ECLI:NL:GHAMS:2025:352

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
200.346.799/01 en 200.346.799/02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdverblijfplaats en zorgregeling van vier minderjarigen na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van vier minderjarige kinderen na de echtscheiding van hun ouders. De rechtbank Amsterdam had eerder in een beschikking van 14 augustus 2024 het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen afgewezen en aan de moeder vervangende toestemming verleend om de kinderen in te schrijven op een basisschool in [plaats B]. De vader was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder heeft gelaten. De vader kan de fulltime zorg voor de kinderen niet realiseren, gezien zijn werkverplichtingen. Het hof heeft de zorgregeling gewijzigd, zodat de kinderen voortaan drie weekenden per vier weken bij de vader verblijven, wat de vader in staat stelt om zijn werk en zorg voor de kinderen beter te combineren. De moeder had verzocht om wijziging van de vakantie- en feestdagenregeling, maar het hof heeft deze verzoeken afgewezen, met de verwachting dat de ouders in de toekomst beter zullen communiceren en samen beslissingen zullen nemen over de opvoeding van de kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in deze zaak een adviserende rol gespeeld en benadrukt de noodzaak van hulpverlening voor de ouders om hun onderlinge communicatie te verbeteren.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.346.799/01 en 200.346.799/02
zaaknummer rechtbank: C/13/747423 FA RK 24-1486
beschikking van de meervoudige kamer van 11 februari 2025 in de zaak van
[de vader] ,
wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incident,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
hierna: de vader,
advocaat: mr. C.A. Offermans te Leusden,
en
[de moeder] ,
wonende te [plaats B] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incident,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
hierna: de moeder,
advocaat: mr. A. Kotan te Amsterdam.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] , hierna: [minderjarige 1] ,
- de minderjarige [minderjarige 2] , hierna: [minderjarige 2] ,
- de minderjarige [minderjarige 3] , hierna: [minderjarige 3] ,
- de minderjarige [minderjarige 4] , hierna: [minderjarige 4] ,
(hierna gezamenlijk: de kinderen).
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Amsterdam,
hierna: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders (hierna: de zorgregeling).
1.2
De rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) heeft in haar beschikking van 14 augustus 2024 (hierna: de bestreden beschikking) het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen afgewezen en aan de moeder vervangende toestemming verleend om [minderjarige 3] en [minderjarige 4] in te schrijven op basisschool De [school] in [plaats B] . Daarnaast heeft de rechtbank de zorgregeling gewijzigd.
De vader is het daar niet mee eens en wil dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem wordt bepaald en dat een andere zorgregeling wordt vastgesteld.
De moeder is het eens met de bestreden beschikking voor wat betreft de hoofdverblijfplaats, wel wil zij dat het hof de vakantie- en feestdagenregeling wijzigt.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De vader is op 9 oktober 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Het beroepschrift bevat tevens een incidenteel verzoek tot schorsing van de werking van een deel van die beschikking (zaaknummer 200.346.799/02).
2.2
De moeder heeft op 26 november 2024 een verweerschrift met daarin ook een incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
De zitting heeft op 16 december 2024 plaatsgevonden, gelijktijdig met de mondelinge behandeling in de zaak van partijen over de verhuizing van de moeder met de kinderen naar [plaats B] (bij het hof bekend onder zaaknummer 200.336.098/01).
Ter zitting waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de raad, vertegenwoordigd door A. Touber.
De advocaat van de vader heeft op de zitting een pleitnotitie overgelegd.
2.4
Met toestemming van het hof heeft de vader op 8 januari 2025 een verweerschrift met bijlagen op het incidenteel hoger beroep van de moeder, ingediend.
2.5
Nadien heeft het hof nog ontvangen:
- een bericht van de zijde van de moeder, inhoudende een reactie op het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep, van 11 januari 2025;
- een bericht van de zijde van de vader, inhoudende een bezwaar tegen het indienen van deze reactie, van 13 januari 2025.
