 11 en 13 jaar oud zijn. De vader heeft met zijn ex-vrouw een co-ouderschapsregeling (een week op week af regeling). De vader heeft voorts een pasgeboren kind uit zijn relatie met zijn huidige partner. De moeder en baby wonen in [plaats C] , de vader heeft een LAT-relatie met haar.
3.5
De moeder heeft uit een eerdere relatie een dochter [minderjarige 4] , 14 jaar oud. [minderjarige 4] verblijft gemiddeld genomen een weekend in de twee weken bij haar vader en is de rest van de tijd bij de moeder.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking, voor zover hier van belang, de volgende verdeling van de reguliere zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders bepaald:
- gedurende een maand na de bestreden beschikking zal [minderjarige 1] bij vader zijn op zondag van 10:00-17:30 uur;
- in de tweede daaropvolgende maand zal [minderjarige 1] om de week bij vader zijn van zaterdag 10:00
uur tot zondag 17:30 uur en wekelijks op de woensdag van 12:00-17:30 uur waarbij zij bij vader mee-eet;
- in de derde daaropvolgende maand tot haar vierde levensjaar zal [minderjarige 1] bij vader zijn om de
week van vrijdag 12:00 uur tot maandag 12:00 uur, en wekelijks op de woensdag van 12:00-17:30 uur waarbij zij bij vader mee-eet;
- vanaf februari 2025 zal [minderjarige 1] bij vader verblijven om de week van vrijdag 12:00 uur
school tot woensdag 12:00 uur;
- en vanaf het moment dat [minderjarige 1] naar school gaat vanaf vrijdag uit school tot vrijdag naar
school.
Verder is bepaald voor de zomervakantie 2024 dat [minderjarige 1] bij haar vader zal verblijven gedurende
tweemaal één week, die ouders in onderling overleg met elkaar dienen af te stemmen en bij haar moeder zal verblijven gedurende twee weken onafgebroken met [minderjarige 1] , waarbij de overige weken van de zomervakantie de reguliere zorgregeling zal gelden, tenzij ouders in onderling overleg tot een afwijkende regeling komen met het oog op de zorgregelingen voor hun kinderen uit de vorige relaties en is bepaald dat vanaf de herfstvakantie 2024 de verdeling van de vakanties en de feestdagen, tussen de vader en de moeder als na te melden zal zijn:
Vakanties:
Voorjaarsvakantie, [minderjarige 1] is in de even jaren bij vader en in de oneven jaren bij moeder;
Meivakantie, [minderjarige 1] is in de even jaren de eerste week bij de vader en in de tweede week bij de
moeder en in de oneven jaren de eerste week bij de moeder, en de tweede week bij de vader;
Zomervakantie: in de even jaren de eerste twee weken alsmede de vijfde week bij de vader, en
in de tweede twee weken alsmede de zesde week bij de moeder en in de oneven jaren de eerste
twee weken alsmede de vijfde week bij de moeder en in de tweede twee weken alsmede de
zesde week bij de vader;
Herfstvakantie: [minderjarige 1] is in de even jaren bij de moeder en de oneven jaren bij de vader;
Kerstvakantie: [minderjarige 1] is in de even jaren de eerste week bij de vader en de tweede week bij de
moeder en in de oneven jaren in de eerste week bij de moeder en in de tweede week bij de
vader;
Bij de meerweekse vakanties waarin tussendoor een overdracht plaatsvindt is de overdracht op vrijdag om 12:00 uur, voor het overige zal een vakantie ingaan vanaf de vrijdag uit school;
Feestdagen:
Pasen: in de oneven jaren bij de vader en in de even jaren bij de moeder;
Hemelvaart: in de even jaren bij de moeder en in de oneven jaren bij de vader;
Pinksteren: in de oneven jaren bij de vader en in de even jaren bij de moeder;
Kerst wordt gevierd bij de ouder waar [minderjarige 1] de eerste week vakantie verblijft en Oud & Nieuw
bij de ouder waar [minderjarige 1] de tweede week van de vakantie verblijft;
voor deze feestdagen geldt dat als zij in een vakantie vallen, het rooster van de vakantie leidend is voor de verdeling. [minderjarige 1] zal derhalve niet tussendoor op en neer gaan voor een feestdag
bij de andere ouder;
Vader- en Moederdag worden bij de betreffende ouder gevierd;
Verjaardag [minderjarige 1] : in de even jaren zal [minderjarige 1] op haar eigen verjaardag bij de vader verblijven en
in de oneven jaren bij haar moeder;
Sinterklaas viert [minderjarige 1] bij de ouder waarbij zij volgens de reguliere zorgregeling is, waarbij het
de andere ouder vrij staat om ook een moment van Sinterklaasviering in te plannen, qua
omvang met inachtneming van de leeftijd van [minderjarige 1] op dat moment.
