ECLI:NL:GHAMS:2025:3434
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
Op 18 december 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 juli 2022. In eerste aanleg had het Openbaar Ministerie gevorderd dat de betrokkene, die vrijgesproken was van de feiten die relevant waren voor de ontnemingsvordering, een geldbedrag van € 2.630,54 aan de Staat zou betalen ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank had het Openbaar Ministerie echter niet-ontvankelijk verklaard in deze vordering, wat leidde tot het hoger beroep van het Openbaar Ministerie.
Tijdens de zittingen in hoger beroep op 6, 20, 21, 27 november en 4 december 2025 heeft het hof de vordering van de advocaten-generaal en de argumenten van de raadsvrouw gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank op goede gronden het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk heeft verklaard in de ontnemingsvordering. Het hof heeft de vrijspraak van de betrokkene bevestigd en het vonnis van de rechtbank Amsterdam gehandhaafd.
De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarin drie rechters zitting hadden. De beslissing werd op de openbare terechtzitting van 18 december 2025 uitgesproken, waarbij ook de griffier aanwezig was.