Onder 5.11 komt het hof terug op dit bezwaar van de vader.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn [in] 2015 in [plaats C] met elkaar gehuwd, welk huwelijk op 12 mei 2023 is ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de
echtscheidingsbeschikking van de rechtbank van 7 april 2023, hersteld bij beschikking van 9 mei 2023.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
[minderjarige 1] , geboren [in] 2018 te [plaats C] ,
[minderjarige 2] , geboren [in] 2019 te [plaats C] ,
[minderjarige 3] , geboren [in] 2020 te [plaats C] ,
[minderjarige 4] , geboren [in] 2021 te [plaats C] .
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen.
3.3
Van voornoemde beschikking van 7 april 2023, hersteld bij beschikking van 9 mei 2023, maakt het tussen partijen op 22 februari 2023 gesloten ouderschapsplan deel uit.
In dit ouderschapsplan zijn partijen – voor zover hier relevant – overeengekomen dat:
- de kinderen hun hoofdverblijfplaats hebben bij de moeder;
- een reguliere verdeling van zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) geldt
waarbij de kinderen de ene week van zaterdag 11:00 uur tot maandag 18:00 uur bij
de vader zijn en de andere week van maandag 08:00 uur tot 18:00 uur en vrijdag
vanaf werk tot zaterdag 08:30 uur bij de vader zijn;
- een vakantieregeling geldt die - kort gezegd - uitgaat van een verdeling bij helfte.
Ter zake van de zomervakantie is overeengekomen dat deze in de jaren 2023 tot en met 2025 zal worden verdeeld volgens een 1 (ouder A) - 2 (ouder B) - 2 (ouder A) - 1 (ouder B) verdeling. In de oneven jaren is de moeder ouder A, en de vader ouder B. In de even jaren is dit omgekeerd.
Ter zake van de twee islamitische feestdagen (het Ramadanfeest en het Offerfeest) is overeengekomen dat de vader met de jongens naar het ochtendgebed zal gaan. Daarna zullen de ouders met de kinderen een gezamenlijk opstartmoment hebben, met koffie of ontbijt.
Tijdens het Ramadanfeest zullen de kinderen in de oneven jaren daarna met de vader meegaan. Hij zorgt ervoor dat de kinderen uiterlijk om 16.00 uur bij de moeder zijn. De kinderen blijven dan bij de moeder overnachten. De ouders zullen in onderling overleg besluiten hoe de invulling van de tweede dag zal zijn. In de even jaren geldt dit andersom en verblijven de kinderen na de opstart bij de moeder.
Beide ouders nemen beide dagen vrij.
Tijdens het Offerfeest zullen de kinderen in de oneven jaren na de opstart met de moeder meegaan. Zij zorgt ervoor dat de kinderen uiterlijk om 16.00 uur bij de vader zijn. De kinderen blijven dan bij de vader overnachten. De ouders besluiten in onderling overleg hoe de invulling van de tweede dag zal zijn. In de even jaren geldt dit andersom en verblijven de kinderen na de opstart bij de vader. Beide ouders nemen beide dagen vrij.
3.4
In juli 2023 is de moeder zonder toestemming van de vader met de kinderen naar [plaats B] verhuisd.
3.5
Bij beschikking van 26 september 2023 heeft de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar de moeder vervangende toestemming verleend om met de kinderen te verhuizen naar [plaats B] . De vader heeft tegen deze beschikking hoger beroep ingesteld. Die procedure is op 11 februari 2025 gelijktijdig met de onderhavige procedure afgedaan door het hof. Het hof heeft daarbij de beslissing van de rechtbank bekrachtigd.
3.6
Bij vonnis in kort geding heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland op 20 oktober 2023 aan de moeder vervangende toestemming verleend om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in te schrijven op basisschool De [school] in [plaats B] .

