In deze zaak gaat het om de verdeling van de voormalige echtelijke woning van partijen na hun echtscheiding. De vrouw heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, waarin is bepaald dat de woning aan haar wordt toegedeeld tegen een waarde van € 400.000, met de verplichting om de man te ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld. De vrouw mag een bedrag van € 28.910 wegens achterstallige partneralimentatie en € 968 voor door haar verrichte investeringen in mindering brengen op de overwaarde die zij aan de man moet betalen. Het hof oordeelt dat de vrouw ook nog € 9.499 aan achterstallige betalingen van de man moet ontvangen, maar wijst de vordering voor de kosten van lekkage af, omdat deze handelingen niet zelfstandig door de vrouw konden worden verricht zonder overleg met de man. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank, met enkele aanvullingen, en compenseert de proceskosten.