Verder heeft de rechtbank in de bestreden beschikking het verzoek van de moeder tot wijziging van de geslachtsnaam van [minderjarige 1] alsmede het verzoek van de moeder tot een verbod om foto’s van [minderjarige 1] te plaatsen op social media, afgewezen
4.2
De moeder verzoekt na wijziging, met vernietiging van de bestreden beschikking (in zoverre), dat het hof de volgende reguliere zorgregeling bepaalt:
- [minderjarige 1] verblijft, vanaf februari tot en met juni 2025, in de oneven weken van vrijdag 17:00 uur tot zondag 17:00 uur , alsmede iedere woensdag van 09:00 uur tot 17:00 uur bij de vader;
- na de zomervakantie verzoekt de moeder te bepalen dat [minderjarige 1] in de oneven weken (de week dat de zoons van de vader er ook zijn), van vrijdag uit school tot dinsdag naar school bij de vader verblijft en in de andere week van maandag uit school tot dinsdag naar school bij de vader verblijft;
- de zomervakantie wordt verdeeld waarbij [minderjarige 1] de eerste twee weken bij de een en de derde week bij de ander verblijft en de vierde week bij de een en de laatste twee weken bij de ander verblijft;
- de feestdagenregeling wordt gewijzigd wat betreft de verdeling van de kerstdagen, waarbij [minderjarige 1] in de even jaren eerste kerstdag bij de moeder is en tweede kerstdag bij de vader en in de oneven jaren vice versa.
Verder verzoekt de moeder het hof alsnog te bepalen dat de vader geen foto's en/of informatie van [minderjarige 1] op sociale media mag plaatsen.
Ten slotte verzoekt de moeder primair de vader te verplichten toestemming te geven en zijn medewerking te verlenen binnen twee weken na de nog te geven beschikking - aan het wijzigen van de achternaam van [minderjarige 1] in de dubbele achternaam [naam 1] , bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats A] of een andere gemeente;
Subsidiair te bepalen dat de toestemming en medewerking van de vader die nodig is voor het wijzigen van de achternaam van [minderjarige 1] in de dubbele achternaam [naam 1] , wordt vervangen door de vervangende toestemming van het hof aan de moeder om de eigen achternaam toe te voegen aan de achternaam [naam 2] van [minderjarige 1] ;
Meer subsidiair te bepalen dat voor het indienen van het verzoek tot wijziging van de
achternaam van [minderjarige 1] bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid tot wijziging van de
geslachtsnaam van [minderjarige 1] van [naam 2] in [naam 1] de vervangende toestemming
van het hof wordt verleend.