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking, voor zover hier van belang, het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen afgewezen. Daarnaast heeft de rechtbank aan de moeder vervangende toestemming verleend om [minderjarige 3] en [minderjarige 4] in te schrijven op basisschool De [school] in [plaats B] . Verder heeft de rechtbank de beschikking van 7 april 2023 en het daaraan gehechte ouderschapsplan gewijzigd, in die zin dat een zorgregeling zal gelden waarbij de kinderen drie weekenden per vier weken van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de vader verblijven, waarbij de vader de kinderen op vrijdag ophaalt bij de moeder en de moeder de kinderen op zondag ophaalt bij de vader. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2
De vader verzoekt
in het principaal hoger beroepmet vernietiging van de bestreden beschikking, zijn inleidende verzoeken alsnog toe te wijzen en:
I. de in het ouderschapsplan van 22 februari 2022 overeengekomen hoofdverblijf van de
kinderen te wijzigen in die zin dat de kinderen hun hoofdverblijf zullen hebben bij de vader;
II. te bepalen dat de kinderen 3 maanden nadat hun hoofdverblijf naar de vader is gewijzigd, naar de vader verhuizen;
III. in het geval de kinderen hun hoofdverblijf krijgen bij de vader, een zorgregeling vast te stellen op grond waarvan de kinderen in de oneven weekenden bij de moeder verblijven vanaf vrijdag na school tot maandag vóór school, dan wel vanaf vrijdag 18:00 uur tot zondag 18:00 uur, dan wel conform een door uw rechtbank in goede justitie vast te stellen regeling;
en
IV. in het geval de kinderen hun hoofdverblijf behouden bij de moeder, een zorgregeling vast te stellen op grond waarvan de kinderen de even weekenden bij de vader verblijven vanaf vrijdag 18:00 uur tot zondag 18:00 uur.
Daarnaast verzoekt de vader bij wijze van incident de werking van de bestreden beschikking te schorsen, waar het de zorgregeling betreft.
Ter zitting in hoger beroep heeft de vader zijn verzoek onder II. gewijzigd in die zin dat hij verzoekt te bepalen dat de kinderen per de start van het nieuwe schooljaar 2025/2026 naar hem verhuizen.
4.3
De moeder verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen en het hoger beroep van de vader en het door hem opgeworpen incident af te wijzen.
In het
incidenteel hoger beroepverzoekt de moeder te bepalen dat met ingang van 2026 de kinderen tijdens de zomervakantie de eerste 3 weken bij de moeder zullen zijn om vervolgens de tweede 3 weken bij de vader door te brengen.
De moeder zal alsdan de kinderen op zondag voor aanvang vakantie te 18.00 uur naar de vader brengen waarbij de vader de kinderen na 3 weken, wederom op zondag te 18.00 uur weer bij de moeder zal afzetten. Het jaar daarop zullen de kinderen de eerste 3 weken bij de vader doorbrengen om vervolgende de tweede 3 weken weer bij de moeder door te brengen.
Ten aanzien van de religieuze feestdagen (respectievelijk het Ramadan- en Offerfeest) zullen de kinderen afwisselend de eerste dag van deze feestdag bij de vader en tweede dag bij de moeder zijn. Het jaar daarop zal dit precies andersom zijn aldus dat de kinderen de eerste dag van Ramadanfeest bij de moeder zullen zijn en de eerste dag van de Offerfeest bij de vader. Het overdrachtsmoment zal zijn de dag daarvoor te 18.00 uur waarbij de ouder bij wie de kinderen zich alsdan bevinden, hen zal brengen naar de andere ouder. Vervolgens zal op de feestdag zelf de ouder die de kinderen bij zich heeft om 18.00 uur de kinderen naar de andere ouder brengen zodat de kinderen de tweede dag bij de andere ouder kunnen doorbrengen tot 18.00 uur om daarna weer terug te komen bij de hoofdverzorger en/of reguliere omgangsregeling te continueren.
