ECLI:NL:GHAMS:2025:36

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 januari 2025
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
200.341.387/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling en kinderalimentatie tussen ouders na scheiding

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om de omgangsregeling en kinderalimentatie tussen de ouders van twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vader, die in ploegendienst werkt, verzoekt om een wijziging van de omgangsregeling die door de rechtbank Amsterdam is vastgesteld in een eerdere beschikking van 23 februari 2024. De rechtbank had bepaald dat de kinderen om de twee weken van donderdag na school tot maandag voor school bij de vader verblijven, en dat de vader € 186,- per maand aan kinderalimentatie moet betalen. De vader is het niet eens met deze regeling en vraagt om een aanpassing zodat de kinderen zes dagen bij de moeder en vier dagen bij hem verblijven, aansluitend op zijn werkrooster. De moeder daarentegen wil de bestaande regeling handhaven en vraagt om een verhoging van de kinderalimentatie.

Tijdens de zitting op 30 oktober 2024 zijn beide ouders, hun advocaten en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. De Raad adviseert een omgangsregeling waarbij de kinderen op de roostervrije dagen van de vader bij hem zijn, wat het hof uiteindelijk overneemt. Het hof stelt een nieuwe omgangsregeling vast die aansluit op het werkrooster van de vader, waarbij de kinderen in een blok van tien weken vier keer vier dagen bij de vader verblijven. De regeling biedt voldoende voorspelbaarheid voor de kinderen en zorgt ervoor dat zij een zelfstandig beeld van beide ouders kunnen vormen.

Wat betreft de kinderalimentatie, oordeelt het hof dat de vader vanaf de datum van de beschikking € 82,- per kind per maand moet betalen. Dit bedrag is gebaseerd op de behoefte van de kinderen en de draagkracht van beide ouders. De moeder wordt niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek om incidenteel hoger beroep, omdat zij geen grieven heeft ingediend. De beschikking van de rechtbank wordt gedeeltelijk vernietigd en de nieuwe regeling wordt vastgesteld, die in het belang van de kinderen is.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.341.387/01
zaaknummer rechtbank: C/13/72887/FA RK 23-603 (HH MW)
beschikking van de meervoudige kamer van 7 januari 2025 in de zaak van
[de vader] ,
wonende te [plaats ] ,
verzoeker in principaal hoger beroep,
verweerder in incidenteel hoger beroep,
hierna: de vader,
advocaat: mr. S.A. Raalte te Amsterdam,
en
[de moeder] ,
wonende te [plaats ] ,
verweerster in principaal hoger beroep,
verzoekster in incidenteel hoger beroep,
hierna: de moeder,
advocaat: mr. P.A.H. Tjong-A-Hung te Amsterdam.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] , hierna: [minderjarige 1] , en
- de minderjarige [minderjarige 2] , hierna: [minderjarige 2] .
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats ] ,
hierna: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige 1] (6 jaar) en [minderjarige 2] (4 jaar) (hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen) en de kinderalimentatie.
1.2
De rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) heeft in een beschikking van 23 februari 2024 (hierna: de bestreden beschikking) een omgangsregeling vastgesteld. Daarbij is - kort gezegd – onder meer bepaald dat de kinderen een weekend per twee weken vanaf donderdag na school tot maandag voor school bij de vader verblijven en dat de vader vanaf 18 januari 2024 € 186,- per maand aan kinderalimentatie moet betalen. De vader is het daar niet mee eens. Hij wil dat de kinderen zes dagen bij de moeder verblijven en vervolgens vier dagen bij de vader verblijven, omdat de vader in ploegendienst werkt. Daarnaast wil de vader minder kinderalimentatie betalen. De moeder wil dat de zorgregeling hetzelfde blijft en wil juist meer kinderalimentatie.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De vader is op 17 mei 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
Het hof heeft daarnaast de volgende stukken ontvangen:
- een bericht van de zijde van de vader van 30 mei 2024 met bijlagen;
- een bericht van de zijde van de moeder van 15 oktober 2024 met bijlagen;
- een bericht van de zijde van de vader 16 oktober 2024 van met bijlagen.
