ECLI:NL:GHAMS:2025:415

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
200.341.553/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opheffing van curatele en omzetting naar mentorschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de curatele van de betrokkene, die sinds 2011 onder curatele staat. De betrokkene verzocht om opheffing van de curatele, omdat hij meent in staat te zijn om eigen beslissingen te nemen en niet langer benadeeld wil worden door de voorwaarden die de curator stelt aan zijn wens om te trouwen. De kantonrechter had eerder het verzoek van de betrokkene om een andere curator toe te wijzen afgewezen. Het hof heeft de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep bestudeerd, waarbij de betrokkene, zijn zus en de curator aanwezig waren. De betrokkene heeft een geschiedenis van geestelijke gezondheidsproblemen, waaronder schizofrenie en zwakbegaafdheid, en heeft in het verleden impulsieve beslissingen genomen die schadelijk voor hem waren. Ondanks de stabilisatie door medicatie, heeft het hof twijfels over zijn ziekte-inzicht en bekwaamheid om de gevolgen van zijn handelen te overzien. Het hof concludeert dat er onvoldoende gronden zijn om de curatele op te heffen en bekrachtigt de beslissing van de kantonrechter. Ook het subsidiaire verzoek om omzetting naar mentorschap wordt afgewezen, omdat de noodzaak voor curatele nog steeds aanwezig is.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.341.553/01
zaaknummer rechtbank: 10855176 EB VERZ 23-13977
beschikking van de meervoudige kamer van 18 februari 2025 in de zaak van
[betrokkene] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna: de betrokkene,
advocaat: mr. T.P. Schut te Amsterdam,
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
- [broer 1] (broer);
- [broer 2] (broer);
- [zus 1] (zus);
- [broer 3] (broer);
- [broer 4] (broer);
- [broer 5] (broer);
- [zus 2] (zus);
- Goedhart Bewind B.V. (hierna: de curator).
Als informant wordt aangemerkt:
- [naam 1] h.o.d.n. GGZ inGeest.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de vraag of de curatele kan worden opgeheven.
1.2
De kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) heeft in een beschikking van 26 maart 2024 (hierna: de bestreden beschikking) het verzoek van de betrokkene om een andere curator toe te wijzen afgewezen.
De betrokkene is het daar niet mee eens en verzoekt in hoger beroep opheffing van de curatele.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De betrokkene is op 23 mei 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
Het hof heeft daarnaast de volgende stukken ontvangen:
- een brief van de curator van 13 augustus 2024, met bijlage;
- een bericht van de zijde van de betrokkene van 4 december 2024 met bijlage;
- een bericht van de kantonrechter van 9 december 2024 met als bijlage het proces-verbaal van de zitting bij de kantonrechter.
2.3
De zitting heeft op 11 december 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- [zus 2] (zus);
- de curator, vertegenwoordigd door [naam 2] en [naam 3] .

