ECLI:NL:GHAMS:2025:495

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
200.349.279/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, aangeduid als [het kind]. De machtiging is verleend door de kinderrechter en geldt van 3 december 2024 tot 3 maart 2025. De moeder van [het kind] heeft de zaak aangespannen, bijgestaan door haar advocaat, mr. M.M.E. Rietjens. De gecertificeerde instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna: de GI), heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van [het kind]. Het hof heeft de feiten en omstandigheden rondom de ontwikkeling van [het kind] in overweging genomen, waaronder eerdere plaatsingen, gedragsproblemen en de noodzaak van hulpverlening. Het hof concludeert dat de kinderrechter terecht de machtiging heeft verleend, gezien de ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen van [het kind]. De moeder heeft aangegeven dat zij niet weet waar [het kind] zich momenteel bevindt en dat hij angstig is voor de politie. De GI heeft benadrukt dat een gesloten plaatsing noodzakelijk is om de veiligheid van [het kind] en zijn broertjes en zusjes te waarborgen. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, omdat er geen minder ingrijpende alternatieven zijn en de situatie van [het kind] vraagt om een zorgvuldige aanpak.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.349.279/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/759968 / JE RK 24-737
beschikking van de meervoudige kamer van 11 februari 2025 in de zaak van
[het kind],
verblijvende op een voor het hof onbekend adres,
verzoeker in hoger beroep,
hierna: [het kind] ,
advocaat: mr. M.G.C. van Riet te Amsterdam ,
en
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbende aangemerkt:
- [de moeder] (hierna te noemen: de moeder) bijgestaan door mr. M.M.E. Rietjens te Amsterdam .
Het hof heeft als informant aangemerkt:
- de jeugdreclasseerder van de GI.
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Amsterdam ,
hierna: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de machtiging gesloten jeugdhulp voor [het kind] met ingang van 3 december 2024 tot 3 maart 2025.
1.2
Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kinderrechter) van 3 december 2024, met schriftelijke uitwerking van 9 december 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.De procedure in hoger beroep

2.1
[het kind] is op 23 december 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking van 3 december 2024.
2.2
De GI heeft op 15 januari 2025 een verweerschrift ingediend.
2.3
Het hof heeft daarnaast het volgende stuk ontvangen:
- het rechtbankdossier, op 30 december 2024.
2.4
De zitting heeft op 5 februari 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de advocaat van [het kind] ;
- de GI, vertegenwoordigd door de jeugdbeschermer en de jeugdreclasseerder;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en ondersteund door dhr. T. Çetinkaya, tolk in de Turkse taal.
- de raad, vertegenwoordigd door [naam 1] .
[het kind] is niet in persoon verschenen.

3.De feiten

3.1
[het kind] is geboren [geboortedatum] te [plaats A] . De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [het kind] . De vader van [het kind] , [de vader] , is op [datum] overleden. Bij de moeder wonen ook het broertje en zusje van [het kind] .
3.2
[het kind] is op 12 april 2024 voorlopig onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van drie maanden. De ondertoezichtstelling is daarna verlengd en geldt tot 3 juli 2025.
3.3
Op 12 april 2024 is ook een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor een verblijf in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van twee weken. [het kind] onttrekt zich op 12 april 2024 aan de plaatsing en is op 18 april 2024 met ondersteuning van de politie alsnog geplaatst in een open groep. Op 30 april 2024 verleent de kinderrechter een machtiging voor plaatsing in de gesloten jeugdhulp voor de duur van veertien dagen. De raad besluit ter zitting op 14 mei 2024 om het verzoek om een gesloten plaatsing in te trekken en [het kind] keert terug naar huis. Na een incident tussen de moeder en [het kind] verleent de kinderrechter op 19 juni 2024 opnieuw een (spoed)machtiging voor plaatsing in de gesloten jeugdhulp die op 3 juli 2024 wordt verlengd tot 31 juli 2024. Op 3 juli 2024 is [het kind] opgepakt op verdenking van beroving met geweld en op 10 juli 2024 is hij in Amsterdam in het strafrechtelijk kader in een kortdurend verblijfvoorziening van Levvel geplaatst. Op 18 juli 2024 wordt hij geschorst met voorwaardes en volgt een gesloten plaatsing bij Levvel waarin wordt toegewerkt naar een thuisplaatsing. Na thuisplaatsing overtreedt [het kind] een aantal schorsingsvoorwaardes waarna hij op 13 november 2024 in JJI [plaats B] is geplaatst. De GI heeft op 20 november 2024 opnieuw verzocht om een machtiging gesloten jeugdhulp, nu voor de duur van één jaar. De kinderrechter verleent deze machtiging met de bestreden beschikking tot 3 maart 2025 en houdt de beslissing voor de rest van de verzochte duur aan.