4.3
De vader verzoekt in zijn verweerschrift de verzoeken van de moeder voor wat betreft de vervangende toestemming en het verbod tot het plaatsen van foto’s en/of informatie van [minderjarige 1] op social media af te wijzen. Bij incidenteel hoger beroep verzoekt de vader, met vernietiging van de bestreden beschikking na wijziging, de volgende zorgregeling te bepalen waarbij [minderjarige 1] als volgt bij de vader verblijft:
-vanaf februari 2025 tot aan het moment dat [minderjarige 1] naar school gaat: in de oneven week het weekend van vrijdag 17:30 uur tot zondag 17:30 uur en elke woensdag van 08:30 uur tot 17:30 uur;
-vanaf het moment dat [minderjarige 1] naar school gaat: in de oneven weken vanaf vrijdag uit school tot in de even week vrijdag naar school, en als er op de vrijdag geen school is of [minderjarige 1] ziek is: vanaf 08:30 uur op de vrijdag in de oneven week, tot 08:30 uur op de vrijdag in de even week;
-waarbij steeds geldt dat als de overdracht niet op school is, de moeder [minderjarige 1] naar de vader brengt en de vader [minderjarige 1] weer naar de moeder brengt;
- in de zomervakantie: in de oneven jaren de eerste drie weken en in de even jaren
de laatste drie weken;
-in de schoolvakanties die één of twee weken duren: in de oneven weekenden van vrijdag 17:30 uur tot en met woensdag 12:00 uur en na de even weekenden van maandag 10:00 uur tot woensdag 12:00 uur
-waarbij steeds geldt dat de moeder [minderjarige 1] naar de vader brengt en de vader [minderjarige 1] weer naar de moeder brengt.

5.De motivering van de beslissing

De verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
wettelijk kader
5.1
Uit artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling kan vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag, waaronder de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.
De reguliere zorgregeling
Standpunten van partijen
5.2
De moeder voert aan dat de door de rechtbank vastgestelde co-ouderschapsregeling niet in het belang is van [minderjarige 1] . Er is al jaren geen harmonie tussen de ouders en dat komt er ook niet meer. Mediation of andere vormen van ouderschapsbemiddeling worden door de vader geweigerd. Voor een co-ouderschap is een basis niveau van communicatie nodig en dat is er niet. Er moet veel worden afgestemd met elkaar. [minderjarige 1] zal sneller in conflicten raken. Een co-ouderschap is te onrustig en vader kan dit niet combineren met zijn werk, ook niet als hij thuis werkt. De rechtbank overweegt dat de moeder een bijzondere vorm van begeleiding eist (ro. 4.5). Dit vraagt de moeder niet. De moeder zou graag een orthopedagoog voor [minderjarige 1] willen inschakelen of een mediator. Dit is geen bijzondere vorm van begeleiding. De rechtbank overweegt ook dat de moeder een vlekkeloze communicatie wenst. Dit betwist de moeder. De moeder wil een communicatie die goed genoeg is om zaken met elkaar af te stemmen. [minderjarige 1] heeft een vader in haar leven nodig, maar dit kan ook met een weekendregeling. De afstand tussen de woningen van partijen is wel degelijk een belemmering. Ook overweegt de rechtbank ten onrechte dat alleen de wensen en keuzes van de moeder bepalend zijn. Haar keuzes en wensen zijn niet bepalend maar juist de vader blijft de machtsstrijd opzoeken. De vader houdt communicatie af. Een extra complicatie is dat BSO niet kan worden afgenomen om de week, hetgeen bij een co-ouderschap de consequentie zou zijn. Ter zitting in hoger beroep heeft de moeder verklaard dat [minderjarige 1] in de kerstvakantie voor het eerst een hele week bij de vader is geweest. Hoewel de moeder beaamt dat contact met de vader [minderjarige 1] goed doet, heeft het wel een weerslag op haar als zij te lang weg is bij de moeder. Na die week in de kerstvakantie heeft [minderjarige 1] vier nachten niet kunnen doorslapen en vertoonde zij verlatingsangst. Er dient volgens de moeder dan ook een realistische zorgregeling te worden bepaald, zoals door haar verzocht, die aansluit bij wat [minderjarige 1] nodig heeft.