2.3
De zitting heeft op 30 oktober 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- V.D. Aelbers, namens de raad, vergezeld van een collega die als toehoorder aanwezig was.
Beide advocaten hebben op de zitting een pleitnotitie overgelegd.
2.4
Na de zitting heeft het hof ontvangen:
- een bericht van de zijde van de moeder van 5 november 2024 met bijlagen;
- een bericht van de zijde van de vader van 6 november 2024 met bijlagen.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder (hierna gezamenlijk te noemen: de ouders) zijn de ouders van:
- [minderjarige 1] geboren [in] 2018, te [plaats ] ;
- [minderjarige 2] , geboren [in] 2020, te [plaats ] .
De ouders hebben tot december 2022 een relatie met elkaar gehad. De vader heeft de kinderen erkend. De moeder oefent alleen het gezag uit over de kinderen.
3.2
De rechtbank heeft in de (in zoverre niet bestreden) beschikking van 23 februari 2024 een omgangsregeling voor de vakanties en feestdagen bepaald, namelijk:
- dat de kinderen tijdens de (school)vakanties, inclusief de kerstvakantie, voor de helft van de tijd bij de vader en voor de andere helft van de tijd bij de moeder verblijven. In de even jaren verblijven de kinderen de eerste helft van de vakanties bij de moeder en de tweede helft bij de vader. In de oneven jaren is dit omgekeerd, zo begrijpt het hof de beslissing. Daarbij geldt dat de schoolvakanties beginnen op de laatste schooldag voor de vakantie en eindigen wanneer de kinderen de eerste dag na de vakantie naar school gaan;
- dat de kinderen gedurende de feestdagen Pasen, Hemelvaart, Pinksteren en Koningsdag in de oneven jaren bij de moeder en in de even jaren bij de vader verblijven.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking, voor zover hier van belang, bepaald:
- dat de kinderen vanaf 5 september 2024 eens in de twee weken vanaf donderdag na school tot maandag voor school bij de vader en de overige dagen bij de moeder verblijven;
- dat de vader over de periode van 19 januari 2023 tot en met 31 maart 2023 € 241,- per maand dient te betalen aan de moeder als kinderalimentatie;
- dat de vader over de periode van 1 april 2023 tot en met 17 januari 2024 € 354,- per maand dient te betalen aan de moeder als kinderalimentatie;
- dat de vader vanaf 18 januari 2024 € 186,- per maand dient te betalen aan de moeder als kinderalimentatie, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
4.2
De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre:
- een omgangsregeling vast te stellen waarbij de kinderen zes dagen bij de moeder verblijven (op de dagen dat de vader werkt) en vervolgens vier dagen bij de vader verblijven (op de dagen dat de vader vrij is), waarbij het halen en brengen bij helfte wordt gedeeld, en
- te bepalen dat de vader met ingang van datum (naar het hof begrijpt) beschikking, dan wel met ingang van een in goede justitie te bepalen ingangsdatum, € 93,- per maand (€ 46,- per kind per maand) dient te betalen aan de moeder als kinderalimentatie, of
- indien de omgangsregeling in de bestreden beschikking wordt bekrachtigd, te bepalen dat de moeder met ingang van datum (naar het hof begrijpt) beschikking, dan wel met ingang van een in goede justitie te bepalen ingangsdatum, € 234,- per maand, te weten € 117,- per kind per maand dient te betalen aan de vader als kinderalimentatie.
4.3
De moeder verzoekt in haar bericht van 15 oktober 2024 de kinderalimentatie vast te stellen op € 358,- per maand en subsidiair op € 304,- per maand.

5.De motivering van de beslissing

Omgang
Het wettelijk kader
5.1
Uit artikel 1:377a, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vaststelt .