3.4
In het dossier bevindt zich een instemmingsverklaring gedragswetenschapper van 25 november 2024 zoals bedoeld in artikel 6.1.2 lid 5 van de Jeugdwet (Jw).
3.5
Op 27 december 2024 is [het kind] geplaatst op een gesloten afdeling van Levvel (groep: Ghandi ). Op 31 december 2024 is hij daar weggelopen. [het kind] verblijft op dit moment op een onbekend adres.
3.6
De zitting bij de kinderrechter voor het aangehouden deel van de bestreden beschikking staat gepland op 13 februari 2025.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De kinderrechter heeft in de bestreden beschikking een machtiging gesloten jeugdhulp verleend ten aanzien van [het kind] , met ingang van 3 december 2024 tot 3 maart 2025, en bepaald dat de behandeling voor het restant van het verzoek wordt voortgezet op een nader te bepalen datum en tijdstip vóór 3 maart 2025.
4.2
[het kind] verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking en naar het hof begrijpt, het verzoek om een machtiging gesloten jeugdhulp alsnog af te wijzen.
4.3
De GI verzoekt [het kind] niet-ontvankelijk te verklaren dan wel het ingestelde beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het hof is tot de conclusie gekomen dat de kinderrechter de machtiging voor plaatsing van [het kind] in de gesloten jeugdhulp terecht heeft afgegeven voor de periode van 3 december 2024 tot 3 maart 2025.
Wettelijk kader
5.2
In de wet [1] is bepaald dat de kinderrechter op verzoek een machtiging kan verlenen om een jeugdige gesloten te plaatsen.
De machtiging kan alleen worden verleend als:
- jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren, en
- de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken en
- er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen te behandelen. [2]
Standpunten
5.3
[het kind] vindt dat de kinderrechter onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn belangen. Zijn belangrijkste argument is dat een gesloten plaatsing contraproductief voor hem kan werken. De gesloten plaatsing zal feitelijk alleen als straf fungeren en helpt niet. Dat heeft de gedragswetenschapper ook opgeschreven. Zij schrijft dat [het kind] alleen naar huis kan als daar een en ander aan vooraf is gegaan, maar het is de vraag wie [het kind] kan bereiken. Hij vertrouwt niemand. In deze zaak lijkt sprake te zijn van een praktisch probleem en daarvoor is een gesloten machtiging niet gerechtvaardigd.
Op de zitting heeft de advocaat van [het kind] gezegd dat hij op een veilig adres zit, maar graag naar huis wil gaan. Op dit moment voelt hij zich opgejaagd. De gedragswetenschapper heeft met hem gesproken over begeleiding door een ervaringsdeskundige. Dat wil hij misschien wel. [het kind] wil niet vertellen waar hij verblijft omdat hij bang is dat hij daar dan wordt opgehaald door de politie. De vorige keer dat [het kind] gesloten was geplaatst ging het goed omdat hij toen het vooruitzicht had dat hij binnen vier weken naar huis zou gaan maar dat is dit keer niet zo.
5.4
De GI heeft gezegd dat het goed zou zijn als [het kind] naar de gesloten groep van Levvel gaat. Toen [het kind] in de Justitiële Jeugdinrichting (JJI) zat, moest hij wel meedoen aan gesprekken. Dit werkte een beetje. Ook in de tijd dat [het kind] op de groep van Levvel heeft gezeten, van 28 december 2024 tot 31 december 2024, ging het best goed. De GI vindt het zorgelijk dat er geen enkele instantie of persoon lijkt te zijn die [het kind] vertrouwt. De GI wil laten onderzoeken waarom dat zo is. Waarom gedraagt [het kind] zich zoals hij zich gedraagt en welke risico’s heeft zijn gedrag? Tot nu toe heeft nooit iemand dat kunnen onderzoeken. De ontwikkelingsbedreiging van [het kind] is nu groter dan ooit. Voordat [het kind] werd opgenomen in [plaats B] hield hij zich niet aan de schorsingsvoorwaarden. Als [het kind] nu meteen naar huis zou gaan, zijn de oorzaken van de problemen van [het kind] niet opgelost. De spanningen tussen [het kind] en zijn moeder kunnen dan weer snel oplopen en dat is ook niet goed voor zijn jongere broertje en zusje. De verlenging van de machtiging gesloten plaatsing is dus noodzakelijk en er is geen alternatief. De GI is bereid in gesprek te gaan met de ouders van de vriend van [het kind] , waar hij vermoedelijk verblijft, om te onderzoeken in hoeverre zij een rol kunnen spelen bij de verdere begeleiding en opvang van [het kind] . Dan moet de GI wel de adresgegevens van dat gezin hebben.