5.3
De vader heeft aangevoerd dat hij achter de door de rechtbank vastgestelde co-ouderschapsregeling staat, maar hij verzoekt enige aanpassingen (in de opbouw) van de zorgregeling zoals die door de rechtbank is bepaald. De vader is vanwege zijn nieuwe baan namelijk nu wel in staat de zorg voor [minderjarige 1] te dragen op de woensdag. Ook wil hij onduidelijkheden voorkomen in de regeling om zo discussies tot een minimum te beperken. Volgens de vader zijn er geen contra-indicaties die zich verzetten tegen een co-ouderschapsregeling op de door hem verzochte wijze. Wel is hij het met de moeder eens dat zij zich samen tot de hulpverlening dienen te wenden teneinde de verstandhouding en communicatie tussen hen te verbeteren, maar de vader ziet dit los van de co-ouderschapsregeling en wil niet dat dit een voorwaarde is voor een co-ouderschap.
Advies van de raad
5.4
De raad heeft naar voren gebracht dat het voor de identiteitsontwikkeling van [minderjarige 1] belangrijk is om te weten wie haar beide ouders zijn. Om zelfstandig een goed beeld van haar vader te krijgen is het van belang dat [minderjarige 1] frequent contact heeft met hem. Daarvoor is het echter niet noodzakelijk dat de zorg in tijd gelijk tussen de ouders wordt verdeeld; van belang is dat de ouders tijd met [minderjarige 1] doorbrengen en dat ouders in staat zijn een brug te vormen voor [minderjarige 1] van de ene wereld waar de vader in leeft naar de andere wereld waar de moeder in leeft. De ouders moeten die overgangen soepel laten verlopen, zeker gelet op de leeftijd van [minderjarige 1] waarbij zij nog volledig afhankelijk is van haar ouders. Voor een co-ouderschap is het noodzakelijk dat de ouders in staat zijn met elkaar te communiceren over [minderjarige 1] . De raad adviseert het hof voor nu een langere weekendregeling vast te stellen met een woensdag. Voor de raad is het op dit moment onvoldoende duidelijk of een co-ouderschap op termijn, zoals is verzocht door de vader, in het belang van [minderjarige 1] is. De raad sluit een co-ouderschap in de toekomst zeker niet uit maar de ouders hebben op communicatief vlak daar nog wel stappen in te nemen.
Beoordeling van het hof
5.5
Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting in hoger beroep naar voren is gekomen is gebleken dat de ouders zijn afgeweken van de opbouwregeling zoals deze in de bestreden beschikking is bepaald. Op dit moment wordt door de ouders uitvoering gegeven aan een regeling waarbij [minderjarige 1] om de week van vanaf vrijdag 17:30 uur tot zondag 17:30 uur bij de vader verblijft. Ook heeft [minderjarige 1] voor het eerst in december, in de kerstvakantie een week aaneensluitend bij de vader doorgebracht. Beide ouders hebben ter zitting in hoger beroep verklaard dat de weekendregeling goed verloopt en beiden zijn het er over eens dat [minderjarige 1] met ingang van februari 2025 ook de woensdag bij de vader (die op woensdag vrij is) kan verblijven. Het hof zal dan ook bepalen dat [minderjarige 1] in de oneven weken van vrijdag 17:30 uur tot zondag 17:30 uur bij de vader verblijft en elke woensdag van 8:30 uur tot 17:30 uur. Voor de woensdag sluit het hof aan bij de weekendtijden.
De ouders verschillen nog over de vraag of deze regeling doorloopt tot de zomervakantie 2025 of totdat [minderjarige 1] naar school gaat (naar verwachting in juni 2025). Het hof is van oordeel dat de vakantie een passend moment is voor een uitbreiding.