4.4
De vader verzoekt in het incidenteel hoger beroep de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken, dan wel deze af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Omdat partijen zowel de Nederlandse als de Turkse nationaliteit hebben, draagt de zaak een internationaal karakter. Net als de rechtbank is het hof van oordeel dat de Nederlandse rechter bevoegd is om over de verzoeken van partijen te oordelen. Tussen partijen staat niet ter discussie het oordeel van de rechtbank in de bestreden beschikking dat Nederlands recht van toepassing is, zodat ook het hof dat als uitgangspunt zal nemen.
Het wettelijk kader
5.2
Uit artikel 1:253a, eerste, tweede en vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW volgt dat de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover kan wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan omvatten:
a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben;
b. de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.
5.3
Tussen partijen staat niet ter discussie dat sprake is van gewijzigde omstandigheden.
Hoofdverblijfplaats
5.4
De vader stelt dat de rechtbank ten onrechte zijn verzoek tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen heeft afgewezen. Hoewel de moeder doet voorkomen dat zij flexibeler is in haar werk dan de vader qua zorg voor de kinderen, dient de werksituatie van partijen als gelijkwaardig aan elkaar te worden gezien. De moeder bagatelliseert het beroep dat zij moet doen op derde(n) voor wat betreft het opvangen van de kinderen. Gezien het feit dat zij vier dagen per week, negen uur per dag werkt, kan het niet anders dan dat zij doordeweeks grotendeels afhankelijk is van derde(n) voor wat betreft het opvangen van de kinderen.
De rechtbank is ten onrechte ervan uitgegaan dat de vader volledig terug zou moeten vallen op de zorg van een au pair. Net als de moeder werkt ook hij op één doordeweekse dag niet en is hij volledig beschikbaar voor de kinderen. Bovendien is hij, vooruitlopend op een mogelijke wijziging van het hoofdverblijf van de kinderen, in mei 2024 begonnen met het werken als chatdokter. Op dit moment werkt hij op twee doordeweekse dagen als waarnemend huisarts binnen een huisartsenpraktijk. Op die twee dagen is hij niet echt flexibel. Maar de andere twee doordeweekse dagen vult hij flexibel in door bijvoorbeeld te werken als chatdokter of door een losse dienst als waarnemend huisarts op te pakken. De vader is zich verder aan het oriënteren voor wat betreft het werken als telefoondokter. Zijn werk als chatdokter vangt niet eerder aan dan om 09:00 uur, waardoor hij, tezamen met zijn doordeweekse vrije dag, de kinderen in ieder geval drie keer per week zelf naar school zou kunnen brengen. Het werk als chatdokter verricht hij vanuit huis, waardoor hij op die dagen thuis is. Naast deze 4 doordeweekse werkdagen van de vader, draait hij in de (oneven) weekenden en af en toe op doordeweekse avonden, diensten op de huisartsenpost. Ook draait hij nog met enige regelmaat in het weekend een dienst als gevangenishuisarts. Ten slotte is de vader van mening dat de rechtbank ten onrechte de bezwaren van de moeder jegens een au pair heeft meegenomen in het oordeel om vaders verzoek tot wijziging van het hoofdverblijf af te wijzen.
Feit is dat beide partijen vier van de vijf doordeweekse dagen werken en zodoende niet zonder een beroep te doen op derde(n) de verzorging en opvoeding van hun kinderen vormgeven. Indien de vader het hoofdverblijf krijgt, dan wenst hij zijn taken van hoofdopvoeder mede vorm te geven door het inschakelen van een au pair. Wanneer de moeder het hoofdverblijf behoudt, dan zal zij dit blijven invullen middels het doen van een beroep op haar netwerk, in welk kader voor oma (mz) kennelijk de grootste rol is weggelegd. Wanneer de moeder niet met de kinderen naar [plaats B] zou zijn verhuisd, dan zou er overigens geen au pair ingeschakeld hoeven te worden en zou er geen beroep zijn gedaan op oma (mz). In die situatie zouden de kinderen immers op de vrije dag van de vader bij de vader zijn, op de vrije dag van de moeder bij de moeder en op de resterende drie dagen op de (buitenschoolse) opvang. Zo ging het ook vóór de relatiebreuk en hierop is de regeling in het ouderschapsplan gebaseerd.
