ECLI:NL:GHAMS:2025:499

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
200.336.098/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhuizing van de moeder met kinderen naar plaats B en vervangende toestemming

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verhuizing van de moeder met haar vier minderjarige kinderen naar plaats B. De rechtbank Noord-Holland had eerder op 26 september 2023 aan de moeder vervangende toestemming verleend voor deze verhuizing, maar de vader was het daar niet mee eens en verzocht het hof om de moeder te bevelen terug te verhuizen naar een woning binnen dertien kilometer van zijn woning. De moeder, die inmiddels zonder toestemming van de vader naar plaats B was verhuisd, was het eens met de beschikking van de rechtbank, maar wilde dat het hof de gronden daarvan zou verbeteren of aanvullen.

Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij het belang van de kinderen als doorslaggevend werd beschouwd. De vader stelde dat de verhuizing niet in het belang van de kinderen was en dat hij daardoor in zijn rol als ouder werd beperkt. De moeder daarentegen betoogde dat de verhuizing noodzakelijk was voor haar welzijn en dat van de kinderen, en dat zij in plaats B een sociaal netwerk had opgebouwd. Het hof oordeelde dat de kinderen al sinds juli 2023 in plaats B woonden en dat een terugverhuizing ingrijpende gevolgen zou hebben voor hun stabiliteit en ontwikkeling. Het hof concludeerde dat de belangen van de kinderen zwaarder wogen dan die van de vader en dat de moeder voldoende recht had op haar keuze om met de kinderen te verhuizen. De verzoeken van de vader werden afgewezen, en het hof oordeelde dat de moeder geen wijziging van het dictum vroeg, waardoor haar verzoek in het incidenteel hoger beroep werd afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.336.098/01
zaaknummer rechtbank: C/15/340920 / FA RK 23-2811
beschikking van de meervoudige kamer van 11 februari 2025 in de zaak van
[de vader] ,
wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
hierna: de vader,
advocaat: mr. C.A. Offermans te Leusden,
en
[de moeder] ,
wonende te [plaats B] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
hierna: de moeder,
advocaat: mr. A. Kotan te Amsterdam.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] , hierna: [minderjarige 1] ,
- de minderjarige [minderjarige 2] , hierna: [minderjarige 2] ,
- de minderjarige [minderjarige 3] , hierna: [minderjarige 3] ,
- de minderjarige [minderjarige 4] , hierna: [minderjarige 4] ,
(hierna gezamenlijk: de kinderen).
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de verhuizing van de moeder met de kinderen naar [plaats B] .
1.2
De rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de rechtbank) heeft in haar beschikking van 26 september 2023 (hierna: de bestreden beschikking) de moeder vervangende toestemming verleend om met de kinderen te verhuizen naar [plaats B]
.
De vader is het daar niet mee eens en wil dat het hof de moeder beveelt om samen met de kinderen terug te verhuizen naar een woning gelegen binnen een straal van dertien kilometer van zijn woning, op straffe van een dwangsom.
De moeder is het eens met de bestreden beschikking, maar wil dat het hof de gronden daarvan verbetert c.q. aanvult.
Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen en zal hierna uitleggen waarom.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De vader is op 22 december 2023 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De moeder heeft op 4 maart 2024 een verweerschrift met daarin ook een incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
Het hof heeft daarnaast de volgende stukken ontvangen:
- een bericht van de zijde van de vader van 4 maart 2024, met bijlage,
- een bericht van de zijde van de vader van 30 mei 2024, met bijlagen,
- een bericht van de zijde van de moeder van 20 augustus 2024, met bijlage.
2.4
De zitting heeft op 16 december 2024 plaatsgevonden, gelijktijdig met de zitting in de zaak tussen partijen over de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de zorgregeling (bij het hof bekend onder zaaknummer 200.346.799).
Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de raad, vertegenwoordigd door A. Touber.