Verder is in geschil tussen partijen op welke wijze deze regeling na de zomer van 2025 dient te worden uitgebreid. Met de raad is het hof van oordeel dat het voor de identiteitsontwikkeling van [minderjarige 1] belangrijk is om te weten wie haar beide ouders zijn en dat het daarvoor nodig is dat er frequent contact met beide ouders is. Dit betekent niet per se dat de zorg gelijk in tijd verdeeld dient te worden, maar dat [minderjarige 1] in staat wordt gesteld tijd met beide ouders door te brengen en een gelijkwaardige relatie met haar ouders kan opbouwen. Daarbij dient de leeftijd van [minderjarige 1] niet uit het oog verloren te worden. [minderjarige 1] is nog maar drie jaar oud en compleet afhankelijk van beide ouders. Haar tijdsbesef is nog niet voldoende ontwikkeld om te kunnen inschatten hoe lang het duurt voordat zij de andere ouder weer ziet.
Het hof is dan ook van oordeel dat na de zomervakantie de hiervoor genoemde regeling dient te worden uitgebreid in die zin dat [minderjarige 1] van vrijdag in de oneven weken uit school tot woensdag (in de even weken) 17:30 uur bij de vader verblijft en in de andere week van woensdag uit school tot 17:30 uur. Doorslaggevend voor het hof is dat de vader op woensdag vrij is en er dan dus ook voor [minderjarige 1] kan zijn. Ook laat het hof hierin meewegen dat in de langere weekenden dat [minderjarige 1] bij haar vader is ook [minderjarige 2] en [minderjarige 3] daar zijn. Een uitbreiding zoals door de vader gewenst, inhoudende een week op week af regeling, acht het hof op dit moment niet in het belang van [minderjarige 1] . Niet alleen de leeftijd van [minderjarige 1] maar ook de communicatie tussen partijen is op dit moment te moeizaam om al na de zomervakantie tot de door de vader gewenste verdeling te komen. Het hof gaat ervan uit dat de ouders, zoals zij ter zitting ook hebben toegezegd, zich tot de hulpverlening zullen wenden om de communicatie tussen hen te verbeteren zodat zij in de toekomst in staat zijn zelf afspraken te maken over [minderjarige 1] en de verdeling van de zorgregeling.
De verdeling van de vakanties en feestdagen
Standpunten van partijen
5.6
De moeder voert aan dat de zomervakantie anders dient te worden verdeeld. Volgens de bestreden beschikking is het zo als de ene ouder [minderjarige 1] in week 3, 4 en 6 van de zomervakantie bij zich heeft, deze ouder met [minderjarige 1] en de/het andere kind(eren) (die in week 1 t/m 3 of week 4 t/m 6 bij vader of moeder verblijven/verblijft) niet langer dan één week met vakantie kan. Dat is niet wenselijk, aldus de moeder. Zij wil graag twee aaneengesloten weken met de kinderen op vakantie kunnen gaan. De moeder vindt een verblijf van [minderjarige 1] gedurende drie weken aaneengesloten in de zomervakantie bij een ouder te lang. Zij verzoekt een verdeling in weken van de zomervakantie van 2-1-1-2.
De kerstdagen dienen volgens haar ook gedeeld te worden, in die zin dat [minderjarige 1] in de even jaren eerste kerstdag bij moeder is en tweede kerstdag bij de vader is en in de oneven jaren andersom. In ro 4.6 overweegt de rechtbank dat het voor [minderjarige 1] te onrustig is op een feestdag heen en weer te reizen. De rechtbank spreekt zichzelf volgens de vrouw tegen, aangezien dit wel voor de verjaardag van [minderjarige 1] is bepaald.
De moeder staat verder achter de verdeling van de vakanties en feestdagen zoals deze in de bestreden beschikking is bepaald.