Voor wat betreft de gehechtheid van de kinderen in [plaats B] merkt de vader op dat, indien
en voor zover daar reeds sprake van is, de kinderen ook al gehecht waren in [plaats C] , terwijl
de moeder de kinderen vanuit [plaats C] heeft meegenomen naar [plaats B] . Als de gehechtheid van de kinderen ten tijde van de verhuizing van de moeder geen beletsel vormt, dan dient de gehechtheid van de kinderen voor wat betreft het thans wijzigen van hun hoofdverblijf evenmin een beletsel te vormen.
De vader en [minderjarige 1] hebben een bijzondere band met elkaar en hij trekt (nog) meer dan de
andere kinderen naar de vader toe en hij lijkt echt moeite te hebben met het feit dat er letterlijk
en figuurlijk sprake is van afstand tussen zijn ouders. Wanneer de kinderen bij de vader zijn, voelt dit over en weer als een groot thuiskomen. De kinderen hebben het naar hun zin bij de vader en zijn goed geaard in de wijk waar de vader nu woont. Het is onjuist dat de vader, in het geval de kinderen hun hoofdverblijf bij hem hebben, extra contact met de moeder niet zou stimuleren
Mocht het hoofdverblijf wijzigen en mocht de moeder wel in staat zijn om vorm te geven aan
een zorgregeling op grond waarvan zij op vierwekelijkse basis, drie weekenden zorg draagt
voor de kinderen, dan geniet dit wat de vader betreft niet de voorkeur. Wat de vader betreft dient het voor zowel de vader als de moeder in gelijke mate mogelijk te zijn om in de weekenden tijd te spenderen met de kinderen. In de basis is de vader het ermee eens dat één weekend per twee weken weinig is, maar mocht het hoofdverblijf van de kinderen onverhoopt niet wijzigen, dan is een uitgebreidere regeling dan één weekend per twee weken op dit moment niet haalbaar voor de vader.
5.5.
De moeder voert verweer. Volgens haar dient de hoofdverblijfplaats van de kinderen niet te worden gewijzigd. Al in het mediationtraject voorafgaande aan de echtscheiding heeft zij aangegeven dat zij naar [plaats B] wilde verhuizen, omdat zij in [plaats C] geen netwerk of steun heeft en moe is van de voortdurende confrontaties met dorps- en familieleden van de vader, die zich geroepen voelen partij te kiezen. Bovendien heeft zij destijds aangegeven dat de verhuizing voor haar essentieel was, omdat zij onderdrukt werd door zowel de vader als zijn familie.
Inmiddels is de situatie niet meer vergelijkbaar met de situatie in 2022; de kinderen zijn geworteld in [plaats B] . Zij moeten niet uit hun vertrouwde omgeving worden weggehaald.
De moeder verzet zich voorts tegen een wijziging van de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling. De huidige regeling, waarbij de kinderen drie weekenden per maand bij de vader zijn en één weekend bij haar, vindt de moeder prima. Zeker gezien zij ook alle officiële feestdagen en studiedagen op zich neemt en de kinderen gedurende vijf doordeweekse dagen ziet. De moeder verzoekt de hierboven genoemde vakantie- en feestdagen vast te stellen omdat er op dit moment nauwelijks tot geen normale communicatie met de vader mogelijk is.