De advocaat van de vader heeft op de zitting een pleitnotitie overgelegd.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn [in] 2015 in [plaats C] met elkaar gehuwd, welk huwelijk op 12 mei 2023 is ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de
echtscheidingsbeschikking van de rechtbank van 7 april 2023, hersteld bij beschikking van 9 mei 2023.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
[minderjarige 1] , geboren [in] 2018 te [plaats C] ,
[minderjarige 2] , geboren [in] 2019 te [plaats C] ,
[minderjarige 3] , geboren [in] 2020 te [plaats C] ,
[minderjarige 4] , geboren [in] 2021 te [plaats C]
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen.
3.3
Van voornoemde beschikking van 7 april 2023, hersteld bij beschikking van 9 mei 2023, maakt het tussen partijen op 22 februari 2023 gesloten ouderschapsplan deel uit.
In dit ouderschapsplan zijn partijen – voor zover nu relevant – overeengekomen dat:
- de kinderen hun hoofdverblijfplaats hebben bij de moeder;
- een reguliere verdeling van zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) geldt
waarbij de kinderen de ene week van zaterdag 11:00 uur tot maandag 18:00 uur bij
de vader zijn en de andere week van maandag 08:00 uur tot 18:00 uur en vrijdag
vanaf werk tot zaterdag 08:30 uur bij de vader zijn;
- een vakantieregeling geldt die - kort gezegd - uitgaat van een verdeling bij helfte.
3.4
Op 23 juni 2023 heeft de moeder het inleidende verzoekschrift ingediend bij de rechtbank, ingekomen aldaar op 27 juni 2023.
3.5
In juli 2023 is de moeder zonder toestemming van de vader (en zonder de uitkomst van de procedure bij de rechtbank af te wachten) met de kinderen verhuisd naar [plaats B] .
De vader heeft in de procedure bij de rechtbank verweer gevoerd en verzocht om de moeder te bevelen terug te verhuizen naar [plaats C] .
3.6
Bij de bestreden beschikking van 26 september 2023 heeft de rechtbank de moeder vervangende toestemming verleend om met de minderjarigen te verhuizen naar [plaats B] , onder afwijzing van de overige verzoeken.
3.7
Bij vonnis in kort geding heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland op 20 oktober 2023 aan de moeder vervangende toestemming verleend om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in te schrijven op basisschool De [X] in [plaats B] .
3.8
Bij de - bij voorraad uitvoerbaar verklaarde - beschikking van 14 augustus 2024 van de rechtbank Amsterdam heeft de rechtbank het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen afgewezen en de moeder vervangende toestemming verleend om [minderjarige 3] en [minderjarige 4] in te schrijven op basisschool De [X] in [plaats B] . Daarnaast heeft de rechtbank de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 7 april 2023 en het daaraan gehechte ouderschapsplan gewijzigd, in die zin dat een zorgregeling zal gelden waarbij de kinderen drie weekenden per vier weken van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de vader verblijven, waarbij de vader de kinderen op vrijdag ophaalt bij de moeder en de moeder de kinderen op zondag ophaalt bij de vader.
3.9.
Tegen de beschikking van 14 augustus 2024 heeft de vader eveneens hoger beroep ingesteld, waarbij hij tevens heeft verzocht de tenuitvoerlegging bij voorraad te schorsen. In die zaak zal op dezelfde datum als die van de onderhavige zaak, door het hof uitspraak worden gedaan.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking de moeder vervangende toestemming verleend om met de kinderen te verhuizen naar [plaats B] .
4.2
De vader verzoekt
in het principaal hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de moeder te bevelen dat zij ervoor zorg dient te dragen dat zij en kinderen binnen één maand na de beschikking zijn terugverhuisd naar een woning die is gelegen binnen een straal van dertien kilometer van de woning van de vader, althans binnen een door het hof in goede justitie te bepalen straal en termijn;
II. te bepalen dat de moeder een direct opeisbare dwangsom verbeurt van € 250,- voor iedere
dag, of gedeelte daarvan, dat zij met het onder I. gevorderde in gebreke blijft, althans een
door het hof in goede justitie te bepalen dwangsom.