De standpunten
5.2
De vader stelt dat hij vanwege zijn werkrooster niet om het weekend een lang weekend voor de kinderen kan zorgen. De vader werkt in ploegendienst en kan zijn diensten niet aanpassen op de omgangsregeling. Een gelijkwaardige opvoeding door beide ouders is in het belang van de kinderen. Als de omgangsregeling aansluit bij zijn werkrooster, kan de vader de kinderen vaker zien en is hij op de omgangsdagen ook beschikbaar om voor hen te zorgen. Zijn werkrooster is al jarenlang steeds hetzelfde, waarbij hij zes dagen werkt en vier dagen vrij is. Het is dus voor lange tijd voorzienbaar welke dagen de vader voor de kinderen kan zorgen en de omgangsregeling is in dat geval voor de kinderen voldoende voorspelbaar. Van de moeder mag worden verwacht dat zij zich flexibel opstelt.
5.3
De moeder wil dat de omgangsregeling hetzelfde blijft als is vastgesteld door de rechtbank. Zij wil niet dat de kinderen doordeweeks bij de vader verblijven aangezien zij telkens vermoeid zijn nadat ze bij hem zijn geweest. Van de vader kan worden verwacht dat hij de kinderen meer prioriteit geeft en dat hij in overleg met zijn werkgever zijn werkrooster aanpast. Rust en regelmaat voor de kinderen is belangrijk en dat wordt niet bereikt door de omgangsregeling aan te passen aan het werkrooster van de vader.
Het advies van de raad
5.4
De raad adviseert dat als de kinderen vijftien dagen per tien weken bij de vader verblijven, dat echt het minimum is wat voor hen nodig is om een zelfstandig beeld te kunnen vormen van beide ouders. De raad stelt daarom een omgangsregeling voor waarbij de kinderen steeds op de roostervrije dagen van de vader bij hem zijn. Daarbij gaat het om de vier telkens terugkerende periodes die gedeeltelijk in het weekend liggen, zodat de moeder de meeste doordeweekse zorg op zich neemt. Daardoor krijgen de kinderen voldoende regelmaat en structuur. Tenslotte benadrukt de raad het belang dat de ouders met elkaar communiceren, zodat de verantwoordelijkheid om belangrijke informatie door te geven niet bij de kinderen ligt. De raad heeft aan de moeder geadviseerd om de structuur van de kinderen op papier te zetten voor de vader en aan de vader geadviseerd de door de moeder uitgezette structuur te volgen.
De beoordeling door het hof
5.5
Het hof zal een omgangsregeling vaststellen zoals de raad deze op de zitting heeft voorgesteld. Deze regeling betreft een telkens herhalend blok van tien weken (hierna: het blok), waarin de kinderen vier keer vier dagen bij de vader verblijven. Het hof heeft een schema van de regeling aan deze beschikking gehecht, waarbij de blauwe (donkere) vakjes de dagen representeren dat de kinderen bij de vader verblijven. In de regel verblijven de kinderen zestien dagen bij de moeder en vervolgens vier dagen bij de vader. De uitzondering hierop is de eerste week van het blok, waarin de kinderen zes dagen bij de moeder verblijven voordat zij naar de vader gaan.
5.6
Deze regeling sluit aan op het werkrooster van de vader. De vader werkt al lange tijd – ook voordat de ouders uit elkaar gingen – in ploegendienst in een terugkerend schema van tien weken. De vader heeft aannemelijk gemaakt dat hij zijn werkrooster niet kan aanpassen aan de omgangsregeling die door de rechtbank was vastgesteld. Hij heeft de afgelopen periode vaak verlof opgenomen om de omgangsregeling toch na te komen, maar hij kan dat niet langdurig blijven doen, omdat hij hiervoor onvoldoende verlofdagen heeft. De vader heeft toegelicht dat hij bij een andere, meer regelmatige baan minder zou verdienen, terwijl hij zijn salaris nodig heeft om onder meer zijn huurwoning te kunnen blijven betalen. Op dit moment moet de vader vaak zijn moeder (de oma van de kinderen) vragen om op te passen. De vader kan de omgangsregeling in de bestreden beschikking dus niet langdurig nakomen en hij is niet altijd beschikbaar voor de kinderen op de momenten dat hij de zorg voor hen heeft. Dat weegt voor het hof zwaarder dan het bezwaar van de moeder dat het onredelijk is dat de omgangsregeling wordt gedicteerd door de werkgever van de vader. Daarbij weegt mee dat de vader weliswaar steeds op iets andere dagen van de week voor de kinderen zal zorgen, maar dat het werkrooster van de vader voor een lange tijd vaststaat, zodat de omgangsregeling desondanks voldoende voorspelbaar is.
