Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant 1] ,
[appellant 2] B.V.,
1.[bedrijf] ,
[geïntimeerde 2].,
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
“
[appellant 1] en [appellant 2] stellen dat (…) akte van niet-dienen moet worden verleend. De rechtbank oordeelt anders. Door fusie verkrijgt een rechtspersoon het vermogen van andere rechtspersonen onder algemene titel. De gestelde verplichtingen(…)
en haar positie als partij in deze procedure zijn dus onder algemene titel overgegaan op [bedrijf](…).” en “
is dus partij in deze procedure, maar de rechtbank zal haar blijven aanduiden als [bedrijf](…)”.
om het vonnis d.d. 8 januari 2025[zaaknummer, hof]
op grond van art. 32 Rv te heroverwegen, met bijzondere aandacht voor het gemiste verzoek tot akte niet-dienen tegen [bedrijf].
In de rechtsoverwegingen 4.3 t/m 4.5 van het vonnis heeft de rechtbank vastgesteld dat mijn cliënten een verzoek tot akte niet-dienen hebben ingediend. In rechtsoverweging 4.4 heeft de rechtbank echter verzuimd om een beslissing te nemen over dit cruciale verzoek. En het blijkt ook niet uit het dictum van het vonnis. Dit is niet slechts een formele omissie, maar ook een materiële fout die ingaat tegen de verplichting van de rechtbank om te oordelen over alle door partijen ingediende verzoeken, zoals bedoeld in artikel 32 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. (…)” en “
Gelet op het voorgaande, verzoek ik de rechtbank dringend om het vonnis d.d. 8 januari 2025 aan te vullendoor alsnog te beslissen op het verzoek tot akte niet-dienen tegen [bedrijf] , en voorts om eindvonnis te wijzen in de procedure tussen cliënten en [bedrijf] (zie bijlage 2 petitum).”.
Geachte [naam] , De rechtbank ziet geen aanleiding het vonnis te herstellen of aan te vullen aangezien hierin op alle vorderingen is beslist. Zoals u in het vonnis kunt lezen heeft de rechtbank geen akte niet dienen verleend aan gedaagde. Met vriendelijke groet, (…) rolgriffier.”.
4.Beoordeling
De rechtbank [plaats 1] heeft voorts nagenoeg per kerende post, zonder hoor en wederhoor van [geïntimeerde 1] ex art. 32 lid 1 Rv, en zonder enige toelichting, per emailbericht d.d. 23 januari 2025 beslist dat zij ‘op alle vorderingen zou hebben beslist’, en dat de rechtbank aan ‘gedaagde’ geen akte niet-dienen zou hebben verleend. Het is onduidelijk gebleven op welke partij met “gedaagde” wordt gedoeld, nu zowel [geïntimeerde 1] als [bedrijf] als gedaagde zijn aangeduid in het vonnis van 8 januari 2025.”. Het laatste onderdeel van dit citaat ziet kennelijk op een motiveringsgebrek, maar aangezien dat geen doorbrekingsgrond betreft kan dat hier buiten verdere beoordeling blijven. Voor het aangehaalde element
‘zonder enige toelichting’geldt mitsdien hetzelfde. Hetgeen [appellanten] . opmerkt over ‘
zonder hoor en wederhoor van [geïntimeerde 1]’ betreft wel een omstandigheid die op vordering of verzoek van [geïntimeerde 1] een doorbrekingsgrond zou hebben kunnen opleveren, maar die niet ten ‘bate’ van [appellanten] . kan werken. Niet is gesteld, gebleken of ook maar enigszins aannemelijk dat [appellanten] . in haar belang is geschaad doordat de rechtbank heeft verzuimd om, voorafgaand aan de beslissing op het verzoek ex artikel 32 Rv, ook nog [geïntimeerde 1] te horen. [geïntimeerde 1] heeft daarover ook op zitting in hoger beroep helder verklaard: zij ziet geen enkele grond voor toepassing van artikel 32 Rv. Het hof concludeert daarom dat [appellanten] . hier geen doorbrekingsgrond heeft gesteld die haar ontvankelijk doet zijn in dit hoger beroep.
geen aanleiding’ (te lezen als: geen grond) te zien om het vonnis te herstellen, hetgeen duidt op een inhoudelijke beoordeling van het verzoek, inclusief een afwijzing. De rechtbank vervolgt met een korte motivering (‘
zoals’ duidt daar immers op): “
Zoals u in het vonnis heeft kunnen lezen heeft de rechtbank geen akte niet dienen verleend aan gedaagde.”. In dat antwoord ligt besloten dat als geen akte niet dienen is verleend het verzoek daartoe als afgewezen dient te worden beschouwd. Het verzoek tot aanvulling is dus evident afgewezen (en gemotiveerd), zodat er geen sprake is van een weigering om te beslissen op het verzoek ex artikel 32 Rv. De andersluidende stelling van [appellanten] . mist dus feitelijke grondslag. Of de rechtbank in het vonnis d.d. 8 januari 2025 voor [appellanten] . voldoende duidelijk heeft gemaakt dat het verzoek om akte niet dienen te verlenen is afgewezen (randnummer 22 MvG) kan daarom hier buiten verdere beoordeling blijven, omdat dit geen betrekking heeft op de aan- of afwezigheid van een doorbrekingsgrond.