4.3
De moeder verzoekt
in het principaal hoger beroepde bestreden beslissing te bekrachtigen en de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, dan wel zijn hoger beroep af te wijzen.
In het incidenteel hoger beroepverzoekt zij de bestreden beschikking te bekrachtigen onder verbetering c.q. aanvulling van de gronden, in die zin dat zij opgenomen wil zien dat het haar niet in ernstige mate kwalijk te nemen valt dat zij zonder voorafgaande toestemming van de rechtbank met de kinderen is verhuisd naar [plaats B] .

5.De motivering van de beslissing

5.1
Omdat partijen zowel de Nederlandse als de Turkse nationaliteit hebben, draagt de zaak een internationaal karakter. Net als de rechtbank is het hof van oordeel dat de Nederlandse rechter bevoegd is om over de verzoeken van partijen te oordelen. Tussen partijen staat niet ter discussie het oordeel van de rechtbank in de bestreden beschikking dat Nederlands recht van toepassing is, zodat ook het hof dat als uitgangspunt zal nemen.
Het wettelijk kader
5.2
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) dient de rechter in geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijke gezag, waaronder het onderhavige geschil over de verhuizing van de kinderen, een zodanige beslissing te nemen als hem in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt. Bij deze beoordeling dient de rechter volgens vaste rechtspraak aan de hand van alle omstandigheden van het geval de belangen van de betrokkenen in aanmerking te nemen en af te wegen. Het belang van de kinderen dient daarbij een overweging van de eerste orde te zijn. Dat neemt niet weg dat, afhankelijk van de omstandigheden, andere belangen zwaarder kunnen wegen.
De standpunten
5.3
De vader stelt dat de rechtbank ten onrechte de onrechtmatige verhuizing van de moeder met de kinderen naar [plaats B] heeft gelegaliseerd. Met deze beslissing heeft de rechtbank onvoldoende recht gedaan aan het belang van de vader en dat van de kinderen. De verhuizing is niet in het belang van de kinderen. Aan de zorgregeling – die partijen in het ouderschapsplan zijn overeengekomen – kan door de afstand tussen [plaats B] en [plaats A] geen uitvoering meer worden gegeven. De rol van de vader in het leven van de kinderen is daardoor teruggebracht tot die van een weekendvader. Hij wenst echter een aan de moeder gelijkwaardige rol, hetgeen mogelijk is als partijen bij elkaar in de buurt blijven wonen. Het is in het belang van de kinderen om in de nabijheid van hun beide ouders te kunnen opgroeien. De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat de moeder de hoofdopvoeder van de kinderen was. Partijen hebben gedurende hun huwelijk de opvoeding en verzorging van de kinderen gezamenlijk vormgegeven. Het jaar voorafgaande aan de echtscheiding waren de ouders doordeweeks allebei een dag vrij, de overige drie dagen gingen de kinderen naar de opvang en in het weekend nam de vader het grootste deel van de zorg voor de kinderen op zich. Anders dan de rechtbank heeft overwogen is een terugkeer van de kinderen (en de moeder) naar de regio [plaats C] niet onmogelijk. De moeder heeft weliswaar de huur opgezegd van de voormalige echtelijke woning, maar er zijn genoeg geschikte huurwoningen te vinden voor de prijs die zij nu betaalt voor haar woning in [plaats B] . Ook haar werk vormt geen belemmering om terug te keren. In [plaats C] is – net als in [plaats B] – sprake van een tekort aan artsen. De overplaatsing naar een werkplek in [plaats B] was voor de moeder niet noodzakelijk, maar vond plaats op haar eigen verzoek. Van die keuze dient de moeder zelf de consequenties te dragen en niet de kinderen en de vader. De moeder kan dan ook worden bevolen om terug te verhuizen. Maar indien zij daartoe niet bereid is, kunnen de kinderen bij de vader komen wonen. Hij is inmiddels wel bereid en – met de hulp van een au pair – ook in staat om de zorg voor de kinderen op zich te nemen. De vader meent dat de verhuizing dient te worden getoetst aan de zogenoemde verhuiscriteria, zoals volgens vaste jurisprudentie gebruikelijk is. De rechtbank heeft deze toetsing ten onrechte achterwege gelaten, hetgeen in strijd is met de rechtszekerheid. In de onderhavige zaak is aan voornoemde criteria niet voldaan, hetgeen ertoe dient te leiden dat het verzoek van de moeder om vervangende toestemming om met de kinderen naar [plaats B] te mogen verhuizen alsnog moet worden afgewezen, aldus de vader.