5.6
De raad heeft ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht het lastig te vinden om in de onderhavige zaak te adviseren. In het leven van de kinderen zijn door de moeder grote beslissingen genomen met verstrekkende gevolgen, waardoor de situatie is zoals die nu is. Het terugdraaien van die beslissingen heeft eveneens grote gevolgen voor de kinderen. De ouders zijn inmiddels al meermalen bij de rechtbank en het hof geweest om beslissingen te vragen over geschilpunten waar zij zelf niet uitkomen. De raad vraagt zich daardoor af op welke wijze partijen hun ouderschap in de toekomst willen gaan vormgeven als de communicatie tussen hen ontbreekt. Zij zijn de ouders van vier jonge kinderen en er zullen nog vele beslissingen over de opvoeding en verzorging van de kinderen genomen moeten worden. Door middel van mediation en de hulp van een bijzondere curator is geprobeerd om de ouders daarover het gesprek aan te laten gaan, maar dat is tot op heden tevergeefs gebleken. Duidelijk is dat de ouders meer/andere hulp nodig hebben om hun onderlinge verhouding en communicatie te verbeteren. De raad denkt daarbij aan de SCHIP-aanpak (Samenkomen, Conflicthantering, Helpend Horen, Integratie en Partnerschap = SCHIP). In een dergelijk hulpverleningstraject is aandacht voor de relatiebreuk, leren partijen dit een plek te geven in hun leven en leren zij om samen hun ouderschap vorm te geven en afspraken te maken zodat in de toekomst procedures als de onderhavige voorkomen kunnen worden. De kinderen hebben hun beide ouders nodig en de raad gunt hen ook ouders die samen beslissingen kunnen nemen. Beide ouders hebben daarin een zware verantwoordelijkheid. Ongeacht de uitkomst van de onderhavige procedure is het voor de raad duidelijk dat hulpverlening noodzakelijk is. Een mogelijkheid zou volgens de raad kunnen zijn dat het hof de beslissing aanhoudt en dat partijen zich ondertussen tot de hulpverlening wenden voor een hulpverleningstraject op basis van de SCHIP-aanpak en de raad onderzoek gaat verrichten naar de verhuizing, de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de zorgregeling tussen de ouders. Wellicht dat partijen in die periode van aanhouding er samen uit komen en een beslissing van het hof niet langer nodig is, aldus de raad.
5.7
Het hof verwijst naar hetgeen is overwogen en beslist in zijn beschikking van 11 februari 2025 waarbij de beslissing van de rechtbank om de moeder vervangende toestemming te geven met de kinderen te verhuizen naar [plaats B] is bekrachtigd en overweegt in de onderhavige procedure verder als volgt. Zoals de vader terecht heeft aangevoerd combineren beide ouders hun werk als arts met de zorg voor hun vier kinderen. Ieder van hen heeft één vrije doordeweekse dag en is voor de overige dagen (in meer of mindere mate) afhankelijk van de opvang van de kinderen door derden. Maar anders dan de moeder draait de vader ook avond-, nacht- en weekenddiensten. Hierdoor kan de vader voor de opvang van de kinderen niet volstaan met de reguliere voor- en naschoolse kinderopvang, maar heeft hij ook regelmatig iemand nodig, die buiten de kantooruren voor de kinderen kan zorgen. Het inhuren van een au pair zou in dit geval wellicht uitkomst kunnen bieden, ware het niet dat de vader ter zitting in hoger beroep heeft aangegeven dat hij opnieuw op zoek moet gaan naar een geschikte au pair. De au pair die hij had gevonden is niet langer beschikbaar. Het vinden van een geschikte au pair wordt bemoeilijkt door het feit dat de vader een alleenstaande vader is met vier kinderen. Om die reden verwacht hij niet eerder dan pas vanaf de start van het nieuwe schooljaar (in de regio Noord is dat 25 augustus 2025) de zorg voor de kinderen te kunnen realiseren. Feitelijk houdt dit in dat de kinderen dan al ruim twee jaar in [plaats B] wonen, daar naar school gaan en daar een sociaal leven hebben opgebouwd en blijven opbouwen met vriendjes en sport. De kinderen raken steeds meer geworteld in [plaats B] . Zoals dit hof in de verhuiszaak heeft overwogen, wordt opnieuw een verhuizing – hetgeen het gevolg zal zijn van de wijziging van de hoofdverblijfplaats – niet in het belang van de kinderen geacht. De kinderen zijn in hun jonge leven al geconfronteerd met de nodige ingrijpende wijzigingen en zijn naar het oordeel van het hof nu het meest gebaat met een periode van rust. Daar komt nog bij dat voor het hof niet valt in te zien dat waar het de zorg voor de kinderen betreft het inhuren van een au pair dient te prevaleren boven de moeder samen met oma (mz). Het hof zal dan ook de verzoeken van de vader onder I., II., en III. afwijzen en de bestreden beschikking op dit onderdeel bekrachtigen.