3.De feiten

3.1
De betrokkene is geboren [in] 1972 te [plaats B] , Marokko.
3.2
De kantonrechter heeft de betrokkene op 15 november 2011 onder curatele gesteld. Daarvoor stond hij sinds 1999 onder bewind.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking het verzoek van de betrokkene om de curator te ontslaan en eventueel een andere curator te benoemen afgewezen.
4.2
De betrokkene verzoekt, na specificering ter zitting in hoger beroep, vernietiging van de bestreden beschikking en primair opheffing van de curatele, subsidiair verzoekt hij omzetting van de curatele in een mentorschap.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader
5.1
Uit artikel 1:389, tweede lid, BW volgt dat de rechter de curatele kan opheffen, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van de curatele niet zinvol is gebleken.
De standpunten
5.2
De betrokkene wil dat de curatele wordt opgeheven. Hij acht zichzelf in staat om eigen beslissingen te nemen en wil niet langer benadeeld worden door zaken waar hij in het verleden schuldig aan is bevonden. Hij heeft de diepe wens om te trouwen met een vrouw die woonachtig is in Marokko en is het niet eens met de strikte voorwaarden die de curator daaraan stelt.
5.3
De zus van de betrokkene heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat zowel zij als haar broers en zus achter het verzoek van de betrokkene staan.
5.4
De curator vindt dat de betrokkene onder curatele moet blijven. De betrokkene dient te worden beschermd tegen het nemen van impulsieve beslissingen. Het is zorgelijk dat hij onvoldoende ziekte-inzicht heeft en dat er in het verleden een aantal keer sprake is geweest van decompensatie. Door zijn geestelijke toestand heeft de betrokkene onvoldoende inzicht in de vergaande consequenties van een huwelijk. Daarom vindt de curator dat de betrokkene eerst aan een aantal voorwaarden dient te voldoen.
De beoordeling door het hof
5.5
Uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is onder meer het volgende gebleken. De betrokkene heeft sinds 1999 onder bewind gestaan, dit is in 2011 omgezet in een ondercuratelestelling. Bij de betrokkene is sprake van zwakbegaafdheid en schizofrenie, waarvoor hij regelmatig medicatie inneemt. Volgens de brief van GGZ inGeest van 22 november 2024 is de betrokkene al geruime tijd (jaren) stabiel omdat hij gemotiveerd de adviezen van zijn behandelaar volgt en belang hecht aan adequaat gebruik van de medicatie. Hoewel de medicatie leidt tot stabilisatie van zijn problematiek, is in het verleden een aantal keer sprake geweest van decompensatie. De laatste keer dat dit is voorgekomen was in 2022, toen de betrokkene was gestopt met het innemen van zijn medicatie. In het verleden is de betrokkene anderhalf jaar gedetineerd geweest en heeft hij een half jaar gedwongen behandeling ondergaan in verband met het mishandelen van zijn ex-partner. De betrokkene heeft het gevoel dat hij hier nog steeds op wordt afgerekend.
5.6
Uit het debat ter zitting in hoger beroep is gebleken dat het verzoek tot opheffing van de curatele vooral is ingegeven door de wens van de betrokkene om in het huwelijk te treden met een vrouw uit Marokko die hij online heeft ontmoet en waar hij al een langere tijd dagelijks telefonisch contact mee heeft. Eerder zijn bij zowel de kantonrechter als dit hof meerdere procedures aanhangig geweest waarin de betrokkene opheffing van de curatele heeft verzocht. Ook in deze procedure heeft de betrokkene verzocht tot opheffing van de ondercuratelestelling. Hij heeft echter geen verzoek ingediend voor toestemming om te trouwen op grond van artikel 1:38 BW, zodat het hof niet bevoegd is daarover een beslissing te nemen. Het hof acht het van belang dat de betrokkene en zijn curator in gezamenlijk overleg nog eens kijken naar de wens van de betrokkene om te trouwen en daarbij de familie van de betrokkene te betrekken die kennelijk achter de wens tot trouwen staat. Vervolgens kunnen zij eventueel gezamenlijk en anders de betrokkene alleen, om toestemming daartoe verzoeken bij de kantonrechter. Ten aanzien van de door de curator aan de betrokkene gestelde voorwaarden om te mogen trouwen, geeft het hof in overweging nader onderzoek te doen naar voorwaarden die haalbaar zijn, maar tegelijkertijd het belang van de betrokkene voldoende waarborgen.
5.7
Het hof komt tot de conclusie dat zich geen gronden voordoen om tot opheffing van de curatele te komen, zodat de bestreden beschikking zal worden bekrachtigd. In de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep zijn onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren gebracht om tot de conclusie te kunnen komen dat de noodzaak en de gronden voor de curatele niet meer aanwezig zijn. Ondanks de brief van GGZ inGeest van 22 november 2024 zijn de zorgen ten aanzien van het beperkte ziekte-inzicht van de betrokkene en zijn beperkte bekwaamheid om gevolgen van zijn handelen te kunnen overzien, in hoger beroep niet weggenomen. De betrokkene ontkent dat hij lijdt aan schizofrenie; hij heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat de ziekte door gebed uit zijn lichaam is weggejaagd. Hoewel het positief is dat de betrokkene zijn medicatie inneemt en dat deze medicatie leidt tot stabilisering van zijn situatie, heeft het hof door zijn uitspraken ter zitting nog steeds grote zorgen of de betrokkene zich voldoende bewust is van zijn problematiek en of hij in staat is zijn ziektebeeld volledig te overzien. Daarbij neemt het hof mede in aanmerking dat de betrokkene nog in 2022 is gecompenseerd als gevolg van het niet innemen van de medicatie. De verklaring van GGZ inGeest heeft deze zorgen niet weggenomen. Het hof acht voldoende aannemelijk dat de maatregel van curatele nog steeds noodzakelijk is om decompensatie in de toekomst te voorkomen en dat de betrokkene dient te worden beschermd tegen het nemen van impulsieve beslissingen. Het primaire verzoek van de betrokkene zal dan ook worden afgewezen.
Uit het bovenstaande volgt dat ook niet met een minder verstrekkende maatregel als mentorschap kan worden volstaan en het subsidiaire verzoek zal dan ook eveneens worden afgewezen.
5.8
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.T. Hoogland, mr. J.M. van Baardewijk en mr. M.E. Burger, in tegenwoordigheid van J.E. Franx als griffier en is op 18 februari 2025 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.