ECLI:NL:GHAMS:2025:537

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
4 maart 2025
Zaaknummer
200.343.226/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bijzondere curator en gezag over minderjarigen in het kader van ouderschap en communicatieproblemen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om het gezag over twee minderjarigen, [minderjarige 1] (17) en [minderjarige 2] (16), na een scheiding van de ouders in 2012. De rechtbank Amsterdam had eerder bepaald dat alleen de moeder het gezag zou uitoefenen, wat de vader niet accepteert. Hij verzoekt om het gezamenlijk gezag te behouden en om de benoeming van een bijzondere curator, terwijl de moeder het verzoek van de vader afwijst. De vader stelt dat hij nooit problemen heeft veroorzaakt en dat hij meer betrokkenheid wil bij het leven van zijn kinderen. De moeder daarentegen wijst op de slechte communicatie tussen de ouders en de negatieve impact die de vader op de kinderen heeft gehad.

Tijdens de procedure in hoger beroep, die op 15 januari 2025 plaatsvond, waren de ouders niet aanwezig, maar hun advocaten en vertegenwoordigers van de Jeugdbescherming en de Raad voor de Kinderbescherming waren wel aanwezig. De kinderen hebben hun wensen duidelijk geuit, waarbij zij aangeven geen contact met de vader te willen. Het hof heeft de situatie van de kinderen beoordeeld, waarbij het belang van hun stabiliteit en rust voorop staat. De vader heeft in de afgelopen jaren slechts sporadisch contact met de kinderen gehad, wat de communicatie bemoeilijkt. Het hof concludeert dat de benoeming van een bijzondere curator niet in het belang van de kinderen is en dat het gezamenlijk gezag niet uitvoerbaar is. Het hof bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank, waarbij de moeder het gezag over de kinderen alleen uitoefent.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.343.226/01
zaaknummer rechtbank: C/13/730369 / FA RK 23/1424
beschikking van de meervoudige kamer van 4 maart 2025 in de zaak van
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna: de vader,
advocaat: mr. G.G. Kempenaars te Almere,
en
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna: de moeder,
advocaat: mr. R.H. Wormhoudt te Ruinerwold.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
- de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio [plaats A] , hierna: de GI,
- de minderjarige [minderjarige 1] , hierna: [minderjarige 1] , en
- de minderjarige [minderjarige 2] , hierna: [minderjarige 2] .
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats A] ,
hierna: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over het gezag over [minderjarige 1] (17) en [minderjarige 2] (16).
1.2
De rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) heeft in een beschikking van 3 april 2024 (hierna: de bestreden beschikking) beslist dat alleen de moeder voortaan het gezag heeft.
De vader is het daar niet mee eens en wil het gezamenlijk gezag behouden. Voor de vader hoort het gezag bij het ouderschap en hij wijst erop dat het gezamenlijk gezag nooit tot problemen heeft geleid en dat hij als gezaghebbende ouder meer informatie over de kinderen krijgt. Ook wil de vader dat een bijzondere curator wordt benoemd. De moeder is het wel eens met de bestreden beschikking. Zij vindt dat de vader het aan zichzelf te wijten heeft dat er geen plek meer voor hem is in het leven van de kinderen.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De vader is op 3 juli 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De moeder heeft op 3 september 2024 een verweerschrift ingediend.
2.3
Het hof heeft daarnaast het volgende stuk ontvangen:
- een bericht van de zijde van de vader van 13 januari 2025 met bijlage,
- een bericht van de zijde van de vader van 14 januari 2025 met bijlage,
2.4
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben allebei in een brief laten weten wat zij van de zaak vinden.
2.5
De zitting heeft op 15 januari 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de advocaat van de vader,
- de advocaat van de moeder,
- twee vertegenwoordigers van de GI, en
- de raad, vertegenwoordigd door A. Touber.
De moeder en de vader zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van vier kinderen, waarvan twee nu nog minderjarig zijn, namelijk:
- [minderjarige 1] , geboren [in] 2007 te [plaats A] , en
- [minderjarige 2] , geboren [in] 2009 te [plaats A] .
De ouders zijn getrouwd geweest en zijn op 16 april 2012 gescheiden.
3.2
De moeder en de kinderen zijn in 2012 naar Marokko vertrokken en in 2022 in Nederland
teruggekeerd.
3.3
Bij beschikking van 28 februari 2023 zijn de kinderen onder toezicht gesteld van de GI, met ingang van 28 februari 2023 tot 28 augustus 2023. Bij beschikking van 13 maart 2024 zijn de kinderen (opnieuw) onder toezicht gesteld, tot 13 maart 2025. Daartoe heeft de kinderrechter onder meer het volgende overwogen:
‘(..)de kinderen (hebben) al jaren geen contact (…) met de vader, behalve dan wellicht even in juni vorig jaar volgens de vader. Wel is duidelijk dat de vader al jaren geen rol van betekenis in het leven van de kinderen heeft gespeeld. De kinderen willen op dit moment ook geen contact met hem. Er zijn meerdere zorgen over de kinderen. De moeder en de kinderen hebben lang in Marokko gewoond en daarover is veel onduidelijk. De kinderen hebben daar nare ervaringen opgedaan waar zij last van hebben. Er was geen mogelijkheid tot onderwijs en mogelijk was sprake van kindermishandeling en verwaarlozing door de familie van de vader. Er is GGZ behandeling nodig voor moeder en de kinderen. De kinderen hebben een negatief zelfbeeld en moeite met de schoolgang. De ouders communiceren niet.’