5.7
De vader wil de zomervakantie verdeeld hebben in die zin dat [minderjarige 1] drie weken naar de ene ouder gaat en vervolgens drie weken naar de andere ouder. Volgens de vader verzet het belang van [minderjarige 1] zich daar niet tegen. Daarbij komt dat de vader zijn twee zoons ook gedurende drie weken in de zomervakantie bij zich heeft, zodat hij graag zou willen dat [minderjarige 1] dan ook in diezelfde weken bij hem is. Een en ander is ook praktisch nu de vader maar beperkt vrij kan nemen van zijn werk in de zomervakantie.
Voorts wenst vader de vakanties van één week gelijkelijk te delen, waarbij op de woensdag om 12:00 uur gewisseld wordt.
Ter zitting in hoger beroep heeft de vader ingestemd met het verzoek van de moeder de eerste en tweede kerstdag te verdelen. De vader staat verder achter de verdeling van de vakanties en feestdagen zoals deze in de bestreden beschikking zijn bepaald.
Advies van de raad
5.8
De raad adviseert het hof, gelet op de leeftijd van [minderjarige 1] , de komende zomervakantie de moeder te volgen in de door haar voorgestelde verdeling; het jaar daarop kan de zomervakantie gedeeld worden in die zin, dat [minderjarige 1] drie weken aaneensluitend bij de ene ouder verblijft en vervolgens drie weken aaneensluitend bij de andere ouder verblijft. Er dient volgens de raad gedurende de zomervakantie, in het belang van [minderjarige 1] , een vast videobelmoment met de andere ouder te zijn.
Beoordeling van het hof
5.9
Uit de nagekomen brieven van partijen blijkt dat zij overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van de zomervakantie van 2025. Nu het hof deze afspraak niet in strijd acht met de belangen van [minderjarige 1] zal het hof dienovereenkomstig beslissen. Hetzelfde geldt voor de verdeling van de eerste en tweede kerstdag, zoals partijen ter zitting in hoger beroep zijn overeengekomen. Ook over het halen en brengen van [minderjarige 1] voor de zorgregeling zijn de ouders het eens, zodat het hof dienovereenkomstig zal beslissen.
Ten aanzien van de zomervakanties na 2025 zal het hof bepalen dat [minderjarige 1] drie weken aaneengesloten bij de moeder en drie weken aaneengesloten bij de vader zal verblijven. [minderjarige 1] is dan al ouder en heeft inmiddels er aan kunnen wennen gedurende langere tijd bij één ouder te blijven. Het hof gaat er daarbij wel vanuit dat [minderjarige 1] in de gelegenheid wordt gesteld met de andere ouder te videobellen. Voor wat betreft de overige vakanties en feestdagen zal het hof de rechtbank volgen.
Voor de leesbaarheid van de beschikking zal het hof echter de bestreden beschikking voor wat betreft de verdeling van de reguliere zorg en de vakanties en feestdagen in zijn geheel vernietigen en opnieuw op na te noemen wijze vaststellen.
Verbod social media
5.1
De moeder heeft ter zitting in hoger beroep haar verzoek om te bepalen dat de vader geen foto's en/of informatie van [minderjarige 1] op sociale media mag plaatsen, ingetrokken. Nu dit verzoek is ingetrokken hoeft het hof daarop niet meer te beslissen.
De achternaam van [minderjarige 1]
5.11
Ter zitting in hoger beroep hebben partijen op dit punt overeenstemming bereikt en de afspraken over de achternaam van [minderjarige 1] vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst die door partijen is getekend. De moeder heeft haar verzoeken omtrent de achternaam, gelet op die overeenstemming, ingetrokken. Partijen verzoeken de vaststellingsovereenkomst aan de beschikking te hechten. Nu partijen overeenstemming hebben bereikt en de moeder haar verzoeken aan het hof met betrekking tot de achternaam heeft ingetrokken, hoeft het hof daarop niet meer te beslissen. Het hof zal conform het verzoek van partijen de door hen getekende vaststellingsovereenkomst aan deze beschikking hechten.