5.7
Deze nieuwe omgangsregeling kent minder zorgmomenten dan de vader had verzocht. De kinderen hebben recht op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding, zoals de vader heeft benadrukt, maar dat betekent niet dat ook sprake moet zijn van een omgangsregeling waarbij de kinderen precies even veel tijd met elke ouder doorbrengen. Voor de kinderen is van belang dat zij voldoende tijd bij beide ouders doorbrengen om zich een zelfstandig beeld van beide ouders te kunnen vormen. Dit is het geval bij de nieuwe omgangsregeling.
5.8
De moeder heeft haar zorgen geuit over het gebrek aan structuur bij de vader. Volgens de moeder zijn de kinderen na een omgangsweekend bij de vader erg vermoeid. De vader heeft erkend dat hij het aanvankelijk lastig vond om regels en structuur te bieden. Ook blijkt uit wat de ouders op de zitting hebben verteld dat de kinderen bij de vader later naar bed gaan dan bij de moeder. De door het hof op te leggen regeling komt tegemoet aan de bezwaren van de moeder. De kinderen verblijven steeds langere tijd bij de moeder en wisselen minder vaak tussen de moeder en de vader dan bij de huidige regeling. De kinderen brengen het overgrote deel van de doordeweekse dagen bij de moeder door, zodat zij op schooldagen de structuur kan waarborgen. Daarnaast benadrukt het hof dat van de vader kan worden verwacht dat hij zich aan de gemaakte afspraken houdt en de kinderen op tijd naar bed brengt als zij bij hem verblijven, zodat de kinderen minder vermoeid zullen zijn. Beide ouders zullen met elkaar moeten afstemmen over belangrijke zaken die betrekking hebben op de kinderen.
5.9
Aangezien de omgangsregeling moet aansluiten op het werkrooster van de vader, vindt het eerste reguliere omgangsmoment van de nieuwe omgangsregeling plaats in week 10 van het blok, te weten vanaf donderdag 23 januari 2025. De reden hiervoor is dat het omgangsmoment daarvoor in de kerstvakantie valt, wanneer de kinderen sowieso al bij de vader verblijven. De reguliere omgangsregeling vangt pas aan vanaf het eerstvolgende omgangsmoment na de kerstvakantie. Kortom het eerste omgangsmoment tussen de vader en de kinderen vindt plaats in week 10 van het blok, te weten van donderdag 23 januari tot en met zondag 26 januari 2025. Daarna zullen de kinderen zes, in plaats van zestien, dagen bij de moeder verblijven aangezien de omgangsregeling weer aanvangt in week 1 van het (daaropvolgende) blok. De kinderen verblijven vervolgens van zondag 2 tot en met woensdag 5 februari 2025 bij de vader.
5.1
De vader heeft steeds de dagen voorafgaand aan zijn vrije dagen nachtdienst. Het hof zal bepalen dat de vader de kinderen uit school haalt of, op dagen dat de kinderen geen school hebben, om 14.15 uur bij de moeder ophaalt, omdat hij op de zitting heeft verteld dat hij in dat geval voldoende slaap heeft gehad om voor de kinderen te kunnen zorgen. Op de laatste dag van de omgang moet de vader de kinderen na het avondeten om 18.00 uur bij de moeder terugbrengen, omdat de bedtijd van de kinderen om 19.00 uur is.