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking, voor zover hier van belang, het gezamenlijk gezag van de ouders beëindigd en de moeder voortaan met de uitoefening van het gezag over de kinderen belast.
4.2
De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre:
- het verzoek tot beëindiging van het gezamenlijk gezag af te wijzen en het gezamenlijk gezag in stand te laten;
- te bepalen dat, indien het hof zich onvoldoende voorgelicht acht om op basis van de processtukken en het raadsrapport in eerste aanleg een beslissing te nemen, voor de kinderen een bijzondere curator te benoemen, zodat deze het belang van de kinderen kan vertegenwoordigen;
- althans zodanig te bepalen als het hof redelijk en billijk acht.
4.3
De moeder verzoekt het hoger beroep van de vader ongegrond te verklaren en zijn verzoek af te wijzen, dan wel hem niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep.

5.De motivering van de beslissing

Bijzondere curator
Het wettelijk kader
5.1
Uit artikel 1:250, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat wanneer in aangelegenheden betreffende diens verzorging en opvoeding de belangen van de met het gezag belaste ouders of een van hen in strijd zijn met die van de minderjarige, de desbetreffende rechter, indien hij dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, daarbij in het bijzonder de aard van deze belangenstrijd in aanmerking genomen, op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve een bijzondere curator benoemt om de minderjarige ter zake, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen.
De standpunten en het advies van de raad
5.2
De vader vindt het wenselijk dat een bijzondere curator wordt benoemd. De kinderen geven wisselende signalen, waaruit kan worden afgeleid dat zij in een loyaliteitsconflict zitten. Een bijzondere curator kan met de kinderen in gesprek gaan over wat zij echt willen.
5.3
De moeder wil niet dat er een bijzondere curator wordt benoemd. De kinderen zijn duidelijk in hun wens en hebben behoefte aan rust. Ze willen niet opnieuw met een ander persoon in gesprek.
5.4
De GI heeft naar voren gebracht dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog achter hun standpunt staan en dat zij niet met een bijzondere curator in gesprek zullen willen gaan. Het is lastig voor hen om mensen te vertrouwen, en een dergelijk traject zou spanning en onzekerheid veroorzaken. De moeder laat in gesprekken met de GI altijd weten dat zij contact tussen de kinderen en de vader niet in de weg staat als de kinderen dat willen.
5.5
De raad adviseert om geen bijzondere curator te benoemen. Een bijzondere curator kan niet meer doen dan al is gebeurd bij het raadsonderzoek. De kinderen zijn erg beschadigd en hebben rust nodig.
De beoordeling door het hof
5.6
De kinderen zijn eerder gehoord bij het onderzoek door de raad. Toen hebben zij verteld dat zij niet willen dat de vader mede het gezag heeft. De kinderen hebben dat ook in een brief aan het hof laten weten. Zij hebben geregeld contact met hun jeugdbeschermer van de GI. Ook tegen de jeugdbeschermer zijn zij duidelijk in hun wens dat de vader geen beslissingen over hen zal nemen. Dat sprake is van wisselende signalen bij de kinderen, zoals de vader stelt, en dat de belangen van de kinderen in strijd zijn met de belangen van de moeder, is niet gebleken. Bovendien is het niet in het belang van de kinderen om een bijzondere curator te benoemen. Het hof heeft van de GI de laatste informatie over de situatie van de kinderen gekregen en is voldoende geïnformeerd om een beslissing over het gezag te kunnen nemen. De kinderen zijn erg kwetsbaar. Hun woonsituatie is nog niet stabiel en zij hebben last van de onzekerheid daarover. De kinderen gaan nog niet dagelijks naar school. Zij zouden baat hebben bij een GGZ-behandeling, maar het zal nog lange tijd duren voordat zij daar gemotiveerd voor zijn en stabiel genoeg zijn om daarvan te kunnen profiteren. De kinderen hebben al met de raad en met de jeugdbeschermer gesproken over hun jeugd en hun contact met beide ouders. Het zou een grote belasting zijn voor de kinderen om opnieuw met een vreemde daarover te moeten praten, terwijl zij hun wens al vaak en consequent hebben geuit. Het hof zal daarom geen bijzondere curator benoemen.
Gezag
Het wettelijk kader
5.7
Uit artikel 1:251 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de ouders die gezamenlijk het gezag hebben na ontbinding van het huwelijk dit gezag gezamenlijk blijven uitoefenen.
