Het hof overweegt als volgt. [minderjarige] heeft op jonge leeftijd al veel meegemaakt. Hij woonde tot december 2022 gedeeltelijk bij zijn vader en gedeeltelijk bij zijn moeder. Begin december 2022 is [minderjarige] met spoed uit huis geplaatst bij de vader. Sinds februari 2023 is [minderjarige] weer bij de moeder gaan wonen. [minderjarige] heeft sindsdien geen contact meer met de vader. Duidelijk is dat deze gebeurtenissen zowel voor de moeder als voor [minderjarige] heel ingrijpend zijn geweest. Zij hebben beiden hulp nodig om dit te verwerken. Ook de verstoorde relatie tussen de ouders en het ontbreken van ieder contact tussen [minderjarige] en zijn vader maken dat [minderjarige] zich nog steeds in een moeilijke situatie bevindt. Uit het rapport van Levvel en het eindverslag van Kort en Krachtig komen verschillende kwaliteiten van [minderjarige] naar voren, zoals zijn zorgzaamheid, zijn (vrolijke) gedrag op school en zijn mogelijkheden om sociale contacten aan te gaan. Maar er worden ook zorgen geconstateerd met betrekking tot zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. In het rapport van Levvel staat dat in het onderzoek wordt gezien dat [minderjarige] een angstige indruk maakt, dat hij last heeft van somberheidsklachten en vermijdt om te spreken over zijn vader. Hij lijkt moeite te hebben om over negatieve emoties te praten. In het eindverslag van Kort en Krachtig staat beschreven dat er bij [minderjarige] sprake lijkt te zijn van een emotionele blokkade. Het hof is gelet op al het voorgaande van oordeel dat er bij [minderjarige] sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging.
Kort en Krachtig adviseert in het eindverslag (onder meer) eerst IGT-K therapie voor trauma en hechting (voor de moeder en [minderjarige] gezamenlijk) en vervolgens speltherapie voor [minderjarige] . De IGT-K therapie is gericht op het gezamenlijk verwerken van de mogelijke trauma's van zowel moeder als [minderjarige] en het herstellen van de veilige hechting tussen hen. Dit creëert een veilige basis voor [minderjarige] om emoties te uiten en zelfvertrouwen op te bouwen, wat essentieel is voor zijn herstel. Pas nadat deze basis is gelegd kan speltherapie effectief zijn, aldus het verslag. De speltherapie biedt [minderjarige] een laagdrempelige manier om emoties en mogelijke trauma’s te verwerken, met name gerelateerd aan de thuissituatie en eventuele spanningen rondom ouderschap en omgang.
Gebleken is dat zowel de moeder als de GI zich kunnen vinden in dit (deel van het) advies van Kort en Krachtig. De vraag is of een gedwongen kader noodzakelijk is voor (de aanvaarding van) de hulpverlening. Duidelijk is dat het voor de moeder heel moeilijk is om samen te werken met de GI. De gebeurtenissen in het verleden, in het bijzonder de tijdelijke uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader, hebben ervoor gezorgd dat zij geen enkel vertrouwen meer heeft in de GI. Het hof acht het positief dat - ondanks deze moeilijke verhouding – onlangs een gesprek heeft plaatsgevonden tussen de GI en de moeder op het kantoor van de advocaat van de moeder en dat ook al een nieuw evaluatiegesprek is gepland. De moeder en haar advocaat verdienen een compliment voor het zetten van deze stap.
Het hof is -met de raad- van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] is dat de hulpverlening, zoals geadviseerd door Kort en Krachtig, zo spoedig mogelijk wordt gestart en dat het traject ook wordt gecontinueerd en afgerond. Een beëindiging van de ondertoezichtstelling zou naar verwachting tot vertraging van het opstarten van deze hulp leiden. Daarbij komt dat de moeder wisselend kan zijn in het aanvaarden van hulpverlening. Als zij het niet eens is met de hulpverlening bestaat de kans dat zij op enig moment niet meer mee wil werken en dat [minderjarige] als gevolg daarvan het traject niet af kan maken. Gelet hierop biedt hulpverlening in het vrijwillig kader naar het oordeel van het hof op dit moment onvoldoende waarborgen.
Zowel de GI als de moeder zullen zich in moeten zetten om de hulpverlening van de grond te krijgen. Daarbij is van belang dat de geadviseerde stappen worden gevolgd. Het hof benadrukt in dit verband dat Kort en Krachtig uitdrukkelijk adviseert pas na evaluatie van de speltherapie te kijken of [minderjarige] klaar is voor contact met de vader. [minderjarige] moet eerst voldoende stabiliteit en veerkracht hebben opgebouwd. De door de GI ter zitting in hoger beroep genoemde mogelijkheid om te kijken of de omgang met de vader naar voren gehaald kan worden en door de GI begeleid kan worden, is niet in overeenstemming met dit deskundige advies en naar het oordeel van het hof thans niet in het belang van [minderjarige] . Bovendien zal deze afwijking van het advies naar verwachting ook een negatieve impact hebben op de samenwerking tussen de GI en de moeder. Het hof gaat er dan ook vanuit dat de GI de door Kort en Krachtig geadviseerde stappen zal volgen. Daarnaast is door Kort en Krachtig geadviseerd te starten met gezamenlijke (IGT-K) therapie voor [minderjarige] en de moeder. Kort en Krachtig heeft bij dit advies alle omstandigheden in aanmerking genomen, ook de omstandigheid dat [minderjarige] al een tijd geen contact heeft met zijn vader. Dat een loyaliteitsconflict van [minderjarige] in de weg zou staan aan deze therapie, zoals door de GI ter zitting in hoger beroep is aangegeven, blijkt hier niet uit. Het hof gaat er dan ook van uit dat de GI ook op dit punt het advies van Kort en Krachtig tot uitgangspunt zal nemen.
Gelet op al het voorgaande is het hof van oordeel dat aan de gronden voor verlenging van de ondertoezichtstelling nog steeds wordt voldaan. Het hof ziet, mede gelet op de stappen die nog gezet moeten worden en de resterende tijd van de ondertoezichtstelling, geen aanleiding de ondertoezichtstelling in duur te beperken, zoals subsidiair door de moeder is verzocht.
Het hof zal het door de moeder verzochte dan ook afwijzen en de bestreden beschikking bekrachtigen.
Het hof merkt daarbij nog wel op dat als de hulpverlening van start is gegaan, deze goed verloopt en de moeder haar volledige medewerking verleent, door de GI onderzocht moet worden of een volgende verlenging van de ondertoezichtstelling nog noodzakelijk is.