ECLI:NL:GHAMS:2025:359
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Bekrachtiging van de beschikking inzake bewindvoering en verzoek tot opheffing van het beschermingsbewind
In deze zaak gaat het om het verzoek van de rechthebbenden, een man en een vrouw, om het bewind dat over hun goederen is ingesteld op te heffen. De kantonrechter in Amsterdam had eerder besloten dat het bewind niet opgeheven kon worden, omdat niet was aangetoond dat de rechthebbenden in staat waren om zelfstandig hun financiën te beheren. De rechthebbenden zijn het hier niet mee eens en hebben hoger beroep aangetekend. Ze stellen dat ze in staat zijn om hun financiële belangen zelf te behartigen, ondanks een taalbarrière. Tijdens de zitting in hoger beroep op 4 december 2024 waren de man en zijn advocaat aanwezig, evenals de bewindvoerder en de oudste zoon van de rechthebbenden. De vrouw was niet verschenen.
De rechthebbenden hebben in hun hoger beroep verzocht om opheffing van het beschermingsbewind, of in ieder geval om de oudste zoon als nieuwe bewindvoerder te benoemen. De bewindvoerder heeft verweer gevoerd en verzocht om de bestreden beschikking te bekrachtigen. Het hof heeft de noodzaak van het bewind beoordeeld en geconcludeerd dat deze nog steeds bestaat. Ondanks dat de rechthebbenden schuldenvrij zijn, is er onvoldoende bewijs dat zij in staat zijn om hun financiën zelfstandig te beheren. Het hof heeft ook de voorkeur van de rechthebbenden voor hun oudste zoon als bewindvoerder overwogen, maar heeft gegronde redenen gevonden om hiervan af te wijken. De beslissing van het hof was om de beschikking van de kantonrechter te bekrachtigen en het verzoek van de rechthebbenden af te wijzen.