Uit artikel 1:251a BW volgt dat de rechter na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed op verzoek van de ouders of van één van hen kan bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De standpunten en het advies van de raad
5.8
Volgens de vader heeft de rechtbank onterecht aangenomen dat hij al jaren geen contact heeft met de kinderen: dat contact is er wel. De vader heeft nooit beslissingen omtrent de kinderen tegengewerkt en laat juist weten dat hij het belangrijk vindt dat de kinderen hulpverlening krijgen. Hoewel de communicatie tussen de ouders niet goed is, zou gezamenlijk gezag toch mogelijk zijn omdat de kinderen al ouder zijn en er een ondertoezichtstelling is, zodat de ouders via de jeugdbeschermer zouden kunnen communiceren. De vader wil niet het gevoel hebben dat hij geen vader meer is. Als gezaghebbende ouder ontvangt de vader informatie over hoe het met de kinderen gaat, zodat hij betrokken kan blijven bij de kinderen.
5.9
De moeder vindt dat de rechtbank het gezamenlijk gezag terecht heeft beëindigd. De vader heeft de moeder en de kinderen meer dan tien jaar geleden achtergelaten in Marokko onder erbarmelijke omstandigheden en hun terugkeer naar Nederland bemoeilijkt. De moeder en de kinderen hebben daardoor trauma’s opgelopen. De vader heeft al meer dan tien jaar geen contact met de kinderen en heeft het aan zichzelf te danken dat er geen plek meer voor hem is in het leven van de kinderen, aldus de moeder.
5.1
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben allebei laten weten dat zij niet willen dat de vader gezag over hen heeft en dat zij met rust gelaten willen worden.
5.11
De GI heeft naar voren gebracht dat de vader zijn gezag in het verleden heeft misbruikt door het gezin in Marokko achter te laten en daarom terecht het gezag niet meer heeft.
5.12
De raad adviseert de bestreden beschikking te bekrachtigen. Voor gezamenlijk gezag is nodig dat ouders met elkaar kunnen overleggen en deze ouders zijn niet in staat om afspraken met elkaar te maken. Een beslissing van het hof dat de moeder eenhoofdig het gezag uitoefent kan rust brengen in het gezin, waardoor hopelijk de nodige hulpverlening kan worden opgestart.
De beoordeling door het hof
5.13
De ouders zijn niet in staat om met elkaar te communiceren of te overleggen. Zij hebben een ingewikkelde geschiedenis, waarbij zij beiden een totaal andere lezing hebben van wat er is gebeurd. De kans dat de onderlinge communicatie nog sterk verbetert voordat alle kinderen meerderjarig zijn, schat het hof erg laag in. Volgens de vader kan de GI tijdens de ondertoezichtstelling een rol spelen om te helpen bij de zeer moeizame communicatie tussen de ouders. De ondertoezichtstelling eindigt echter binnenkort en de GI zal niet om verlenging vragen.
5.14
De vader heeft daarnaast de kinderen de afgelopen jaren slechts op korte momenten gezien. Het is voor hem dan ook erg lastig om bij het nemen van beslissingen te beoordelen wat in het belang van de kinderen is. De kinderen hebben bovendien een leeftijd waarbij wat zij belangrijk vinden zwaar weegt, en zij hebben een langere periode consequent aangegeven dat zij niet willen dat de vader mede het gezag heeft. Ten slotte is van belang dat de kinderen zich momenteel in een heel kwetsbare situatie bevinden, zoals het hof onder 5.6 heeft beschreven. De kinderen hebben belang bij rust. Hoewel niet gebleken is dat de vader belangrijke beslissingen ooit heeft geblokkeerd, zou de noodzaak om de vader bij beslissingen om instemming te vragen en zijn reactie af te wachten naar verwachting steeds veel onrust veroorzaken.
5.15
Het hof begrijpt dat de vader geïnformeerd wil worden over de kinderen. Ook als ouder zonder gezag kan de vader echter verzoeken om geïnformeerd te worden. Het gezag zou zijn informatiepositie weliswaar kunnen verbeteren, maar dat weegt voor het hof minder zwaar dan de genoemde omstandigheden die gezamenlijk gezag nauwelijks uitvoerbaar en nadelig voor de kinderen zouden maken. Ook de wens van de vader om zich een volwaardige ouder te voelen door het gezag te behouden, weegt minder zwaar. Het hof acht het daarom net als de rechtbank in het belang van de kinderen noodzakelijk dat alleen de moeder het gezag over hen heeft.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. Schenkeveld, mr. A.N. van de Beek en mr. J.W. Brunt, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker als griffier en is op 4 maart 2025 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.