Dit leidt tot de navolgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor wat betreft de verdeling van zorg- en opvoedingstaken en opnieuw rechtdoende:
bepaalt de verdeling van de reguliere zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders aldus dat met
ingang van februari 2025 de navolgende zorgregeling heeft te gelden:
- tot de zomervakantie van 2025 zal [minderjarige 1] bij vader verblijven in de oneven weken van vrijdag 17:30 uur tot zondag 17:30 uur en elke woensdag van 8:30 uur tot 17:30 uur;
- en vanaf de zomervakantie 2025 zal [minderjarige 1] bij vader verblijven van vrijdag in de oneven weken uit school tot woensdag (in de even weken) 17:30 uur en in de andere week van woensdag uit school tot 17:30 uur;
bepaalt voor de zomervakantie 2025 dat [minderjarige 1] bij haar moeder zal verblijven in week 1, 2 en 4 en bij haar vader zal verblijven in week 3, 5 en 6. Met ingang van de zomervakantie 2026 verblijft [minderjarige 1] drie weken aansluitend bij de vader en drie weken aansluitend bij de moeder, waarbij [minderjarige 1] in de oneven jaren de eerste drie weken bij de vader is en de laatste drie weken bij de moeder, en in de even jaren vice versa;
bepaalt dat de verdeling van de overige vakanties en de feestdagen, tussen de vader en de moeder als na te melden zal zijn:
Vakanties:
Voorjaarsvakantie: [minderjarige 1] is in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder;
Meivakantie: [minderjarige 1] is in de even jaren de eerste week bij de vader en in de tweede week bij de
moeder en in de oneven jaren de eerste week bij de moeder, en de tweede week bij de vader;
Herfstvakantie: [minderjarige 1] is in de even jaren bij de moeder en de oneven jaren bij de vader;
Kerstvakantie: [minderjarige 1] is in de even jaren de eerste week bij de vader en de tweede week bij de
moeder en in de oneven jaren in de eerste week bij de moeder en in de tweede week bij de
vader (waarbij de eerste en tweede kerstdag als hierna te noemen worden verdeeld);
Bij de meerweekse vakanties waarin tussendoor een overdracht plaatsvindt is de overdracht op vrijdag om 12:00 uur, voor het overige zal een vakantie ingaan vanaf de vrijdag uit school;
Feestdagen:
Pasen: in de even jaren bij de moeder en in de oneven jaren bij de vader;
Hemelvaart: in de even jaren bij de moeder en in de oneven jaren bij de vader;
Pinksteren: in de even jaren bij de moeder en in de oneven jaren bij de vader;
waarbij voor deze feestdagen geldt dat als deze in een vakantie vallen, het rooster van de vakantie leidend is voor de verdeling. [minderjarige 1] zal derhalve niet tussendoor op en neer gaan voor de feestdagen, met uitzondering van de kerstdagen.
Kerst: [minderjarige 1] verblijft in de oneven jaren de eerste kerstdag bij de moeder en tweede kerstdag bij de vader en in de even jaren vice versa.
Vader- en Moederdag worden bij de betreffende ouder gevierd;
Verjaardag [minderjarige 1] : in de even jaren zal [minderjarige 1] op haar eigen verjaardag bij de vader verblijven en
in de oneven jaren bij haar moeder;
Sinterklaas viert [minderjarige 1] bij de ouder waarbij zij volgens de reguliere zorgregeling is, waarbij het
de andere ouder vrij staat om ook een moment van Sinterklaasviering in te plannen, qua
omvang met inachtneming van de leeftijd van [minderjarige 1] op dat moment;
het halen en brengen van [minderjarige 1] vindt als volgt plaats: [minderjarige 1] wordt door de ouder waar zij op dat moment is, gebracht naar de andere ouder;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.W.K. Bosman, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. J.M. van Baardewijk, in tegenwoordigheid van de griffier en is op 11 maart 2025 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.