Kinderalimentatie
Ontvankelijkheid incidenteel hoger beroep moeder
5.11
De moeder heeft geen verweerschrift ingediend. Zij heeft in een bericht van 15 oktober 2024 verzocht om een hogere kinderalimentatie dan in de bestreden beschikking is vastgesteld. Dat komt neer op het instellen van incidenteel hoger beroep. Het bericht van 15 oktober 2024 bevat echter geen grieven. Uit wat de advocaat van de moeder op de zitting naar voren heeft gebracht leidt het hof af dat de moeder het niet ermee eens is dat de rechtbank rekening heeft gehouden met de werkelijke woonlasten van de vader en niet met het forfaitaire woonbudget. De moeder heeft dus pas op de zitting duidelijk gemaakt welke bezwaren zij heeft tegen de bestreden beschikking. Dat is in strijd met de goede procesorde. Het hof verklaart de moeder daarom niet-ontvankelijk in het incidentele hoger beroep.
Ingangsdatum wijziging
5.12
De vader heeft op zitting verduidelijkt dat hij verzoekt om wijziging van de kinderalimentatie met ingang van de datum van deze beschikking. De beslissing in de bestreden beschikking over de kinderalimentatie tot de datum van deze beschikking is dus niet aan het oordeel van het hof onderworpen.
Behoefte
5.13
Tussen partijen is niet in geschil dat de rechtbank de behoefte terecht heeft gebaseerd op het gezinsinkomen in het peiljaar 2022. De rechtbank heeft vanaf 18 januari 2024 rekening gehouden met een behoefte van € 652,- per kind per maand. De rechtbank is uitgegaan van een jaarinkomen van € 40.582,- aan de zijde van de vader door het inkomen dat de vader vanaf 1 juni 2022 verdiende te extrapoleren naar heel 2022. De vader heeft in zijn beroepschrift gesteld dat de extrapolatie onterecht was en dat de vader in 2022 slechts een jaarinkomen had van € 24.621,-. De vader heeft pas na de zitting en op aanwijzing van het hof zijn aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2022 overgelegd. Daaruit blijkt dat de vader, in weerwil van zijn eerdere bewering, een inkomen van € 40.350,- had in het jaar 2022. Het door de rechtbank door extrapolatie aan de vader toegerekende salaris is dus nagenoeg gelijk aan het door hem in dat jaar verworven inkomen. Het hof zal daarom, net als de rechtbank, uitgaan van een behoefte van beide kinderen van € 652,- per maand in 2024.
Draagkracht vader
5.14
De vader heeft een voorwaardelijke grief geuit ten aanzien van zijn draagkracht. Indien het hof de omgangsregeling in de bestreden beschikking zou handhaven, zou de vader genoodzaakt zijn om minder te werken en moet er volgens de vader rekening worden gehouden met een lager inkomen. Aan de voorwaarde van deze grief is niet voldaan: het hof bepaalt een andere omgangsregeling, die aansluit op het werkrooster van de vader. Deze grief hoeft daarom niet te worden besproken.
5.15
Voor zover het hof tot een lagere kinderalimentatie zal komen, bespreekt het hof in het kader van de devolutieve werking het standpunt van de moeder in eerste aanleg dat aan de zijde van de vader geen rekening moet worden gehouden met de daadwerkelijke woonlasten van de vader, omdat het de keuze van de vader is om in een dure huurwoning te wonen. Het hof acht het redelijk om rekening te houden met de daadwerkelijke woonlasten van de vader. De vader moet in de buurt van de school van de kinderen wonen en heeft een woning nodig waarin hij de kinderen onderdak kan bieden. De moeder heeft niet gesteld dat er goedkopere alternatieven zijn voor de vader die aan die criteria voldoen. Van zulke alternatieven is ook niet gebleken. Het hof is het dus met de rechtbank eens dat rekening moet worden gehouden met de daadwerkelijke woonlasten van de vader.