5.5
De moeder van [het kind] heeft ter zitting aan het hof verteld dat zij niet weet waar [het kind] op dit moment verblijft. Eens in de zoveel tijd komt hij langs, zoals bijvoorbeeld de zondag voor de zitting. Als [het kind] langskomt is het rustig. Hij is heel bang voor de politie. De moeder is verdrietig om de huidige situatie. Zij is bereid met [het kind] te praten onder begeleiding van een mediator. Het is duidelijk dat [het kind] niet gesloten geplaatst wil worden, maar een thuisplaatsing brengt risico’s met zich mee voor het broertje en zusje van [het kind] . Toch ziet de moeder liever dat wordt gewerkt aan thuisplaatsing, omdat [het kind] niet opgenomen wil worden voor behandeling.
5.6
De raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd de bestreden beschikking in stand te laten (“te bekrachtigen”). De moeder wordt op dit moment zwaar belast en heeft een beperkte draagkracht. Een terugkeer van [het kind] naar huis zonder dat er iets is veranderd bij zowel [het kind] als de moeder is onwenselijk. [het kind] heeft begrenzing nodig en de moeder kan dat op dit moment niet bieden. Het leven van [het kind] staat nu stil en het moet vreselijk voor hem zijn dat hij zich opgejaagd voelt en niet naar school gaat. Een goed teken is dat er geen nieuwe incidenten zijn gemeld. Het opheffen van de machtiging zoals die is verstrekt door de kinderrechter brengt risico’s mee.
Beoordeling door het hof
5.7
Uit de stukken in het dossier en wat is besproken op de zitting in hoger beroep kan het hof de volgende informatie halen. [het kind] heeft thuis veel meegemaakt. Hij was getuige van huiselijk geweld tussen zijn ouders en zij zijn uit elkaar gegaan toen hij negen jaar oud was. Tijdens het eerste en tweede schooljaar van de middelbare school heeft [het kind] , samen met zijn broertje, bij [naam 2] te [plaats C] ingewoond. Nadat [het kind] weer thuis kwam wonen is hij (vanaf mei 2023 tot kort geleden) thuis vaak agressief en gewelddadig geweest. Daarom moesten Veilig Thuis en de politie worden ingeschakeld. Nadat de vader van [het kind] aangifte tegen hem deed is in januari 2024 Spoedhulp van Levvel betrokken geraakt. Dit traject stopte omdat [het kind] zich niet hield aan de gemaakte veiligheidsafspraken. Toen op 12 april 2024 een machtiging tot uithuisplaatsing van [het kind] werd verleend, bleek hij te zijn vertrokken. Uiteindelijk werd [het kind] geplaatst bij Boomerang zorg, waar hij is weggelopen. [het kind] heeft tijdens een zitting op 30 april 2024 bij de kinderrechter aangegeven dat hij niet zal meewerken aan plaatsing in een open setting. [het kind] is op [datum] thuisgekomen. Op die dag overleed zijn vader. [het kind] en zijn familie zijn toen een tijdje in Turkije geweest. Na terugkeer in Nederland is [het kind] in juni 2024 agressief geworden tegen zijn moeder. Daarom is toen een spoedmachtiging voor een gesloten plaatsing verleend. [het kind] is daarna, op 3 juli 2024, opgepakt wegens verdenking van beroving met geweld. De voorlopige hechtenis van [het kind] is geschorst op 18 juli 2024 waarbij hij zich aan een aantal voorwaarden moest houden. Omdat [het kind] niet terug kon naar huis, is hij vier weken geplaatst in een gesloten setting van Levvel. [het kind] heeft zich daarna een aantal keer niet gehouden aan de voorwaarden die waren opgelegd toen de voorlopige hechtenis werd geschorst. Hij is daarvoor officieel gewaarschuwd en op 13 november 2024 opnieuw opgepakt, nadat hij geweld tegen zijn moeder heeft gepleegd. Hij is toen geplaatst in de JJI in [plaats B] en op 27 december 2024 doorgeplaatst naar een gesloten groep van Levvel. Levvel heeft gerapporteerd dat hij zijn moeder tijdens een bezoek op 29 december 2024 geslagen heeft. Op 31 december 2024 is [het kind] bij Levvel ontsnapt. De politie is op zoek naar [het kind] maar tot nu toe is hij spoorloos.