5.4
De moeder stelt dat de rechtbank haar terecht vervangende toestemming heeft verleend om met de kinderen te verhuizen naar [plaats B] . Anders dan de vader stelt, was de verhuizing wel degelijk noodzakelijk en in het belang van de kinderen. Zij ging namelijk gebukt onder de sociale controle en druk van de vader en zijn familie. Zij verkeerde in een isolement in [plaats C] . Op een gegeven moment kwam ook haar opleiding tot verzekeringsarts hieronder te lijden. Zij heeft dan ook de beslissing om zonder toestemming naar [plaats B] te verhuizen niet vrijelijk genomen, maar is hiertoe door de houding van de vader jegens haar gedwongen. Het uitdrukkelijke verzoek van haar werkgever om haar in [plaats B] tewerk te stellen in combinatie met het vinden van een woning daar, was voor haar een unieke kans om zich los te maken van de vader en diens familie. De mogelijkheid om het hoofdverblijf van de kinderen bij de vader te laten zijn, is ten tijde van de verhuizing van de moeder naar [plaats B] tussen partijen besproken. De vader heeft dit voorstel echter van de hand gewezen met de mededeling dat hij met zijn ADHD nogal chaotisch is en daardoor de zorg voor vier kinderen niet op zich kan nemen. Ook heeft de vader ter zitting in eerste aanleg verklaard dat het voor hem praktisch onmogelijk is dat de kinderen bij hem hun hoofdverblijfplaats krijgen. Van dit feitencomplex diende de rechtbank uit te gaan en de rechtbank kon dan ook niet anders dan de moeder vervangende toestemming te verlenen.
De moeder kan niet instemmen met een hoofdverblijf van de kinderen bij de vader. Zij acht dit niet in het belang van de kinderen, nu dit feitelijk zou betekenen dat de vader vanwege zijn werk de zorg voor de kinderen grotendeels uit handen zal (moeten) geven aan een au pair, een vreemde voor de kinderen. Het is meer in het belang van de kinderen om bij de moeder te verblijven. Zij is immers altijd de hoofdverzorger van de kinderen geweest. Zij is pas in maart 2022 voor het eerst begonnen met 36 uur per week te werken. Vanaf haar afstuderen eind 2017 tot en met februari 2022 heeft zij nooit meer dan 16 uur per week gewerkt. Dit, omdat de afspraak was dat de vader zich eerst zou specialiseren (tot huisarts) waarbij de moeder er voor de kinderen zou zijn en dat na zijn specialisatie de vader minder zou werken opdat de moeder aan haar specialisatie kon beginnen. Na de afronding van zijn specialisatie weigerde de vader echter minder te gaan werken. De vrouw heeft bewust voor een specialisatie gekozen waar zij haar werkuren flexibel kan inrichten rondom de zorg voor de kinderen, hetgeen ook een reden is om het hoofdverblijf van de kinderen bij haar te bepalen. Verder geldt dat de kinderen gelet op hun leeftijd meer afhankelijk van de moeder zijn dan van de vader. Daarnaast acht de moeder een nieuwe woonomgeving en schoolwissel niet in het belang van de kinderen. Met name [minderjarige 1] heeft veel van de ruzie rondom de echtscheiding meegekregen en lijkt nu net een beetje te wennen aan de wisselmomenten tussen zijn ouders en het idee dat zij niet meer bij elkaar wonen.