Zorgregeling
5.8
De rechtbank heeft in haar beschikking de zorgregeling gewijzigd en bepaald dat de kinderen voortaan drie weekenden per vier weken van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de vader verblijven.
De vader heeft aangevoerd dat hij deze regeling niet kan combineren met zijn werk. Hij is werkzaam als waarnemend huisarts in welk kader hij ook in het weekend diensten op de huisartsenpost draait (tweemaal per maand). Daarnaast is hij gevangenishuisarts en werkt hij eenmaal per maand op basis van een dienstrooster een weekend voor justitiële inrichtingen. Wanneer de roosters naast elkaar worden gelegd, dan volgt daaruit dat deze diensten, uitzonderingen daargelaten, niet in hetzelfde weekend plaatsvinden. Wel vinden veel diensten plaats in de oneven weekenden, te weten de weekenden waarin de kinderen vóór de bestreden beschikking grotendeels bij de moeder verbleven. Voor wat betreft het zorgdragen voor de kinderen betekent dit dat de vader, nu hij nog geen beroep kan doen op de opvang of een au pair, een beroep zal moeten doen op zijn netwerk. In de basis heeft de vader een netwerk waarop hij een beroep kan doen, bestaande uit hoofdzakelijk zijn zus en zijn ouders. Zijn zus en zijn ouders zijn zeker bereid om regelmatig een paar uur bij te springen, maar het is voor hen niet mogelijk om gedurende een gehele weekenddienst van de vader, de kinderen op te vangen. Het is voor de vader mogelijk om zijn diensten zodanig te organiseren dat hij in de even weekenden niet hoeft te werken, zodat hij voor de kinderen zorg kan dragen. Maar het is voor hem onmogelijk te realiseren dat hij maar één weekend per vier weekenden werkt, aldus de vader.
De moeder heeft verweer gevoerd.
5.9
Het hof is van oordeel dat de vader voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij op dit moment niet blijvend in staat is om drie van de vier weekenden voor de kinderen te zorgen. Weliswaar heeft hij dit in de afgelopen periode wel kunnen realiseren, maar dat dient hem naar het oordeel van het hof niet te worden tegengeworpen, nu de bestreden beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard en hij dus daartoe gehouden was. Het hof is niet overtuigd geraakt van de stelling van de moeder dat het een geheel vrije keuze is van de vader om elke veertien dagen een weekend te werken. Immers zijn partijen in het ouderschapsplan ook uitgegaan van de situatie dat de kinderen om het weekend bij de vader zouden verblijven en niet drie van de vier weekenden. Daarbij is het hof van oordeel dat nu de kinderen in [plaats B] blijven wonen, zij daar ook meer weekenden dan slechts 1 van de 4 willen doorbrengen. Zij zullen immers steeds meer buitenschoolse activiteiten krijgen en dienen dan ook in de gelegenheid te zijn om daarbij regelmatig aanwezig te zijn. Verder is het hof met de raad van oordeel dat de kinderen meer gebaat zijn bij kwaliteit dan bij kwantiteit. Als de vader vanwege zijn werk de kinderen in het derde weekend moet onderbrengen bij een derde, verdient het de voorkeur dat zij in dat geval bij de moeder verblijven. Tot slot heeft te gelden dat de moeder de beslissing heeft genomen om met de kinderen te verhuizen naar [plaats B] , zonder de vader daarin te kennen, zodat de gevolgen hiervan voor de omvang van de reguliere zorgregeling door de moeder moeten worden gedragen.
