ECLI:NL:GHAMS:2025:470

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
23-001385-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van bedreiging, poging zware mishandeling en belediging in het kader van COVID-19

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte werd beschuldigd van bedreiging, poging tot zware mishandeling en belediging van de aangever, waarbij de verdachte in het gezicht van de aangever zou hebben gewalmd terwijl zij ziek was en het coronavirus in Nederland zich verspreidde. De zaak kwam voort uit een incident op 20 maart 2020, waarbij de verdachte de aangever zou hebben bedreigd en beledigd door te zeggen: 'Ik ben hartstikke ziek hoor! Ik zal jou ook ziekmaken'. De verklaringen van de verdachte en de aangever stonden lijnrecht tegenover elkaar, wat leidde tot de vraag of er voldoende steunbewijs was voor de beschuldigingen. Het hof oordeelde dat de getuigenverklaringen niet als overtuigend steunbewijs konden dienen, omdat niet kon worden vastgesteld in hoeverre deze verklaringen waren gebaseerd op eigen waarnemingen of beïnvloed waren door de aangever. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren, en sprak haar vrij van alle tenlastegelegde feiten. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd en het hof deed opnieuw recht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001385-22
datum uitspraak: 20 februari 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 6 mei 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-225090-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 februari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
primairzij op of omstreeks 20 maart 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door:
  • zich in de richting van die [slachtoffer] te buigen en/of op zeer korte afstand van die [slachtoffer] te gaan staan, in ieder geval binnen de aanbevolen 1,5 meter afstand door het RIVM en/of
  • in de richting en/of in het gezicht van die [slachtoffer] te spugen en/of te hoesten en/of adem te walmen/te blazen, in elk geval tegen het lichaam, van die [slachtoffer] te spugen en/of te hoesten en/of adem te walmen/te blazen, en/of
  • die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ben hartstikke ziek hoor! ik zal jou ook ziekmaken!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
subsidiairzij op of omstreeks 20 maart 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
  • zich in de richting van voornoemde [slachtoffer] heeft gebogen en/of
  • op zeer korte afstand van die [slachtoffer] is gaan staan, in ieder geval binnen de aanbevolen 1,5 meter afstand door het RIVM en/of
  • in de richting en/of in het gezicht van die [slachtoffer] heeft gespuugd en/of gehoest en/of adem gewalmd/geblazen, in elk geval tegen het lichaam, van die [slachtoffer] heeft gespuugd en/of gehoest en/of adem gewalmd/geblazen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiairzij op of omstreeks 20 maart 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk [slachtoffer], in zijn tegenwoordigheid, heeft beledigd door hem de woorden toe te voegen: 'Ik ben hartstikke ziek hoor! Ik zal jou ook ziekmaken', althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en/of te spugen en/of te hoesten en/of adem te walmen/te blazen richting die [slachtoffer] en/of te spugen in het gezicht, in elk geval tegen het lichaam, van die [slachtoffer].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 225,00, met een proeftijd van 2 jaren.

Vrijspraak

Het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan kan op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Voor een bewezenverklaring is alleen een aangifte dus niet voldoende. Er is steunbewijs nodig. Dit steunbewijs moet de in de aangifte opgenomen verklaring over de strafbare gedraging voldoende bevestigen. Steunbewijs moet afkomstig zijn uit een andere, onafhankelijke bron dan de persoon die de aangifte heeft gedaan.
De verdachte en de aangever zijn buren. Zij hadden ten tijde van het tenlastegelegde al enige tijd onenigheid met elkaar. Volgens de aangifte zou de verdachte op 20 maart 2020 – een moment waarop het coronavirus Nederland volledig in zijn greep hield – terwijl zij ziek was haar keel hebben geschraapt en opzettelijk een krachtige luchtstoot in het gezicht van de aangever hebben uitgeademd, waarop de aangever een walm in zijn gezicht voelde. De verdachte heeft deze gedraging steeds ontkend. De verklaringen van de aangever en de verdachte staan wat dit betreft dus lijnrecht tegenover elkaar.
Het komt er in zo een geval op aan in hoeverre er sprake is van overtuigend steunbewijs. Het dossier bevat in dat verband verklaringen van getuige [getuige], afgelegd tegenover de politie en de raadsheer-commissaris. Het hof is van oordeel dat deze verklaringen niet als overtuigend steunbewijs kunnen dienen omdat onvoldoende kan worden vastgesteld in hoeverre de verklaringen van [getuige] zijn gestoeld op haar eigen waarnemingen dan wel (mede) zijn gevormd door beïnvloeding door de aangever en het tijdsverloop.
Al met al staat voor het hof niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid vast dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het tenlastegelegde, zodat zij daarvan dient te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. N.R.A. Meerbeek en mr. N.E. Kwak, in tegenwoordigheid van mr. S. Abelsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 februari 2025.
Mr. Kwak is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]