De verhuizing naar [plaats B] is voor de moeder een existentieel punt geweest en zij zal – nu zij eindelijk haar vrijheid terug heeft gewonnen – nooit en te nimmer terugverhuizen naar de regio [plaats C] . Bovendien is dit feitelijk ook niet mogelijk. In de regio [plaats C] heeft zij geen sociaal vangnet. Haar werk, haar woning en haar familie – en dan in het bijzonder haar moeder die haar ondersteunt in de zorg voor de kinderen – bevinden zich in [plaats B] .
De nabijheid van de vader heeft in dat opzicht ook geen enkele meerwaarde omdat hij het
simpelweg nalaat om buiten de reguliere omgangsmomenten contact te hebben met de kinderen, laat staan dat hij ad hoc kan en wil bijspringen. De moeder meent dan ook dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.
5.5
De raad heeft ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht het lastig te vinden om in de onderhavige zaak te adviseren. In het leven van de kinderen zijn door de moeder grote beslissingen genomen met verstrekkende gevolgen, waardoor de situatie is zoals die nu is. Het terugdraaien van die beslissingen heeft eveneens grote gevolgen voor de kinderen. De ouders zijn inmiddels al meermalen bij de rechtbank en het hof geweest om beslissingen te vragen over geschilpunten waar zij zelf niet uitkomen. De raad vraagt zich daardoor af op welke wijze partijen hun ouderschap in de toekomst willen gaan vormgeven als de communicatie tussen hen ontbreekt. Zij zijn de ouders van vier jonge kinderen en er zullen nog vele beslissingen over de opvoeding en verzorging van de kinderen genomen moeten worden. Door middel van mediation en de hulp van een bijzondere curator is geprobeerd om de ouders daarover het gesprek aan te laten gaan, maar dat is tot op heden tevergeefs gebleken. Duidelijk is dat de ouders meer/andere hulp nodig hebben om hun onderlinge verhouding en communicatie te verbeteren. De raad denkt daarbij aan de SCHIP-aanpak (Samenkomen, Conflicthantering, Helpend Horen, Integratie en Partnerschap = SCHIP). In een dergelijk hulpverleningstraject is aandacht voor de relatiebreuk, leren partijen dit een plek te geven in hun leven en leren zij om samen hun ouderschap vorm te geven en afspraken te maken zodat in de toekomst procedures als de onderhavige voorkomen kunnen worden. De kinderen hebben hun beide ouders nodig en de raad gunt hen ook ouders die samen beslissingen kunnen nemen. Beide ouders hebben daarin een zware verantwoordelijkheid. Ongeacht de uitkomst van de onderhavige procedure is het voor de raad duidelijk dat hulpverlening noodzakelijk is. Een mogelijkheid zou volgens de raad kunnen zijn dat het hof de beslissing aanhoudt en dat partijen zich ondertussen tot de hulpverlening wenden voor een hulpverleningstraject op basis van de SCHIP-aanpak en de raad onderzoek gaat verrichten naar de verhuizing, de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de zorgregeling tussen de ouders. Wellicht dat partijen in die periode van aanhouding er samen uit komen en een beslissing van het hof niet langer nodig is, aldus de raad.