De vakantie- en feestdagenregeling
5.1
De moeder heeft in hoger beroep verzocht de tussen partijen in het ouderschapsplan overeengekomen vakantie- en feestdagenregeling te wijzigen, zoals hiervoor onder 4.3 vermeld.
De vader heeft verweer gevoerd.
5.11
Het hof stelt voorop dat de moeder in het kader van hoor en wederhoor in de gelegenheid had moeten worden gesteld om te kunnen reageren op het verweerschrift van de vader in het incidenteel hoger beroep van de moeder. Het hof heeft daarvan afgezien, omdat het hof van oordeel is dat het verzoek van de moeder dient te worden afgewezen. Daartoe overweegt het hof als volgt.
De moeder heeft verzocht om een wijziging van de zomervakantieregeling per 2026. Het hof acht deze periode te ver in de toekomst om daarover nu al een beslissing te nemen. Dat betekent dat de regeling wat betreft de zomervakantie zoals opgenomen in het ouderschapsplan van kracht blijft.
Daarnaast heeft de moeder verzocht om aanpassing van de regeling ter zake van het Ramadanfeest en het Offerfeest, omdat de overeengekomen regeling overleg tussen partijen vergt en zij daartoe op dit moment niet in staat zijn. Hoewel het hof uit de stukken heeft kunnen opmaken dat de verstandhouding tussen partijen op dit moment niet optimaal is, verwacht het hof dat deze situatie binnen afzienbare tijd zal verbeteren. De afgelopen periode heeft voor partijen in het teken gestaan van de juridische procedures die tussen hen speelden. Met de onderhavige beslissing en de gelijktijdige beslissing in de andere zaak komt daaraan nu een einde. Het hof hoopt dat deze omstandigheid aan partijen de ruimte zal geven om zich weer te kunnen richten op de toekomst en op een voor de kinderen stabiele en betrouwbare invulling van hun gedeeld ouderschap. In dat kader verwacht het hof van partijen dan ook dat zij, al dan niet via een SCHIP-traject zoals door de raad is geadviseerd, met elkaar in gesprek gaan en dat zij ten behoeve van de kinderen de gebeurtenissen in het verleden achter zich zullen laten. Van een noodzaak tot wijziging van de feestdagenregeling is het hof dan ook vooralsnog niet gebleken.
Schorsingsverzoek
5.12
De vader heeft ter zitting in hoger beroep zijn verzoek tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking ingetrokken, voor het geval dat gelijktijdig met de beslissing op dat verzoek een beslissing in de hoofdzaak volgt. Nu aan deze voorwaarde voor intrekking is voldaan, beschouwt het hof het schorsingsverzoek als ingetrokken. Het schorsingsverzoek kan daarom niet worden onderzocht en het hof zal de vader in dat verzoek niet-ontvankelijk verklaren.
5.13
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
in de zaak met zaaknummer 200.346.799/01
vernietigt de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 14 augustus 2024, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en voor zover daarin een beslissing is gegeven over de zorgregeling, en (in zoverre) opnieuw beschikkende:
bepaalt – met wijziging van de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar van 7 april 2023, hersteld bij beschikking van 9 mei 2023 en het daaraan gehechte ouderschapsplan in zoverre – dat de kinderen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders, bij de vader verblijven in de even weekenden vanaf vrijdag 18:00 uur tot zondag 18:00 uur, waarbij de vader de kinderen op vrijdag ophaalt bij de moeder en de moeder de kinderen op zondag ophaalt bij de vader.
verklaart deze beschikking (tot zover) uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in het hoger beroep meer of anders verzochte af;
in de zaak met zaaknummer 200.346.799/02
verklaart de vader niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Kleefmann, mr. R.M. Troost en mr. E.S. Jansen, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Betlem als griffier en is op 11 februari 2025 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.