5.8
Als het hof naar alles kijkt wat er is gebeurd, dan maakt het hof zich ernstig zorgen over [het kind] en zijn ontwikkeling. Er waren al ernstige zorgen over die ontwikkeling toen de kinderrechter op 3 december 2024 moest beslissen over de gesloten plaatsing en die zorgen zijn er ook nu nog. [het kind] heeft veel gebeurtenissen meegemaakt die de ontwikkeling van een kind kunnen beschadigen (huiselijk geweld tussen zijn ouders en hun scheiding, plaatsing in een internaat, plotseling overlijden vader), maar hij is ook zelf mensen gaan beschadigen (agressief en gewelddadig tegen zijn ouders, verdenking van gewelddadige beroving). Het is nodig om te onderzoeken wat maakt dat [het kind] agressief en gewelddadig wordt en dat hij daarvoor, zo mogelijk, behandeling krijgt.
Uit de houding van [het kind] tot aan deze beslissing blijkt dat hij zich niet heeft willen laten onderzoeken en behandelen en niet wil samenwerken met hulpverlening. Eigenlijk gaat [het kind] al een aantal jaar iedere vorm van hulpverlening uit de weg waardoor op dit moment nog onduidelijk is waarom de situatie soms helemaal uit de hand loopt en waarom [het kind] het gedrag vertoont dat hij vertoont. Het hof vindt daarom dat [het kind] ernstige opgroei- of opvoedproblemen heeft waar hij hulp bij nodig heeft.
5.9
Deze hulp kan [het kind] worden geboden in een open of een gesloten jeugdzorginstelling. [het kind] heeft meerdere keren gezegd dat hij beide opties niet ziet zitten en heel duidelijk aangegeven dat hij alleen maar naar huis wil. Het hof begrijpt dat maar vindt een thuisplaatsing op dit moment geen geschikt alternatief. [het kind] heeft vaker en ook nog eind 2024 agressief gedrag vertoond tegen de moeder en tot op de dag van vandaag is het niet mogelijk geweest te onderzoeken waar dit gedrag vandaan komt en hoe [het kind] hiermee geholpen kan worden. Ook is nog niet duidelijk hoe de moeder kan worden geholpen om met het gedrag van [het kind] om te gaan. Dit betekent dat de thuissituatie van [het kind] , die voor hem en zijn familie veilig zou moeten zijn, op dit moment onveilig is. Daarom is het op dit moment niet mogelijk dat [het kind] terug naar huis gaat. Als hij naar huis gaat, is dat ook niet veilig voor het broertje en zusje van [het kind] , omdat hij agressief kan worden. Het is echt nodig dat [het kind] eerst hulp krijgt. Omdat [het kind] al vaker is weggelopen, is het nodig dat hij naar een gesloten groep gaat. [het kind] kan dan de nodige hulp krijgen. In een open setting is namelijk de kans heel groot dat [het kind] opnieuw niet gaat samenwerken met hulpverlening en (opnieuw) weg zal lopen.
5.1
Het oordeel van het hof is dat aan de wettelijke gronden is voldaan en dat de machtiging gesloten plaatsing, zoals de kinderrechter heeft verleend, proportioneel is. Dit betekent dat het hof vindt dat er op dit moment geen andere (lichtere) mogelijkheid is dan [het kind] gesloten te plaatsen. Het hof vindt dit omdat uit het verleden is gebleken dat [het kind] geen hulp wil aanvaarden en er wel ernstige zorgen bestaan. De gronden voor de machtiging gesloten jeugdhulp voor [het kind] waren aanwezig toen de kinderrechter moest beslissen en zijn ook nu nog aanwezig. Het hof zal daarom de beslissing van de kinderrechter niet veranderen, maar in stand laten.
5.11
Dit maakt dat het hof de volgende beslissing neemt.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F.G.H. Beckers, mr. M.C. Schenkeveld en mr. A.E. Oderkerk, in tegenwoordigheid van mr. S.G. Risseeuw als griffier en is op 11 februari 2025 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.
Het bovenstaande bevat de nadere uitwerking van de reeds op 11 februari 2025 uitgesproken beschikking en is op 25 februari 2025 aldus vastgesteld en door de voorzitter ondertekend.

Voetnoten

1.artikel 6.1.2 lid 1 van de Jeugdwet
2.artikel 6.1.2 lid 2 van de Jeugdwet