5.6
Het hof overweegt als volgt.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat partijen gedurende hun huwelijk de afspraak hebben gemaakt dat de moeder minder zou gaan werken dan de vader zodat zij voor de kinderen kon zorgen en hij zich na zijn studie kon specialiseren tot huisarts. Tot maart 2022 werkte de moeder niet meer dan 16 uur per week. Pas vanaf maart 2022 is de moeder 36 uur per week gaan werken en zijn de kinderen drie dagen per week naar de kinderopvang gegaan. Vervolgens zijn partijen in november 2022 uit elkaar gegaan. In het ouderschapsplan van 22 februari 2023 zijn partijen overeengekomen dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats hebben bij de moeder en dat zij de ene week van zaterdag 11:00 uur tot maandag 18:00 uur bij de vader verblijven en de andere week van maandag 08:00 uur tot 18:00 uur en vrijdag vanaf werk tot zaterdag 08:30 uur bij de vader verblijven. De overige dagen zijn de kinderen bij de moeder.
In reactie op het verzoekschrift van de moeder om alsnog vervangende toestemming voor verhuizing naar [plaats B] te verkrijgen heeft de vader op 30 augustus 2023 op zijn beurt de rechtbank verzocht de moeder te bevelen – kort samengevat – met de kinderen terug te verhuizen naar [plaats C] . De vader heeft ter zitting verklaard dat hij met zijn verzoeken een verhuizing van de moeder en de kinderen terug naar [plaats C] wil bewerkstellingen. Daarbij heeft hij verklaard dat het voor hem praktisch onmogelijk is om het hoofdverblijf van de kinderen bij hem te realiseren. Eerst bij verzoekschrift van 4 maart 2024 heeft de vader de rechtbank Amsterdam verzocht om het ouderschapsplan te wijzigen en de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen, welk verzoek is afgewezen. In de procedure in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats van de kinderen heeft de vader zijn verzoek gewijzigd, in die zin dat hij verzoekt de hoofdverblijfplaats van de kinderen pas vanaf de start van het nieuwe schooljaar bij hem te bepalen. In regio Noord start het schooljaar 2025-2026 op maandag 25 augustus 2025. Dit leidt ertoe dat het hof bij de beoordeling van de onderhavige zaak zal uitgaan van de situatie dat de kinderen vanwege het verzoek van de vader in ieder geval nog tot 25 augustus 2025 hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben en dat tot dat moment bij haar het zwaartepunt van de zorg voor de kinderen ligt.
5.7
Zoals de moeder heeft gesteld, heeft zij in beginsel het recht om na de echtscheiding haar leven met de kinderen in te richten op een manier die haar goed lijkt. Daaronder valt ook de vrijheid om met de kinderen op een andere plek te gaan wonen. Wel is het zo dat naarmate de vader daardoor meer wordt beperkt in de invulling van zijn leven met de kinderen, er meer reden moet zijn om die verandering van woonomgeving te rechtvaardigen. Naar het oordeel van het hof heeft de moeder voldoende aannemelijk gemaakt dat zij belang heeft bij de verhuizing naar [plaats B] . Zij heeft daar haar woning, haar werk en een sociaal netwerk, waartoe in het bijzonder haar moeder behoort, die haar helpt bij de opvang van de kinderen.
5.8
Tegenover dit belang staat het belang van de vader om voornoemde zorgregeling te kunnen voortzetten en op die manier een aan de moeder gelijkwaardige rol te kunnen vervullen in het leven van de kinderen. Ook is het in zijn belang om de kinderen in zijn directe omgeving te zien opgroeien en op een makkelijke manier contact met hen te kunnen onderhouden. De verhuizing van de kinderen naar [plaats B] maakt inbreuk op deze belangen.
5.9
Voor het hof is in de onderhavige zaak het belang van de kinderen doorslaggevend. Het hof zal dan ook, evenals de rechtbank, de verhuizing van de moeder niet aan de zogenaamde verhuiscriteria toetsen, nu het hof van oordeel is dat – ook als het toetsen aan de verhuiscriteria voor de moeder negatief uitpakt- de belangen van de kinderen zich verzetten tegen een terugverhuizing naar de regio [plaats C] . Het hof overweegt daartoe als volgt.
