ECLI:NL:GHAMS:2025:428

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
23-001582-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake winkeldiefstal met geweld te Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1999 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld voor winkeldiefstal met geweld. De tenlastelegging betrof een incident op 16 maart 2023, waarbij de verdachte drogmetica producten had weggenomen uit een winkel in Amsterdam. Tijdens de diefstal zou hij geweld hebben gebruikt tegen een beveiliger, door deze bij de keel te grijpen en hem te kneipen in zijn geslachtsdeel. Het hof heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld en vastgesteld dat de geweldscomponent niet kan worden bewezen als zelfverdediging, maar dat de verdachte het geweld heeft gebruikt om zijn vlucht mogelijk te maken. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de overige tenlastegelegde feiten. Gezien de omstandigheden en de ernst van de feiten heeft het hof besloten geen straf of maatregel op te leggen, met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. De beslissing is genomen met inachtneming van de eerdere maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, die aan de verdachte was opgelegd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001582-23
datum uitspraak: 11 februari 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 29 maart 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-075608-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1999,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 januari 2025.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 16 maart 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, een of meerdere drogmetica producten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [winkel] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door (met kracht) zijn keel vast te pakken en/of dicht te knijpen als gevolg waarvan die [slachtoffer] geen adem kreeg en/of die [slachtoffer] (met kracht) in zijn geslachtsdeel te knijpen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte partieel vrijgesproken dient te worden. De geweldscomponent kan niet worden bewezen. Het door de verdachte aangewende geweld diende immers slechts tot zelfverdediging, en was er niet op gericht aan de verdachte na de diefstal de vlucht mogelijk te maken dan wel het bezit van de gestolen goederen te verzekeren.
Het hof overweegt als volgt. Op grond van het procesdossier, meer in het bijzonder de verklaringen van aangever en de getuige, stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast. Nadat de verdachte, met de niet betaalde goederen in zijn rugzak en tas, door de poortjes was gelopen werd hij aangesproken door een beveiliger. De verdachte maakte daarop aanstalten om naar de uitgang te lopen. De inmiddels nabij gekomen manager van de supermarkt zei dat de verdachte met hem mee moest lopen en de beveiliger pakte de verdachte vast. Aldus bewogen de beveiliger en de verdachte zich enige stappen richting het kantoor. Vervolgens pakte de verdachte de beveiliger zodanig bij zijn keel dat deze even geen lucht kreeg. Er ontstond een worsteling waarbij de beveiliger de verdachte in een greep hield. Op enig moment wist de verdachte toch los te komen en de beveiliger hard in zijn kruis te grijpen. Het hof ziet geen reden te twijfelen aan de verklaringen van aangever en de getuige daar deze bevestiging vinden in de bewegende beelden.
De door de verdediging gegeven lezing van de gebeurtenissen, namelijk dat verdachte gelijk bij zijn keel werd gegrepen en zich daarna heeft verdedigd, vindt zijn weerlegging in de bovenstaande, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden. Op grond van het voorgaande stelt het hof vast dat er op geen enkel moment een situatie is geweest waarin verdachte zich gerechtvaardigd tegen enige geweldshandeling van de [winkel] medewerker heeft verzet. Hieruit volgt dat de verdachte geweld uitoefende om zijn vlucht mogelijk te maken dan wel het bezit van de gestolen goederen te verzekeren en niet uit zelfverdediging. Het hof verwerpt het verweer van de raadsvrouw.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 maart 2023 te Amsterdam, drogmetica producten, die aan de [winkel] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door met kracht zijn keel dicht te knijpen als gevolg waarvan die [slachtoffer] geen adem kreeg en
die [slachtoffer] met kracht in zijn geslachtsdeel te knijpen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Toepassing van artikel 9a Wetboek van strafrecht

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
Ook de raadsvrouw heeft het hof ter terechtzitting verzocht toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal en heeft op het moment dat hij werd aangehouden door een beveiliger, geweld uitgeoefend jegens deze beveiliger. Winkeldiefstal brengt op zichzelf al schade en hinder met zich mee bij het gedupeerde bedrijf, maar geweld tegen beveiligers maakt dit nog verwerpelijker. De verdachte heeft hiermee laten zien geen respect te hebben voor de lichamelijke integriteit van de beveiliger en andermans eigendom.
Uit een op naam van de verdachte staand uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 januari 2025 blijkt dat de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 27 november 2024 aan de verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voor de duur van twee jaren heeft opgelegd, welk vonnis op 12 december 2024 onherroepelijk is geworden.
Het hof constateert dat het onderhavige feit is gepleegd voordat genoemde maatregel voor een soortgelijk feit is opgelegd zodat zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof acht het onwenselijk de verdachte na afronding van zijn ISD-traject te confronteren met een strafrechtelijke sanctie in deze zaak.
Gelet op bovenstaande acht het hof het thans passend en geboden op de voet van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht te bepalen dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.R.O. Mooy, mr. R.A.J. Hübel en mr. M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 februari 2025.
De voorzitter en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]