In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte werd beschuldigd van bedreiging, poging tot zware mishandeling en belediging van de aangever, waarbij de verdachte in het gezicht van de aangever zou hebben gewalmd terwijl zij ziek was en het coronavirus in Nederland zich verspreidde. De zaak kwam voort uit een incident op 20 maart 2020, waarbij de verdachte de aangever zou hebben bedreigd en beledigd door te zeggen: 'Ik ben hartstikke ziek hoor! Ik zal jou ook ziekmaken'. De verklaringen van de verdachte en de aangever stonden lijnrecht tegenover elkaar, wat leidde tot de vraag of er voldoende steunbewijs was voor de beschuldigingen. Het hof oordeelde dat de getuigenverklaringen niet als overtuigend steunbewijs konden dienen, omdat niet kon worden vastgesteld in hoeverre deze verklaringen waren gebaseerd op eigen waarnemingen of beïnvloed waren door de aangever. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren, en sprak haar vrij van alle tenlastegelegde feiten. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd en het hof deed opnieuw recht.