De kinderen wonen al sinds juli 2023 met de moeder in [plaats B] . De vader heeft in de procedure rondom de verhuizing te kennen gegeven geen ruimte te zien om zelf de hoofverzorger van de kinderen te worden, hetgeen er mede toe heeft geleid dat de rechtbank de vrouw vervangende toestemming voor de verhuizing heeft gegeven.
Zoals hiervoor is overwogen, zullen de kinderen in ieder geval nog tot 25 augustus 2025 bij de moeder blijven wonen. Ter zitting in hoger beroep heeft de vader toegelicht dat hij de zorg voor de kinderen pas op zich kan nemen als hij een au-pair heeft gevonden en dat de verwachting is dat dit nog enige tijd gaat duren, nu het vinden van een geschikte au pair wordt bemoeilijkt door het feit dat hij een alleenstaande vader met vier kinderen is. Dit betekent dat de kinderen tegen de tijd dat zij volgens de vader wel hun hoofdverblijf bij hem kunnen krijgen, al ruim twee jaar in [plaats B] zullen wonen en dat drie van de vier kinderen daar naar school zullen gaan.
Hoewel de kinderen van partijen nog jong zijn zullen zij – naarmate zij ouder worden en langer wonen in [plaats B] – steeds meer geworteld raken in [plaats B] . Opnieuw een verhuizing zal daardoor ingrijpende gevolgen hebben voor de kinderen. Zij zullen uit hun vertrouwde omgeving worden gehaald, een nieuwe school moeten gaan bezoeken en tijdens de buitenschoolse uren moeten worden opgevangen door anderen dan hun oma, die dit al geruime tijd voor haar rekening neemt. Het hof acht deze wijzigingen niet in het belang van de kinderen. Voor de kinderen is het noodzakelijk dat er na de periode van de echtscheiding van hun ouders en hun verhuizing naar [plaats B] rust komt, zodat zij al deze veranderingen kunnen verwerken. Daarbij is voor het hof ook van belang dat de verhuizing van de kinderen naar [plaats B] een goed contact met de vader niet in de weg hoeft te staan en dat zijn betrokkenheid in het leven van de kinderen voldoende is gewaarborgd. De moeder heeft immers ter compensatie voor haar verhuizing met de kinderen naar [plaats B] aangeboden dat de kinderen drie weekenden per vier weken bij de vader kunnen verblijven en dat de vakantie- en feestdagen bij helfte worden gedeeld. Het is de vader die deze compensatie in de weekenden afwijst.
5.1
De vader heeft nog aangevoerd dat door het alsnog verlenen van vervangende toestemming de moeder als het ware wordt beloond voor haar onrechtmatige handelen. Het hof heeft oog voor het standpunt van de vader, maar dat laat onverlet dat het thans niet in het belang is van de kinderen om alsnog (en wederom) te verhuizen.
5.11
Het vorenstaande betekent dat het hof de zaak niet zal aanhouden om een onderzoek door de raad te laten verrichten. Met het doen van onderzoek zal zeker zes maanden zijn gemoeid, waarna de zaak nog ter zitting zal dienen te worden behandeld. Het verstrijken van al die tijd maakt eens te meer dat de kinderen alsdan zijn geworteld in [plaats B] en een verhuizing nog minder in de rede ligt dan thans al het geval is.
5.12
Gelet op al het vorenstaande zal het hof dan ook de verzoeken van de vader afwijzen.
5.13
In het incidenteel hoger beroep heeft de moeder verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen onder verbetering c.q. aanvulling van de gronden. Het hof is van oordeel dat omdat de moeder geen wijziging van het dictum vraagt, zij onvoldoende belang heeft bij haar hoger beroep. Om die reden zal haar verzoek worden afgewezen.
5.14
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
in het principaal hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte;
in het incidenteel hoger beroep:
wijst het verzoek van de moeder af.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Kleefmann, mr. R.M. Troost en mr. E.S. Jansen, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Betlem als griffier en is op 11 februari 2025 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.