5.16
De rechtbank heeft de draagkracht van de vader becijferd op € 404,- per maand. Het hof zal daar eveneens van uitgaan.
Draagkracht moeder en achterwege blijven draagkrachtvergelijking
5.17
De door de rechtbank becijferde draagkracht van de moeder (€ 748,- per maand) is niet in geschil. Omdat de ouders samen onvoldoende draagkracht (404 + 748 = 1.152) hebben om in de behoefte van de kinderen (652 + 652 = 1.304) te voldoen, kan een draagkrachtvergelijking achterwege blijven. Beide ouders moeten naar hun volledige draagkracht bijdragen in de behoefte van de kinderen.
Zorgkorting
5.18
De rechtbank heeft rekening gehouden met een zorgkorting van 15 %. De vader meent dat dit 35 % moet zijn, aansluitend bij zijn verzoek om omgang.
Uit de hiervoor bepaalde omgangsregeling volgt dat de vader per tien weken zestien dagen voor de kinderen zorgt. Daarnaast zorgt de vader de helft van de vakanties en de feestdagen voor de kinderen. Gemiddeld zorgt de vader ongeveer twee dagen per week voor de kinderen. Het hof past daarom een zorgkorting van 25 % toe. De zorgkorting bedraagt (25 % x 1.304 =) € 326,- per maand.
5.19
Omdat de ouders gezamenlijk onvoldoende draagkracht hebben om in de totale behoefte van de kinderen te voorzien, zal het hof de zorgkorting niet volledig in mindering brengen op de bijdrage. Dit tekort (1.304 – 1.152 = 152) wordt gelijkelijk verdeeld tussen ouders. Het aan de vader toegerekende deel van dat tekort (152 : 2 = 76) wordt in mindering gebracht op de zorgkorting. Het restant van de zorgkorting (326 – 76 = 250) wordt in mindering gebracht op het bedrag dat de vader aan de moeder moet betalen aan kinderalimentatie. De vader moet daarom in beginsel (404 – 250 =) € 154,- per maand betalen aan de moeder.
Indexering
5.2
Het hof is bij de berekening uitgegaan van de door de rechtbank in 2024 berekende behoefte en draagkracht. De kinderalimentatie wijzigt echter met ingang van de datum van deze beschikking. Nu de wijziging in 2025 ingaat, indexeert het hof de berekende kinderalimentatie van € 154,- per maand. Dat leidt tot een kinderalimentatie van € 164,- per maand oftewel € 82,- per kind per maand.
Voor de duidelijkheid: over de periode tot de datum van deze beschikking van het hof blijft de door de rechtbank in de bestreden beschikking bepaalde kinderalimentatie (van, in 2024, € 186,- per maand voor de kinderen samen) in stand.

6.De beslissing

Het hof:
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar incidenteel hoger beroep;
vernietigt de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en opnieuw rechtdoende:
stelt een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen vast overeenkomstig het aangehechte overzicht, waarbij de blauwe (donkere) vakken de dagen bij de vader en de roze (lichte) vakken de dagen bij de moeder weergeven, waarbij de omgang start in week 10 van het blok, te weten van donderdag 23 januari tot en met zondag 26 januari 2025, en waarbij vervolgens week 1 correspondeert met de week van 27 januari 2025 en het schema zich daarna elke tien weken herhaalt, waarbij de vader de kinderen uit school of (op de dagen dat de kinderen geen school hebben) om 14.15 uur bij de moeder ophaalt, en de kinderen op de laatste dag van de omgang na het eten om 18.00 uur bij de moeder brengt;
bepaalt dat de vader aan de moeder met ingang van de datum van deze beschikking als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen € 82,- per kind per maand zal betalen, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.V.T. de Bie, mr. M.T. Hoogland en mr. M.E. Burger, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker als griffier en is op 7 januari 2025 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.