ECLI:NL:GHAMS:2025:3396

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 december 2025
Publicatiedatum
16 december 2025
Zaaknummer
200.355.672/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ouderschapsplan en zorgregeling in hoger beroep na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 december 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende een ouderschapsplan en zorgregeling na een echtscheiding. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had eerder op 13 maart 2025 een beschikking van de rechtbank Amsterdam ontvangen, waarin de echtscheiding werd uitgesproken en het gezamenlijk gezag over de minderjarigen werd vastgesteld. De vrouw heeft op 13 juni 2025 hoger beroep ingesteld, waarna de man op 31 juli 2025 een verweerschrift indiende. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 oktober 2025 hebben beide partijen hun verzoeken gewijzigd, waarbij zij vroegen om het ondertekende ouderschapsplan aan de beschikking te hechten en de zorgregeling en kinderalimentatie in het dictum op te nemen. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw haar grieven met betrekking tot de echtscheiding, partneralimentatie en huwelijksvermogen heeft ingetrokken, waardoor zij niet-ontvankelijk werd verklaard in dat deel van het hoger beroep. Het hof heeft het verzoek om het ouderschapsplan te hechten aan de beschikking toegewezen en de verzoeken over kinderalimentatie en zorgregeling goedgekeurd, gezien de overeenstemming tussen partijen en het belang van de kinderen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.355.672/01
zaaknummer rechtbank: C/13/754926 / FA RK 24-5212
beschikking van de meervoudige kamer van 9 december 2025 in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. M. Amrani te Amsterdam,
en
[de man] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. N. Rastegar te Amsterdam.

1.De procedure in hoger beroep

1.1.
Bij beschikking van 13 maart 2025 heeft de rechtbank Amsterdam:
  • de echtscheiding tussen partijen uitgesproken;
  • vastgesteld dat de man en de vrouw gezamenlijk het gezag met betrekking tot de minderjarigen hebben in ieder geval vanaf 19 maart 2021 en de griffier gelast hiervan een aantekening te maken in het gezagsregister;
  • bepaald dat elke partij de eigen kosten van de procedure draagt;
  • het meer of anders verzochte afgewezen.
1.2.
De vrouw heeft op 13 juni 2025 een beroepschrift ingediend bij het hof.
1.3.
De man heeft op 31 juli 2025 een verweerschrift ingediend.
1.4.
Het hof heeft daarnaast de volgende stukken ontvangen:
  • een bericht van de man met bijlagen van 14 oktober 2025;
  • een bericht van de vrouw van 22 oktober 2025 met als bijlage het ondertekende ouderschapsplan.
1.5.
De voorzitter heeft op 21 oktober 2025 met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gesproken.
1.6.
De zitting heeft op 23 oktober 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig: partijen bijgestaan door hun advocaten. Voorts was er voor zowel de vrouw als de man een tolk aanwezig. Ook was mevrouw J. Ibrahim aanwezig, vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn [in] 2013 te [plaats B] (Ghana) met elkaar gehuwd.
2.2.
De man heeft de Nederlandse nationaliteit. De vrouw heeft de Ghanese nationaliteit.
2.3.
Tijdens het huwelijk van partijen zijn de volgende kinderen geboren:
  • [minderjarige 1] , geboren [in] 2007 te [plaats C] , Ghana;
  • [minderjarige 2] , geboren [in] 2012 te [plaats C] , Ghana.

3.De omvang van het hoger beroep

3.1.
Partijen hebben ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hun verzoeken gewijzigd, in die zin dat zij verzoeken:
  • het ondertekende ouderschapsplan van 22 oktober 2025 aan de beschikking te hechten;
  • de zorgregeling, zoals afgesproken in het ouderschapsplan, in het dictum op te nemen;
  • de kinderalimentatie, zoals afgesproken in het ouderschapsplan, in het dictum op te nemen.

4.De motivering van de beslissing

4.1.
Het hof stelt vast dat de vrouw haar grieven ten aanzien van de echtscheiding, de partneralimentatie en het huwelijksvermogen heeft ingetrokken. Nu deze grieven niet langer worden gehandhaafd, hoeft daarop niet meer te worden beslist. Het hof zal de vrouw daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar hoger beroep voor zover dat ziet op de echtscheiding, de partneralimentatie en het huwelijksvermogen.
4.2.
Omdat tijdens de mondelinge behandeling bleek dat hierover bij partijen onduidelijkheid bestond, overweegt het hof ten overvloede dat uitgangspunt is dat partijen de echtscheidingsbeschikking binnen zes maanden vanaf het moment dat de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, moeten inschrijven in de registers van de burgerlijke stand. [1] Is tegen de echtscheiding zelf hoger beroep ingesteld, dan gaat een echtscheidingsbeschikking echter pas in kracht van gewijsde nadat ook de beschikking in hoger beroep in kracht van gewijsde is gegaan. Dit betekent concreet dat de genoemde termijn van zes maanden pas een aanvang neemt drie maanden na de datum van onderhavige beschikking van het hof. [2]
4.3.
Het hof zal het verzoek van partijen om het door hen ondertekende ouderschapsplan van 22 oktober 2025 aan de beschikking te hechten toewijzen.
4.4.
Daarnaast heeft de vrouw haar verzoeken ten aanzien van de kinderalimentatie en de zorgregeling in hoger beroep gewijzigd, in die zin dat zij de opgenomen afspraken in het ouderschapsplan in het dictum opgenomen wil hebben. Aangezien deze verzoeken niet voorlagen in eerste aanleg dient door het hof nog ambtshalve onderzocht en beoordeeld te worden of het hof rechtsmacht heeft ten aanzien van deze verzoeken. Nu partijen en de kinderen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, komt het hof rechtsmacht toe. Het hof zal de verzoeken van de vrouw over de kinderalimentatie en de zorgregeling toewijzen, gelet op de overeenstemming tussen partijen en gelet op het gegeven dat deze vaststellingen in het belang van de kinderen zijn.

5.De beslissing

Het hof:
5.1.
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar hoger beroep ten aanzien van de echtscheiding, de partneralimentatie en het huwelijksvermogensrecht;
5.2.
bepaalt dat het op 22 oktober 2025 door de ouders ondertekende, en aan deze beschikking gehechte, ouderschapsplan deel uitmaakt van deze beschikking;
5.3.
bekrachtigt de bestreden beschikking en bepaalt in aanvulling op de bestreden beschikking van de rechtbank Amsterdam van 13 maart 2025 als volgt:
  • de kinderen hebben één weekend per twee weken van vrijdagavond tot en met zondagmiddag omgang met de man;
  • de zomer- en kerstvakanties worden door partijen in onderling overleg verdeeld;
  • de man zal met ingang van oktober 2025 een kinderalimentatie aan de vrouw voldoen van € 75,-- per kind per maand;
5.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.A. van den Berg, mr. M.L. van der Bel en mr. T.M. Subelack, in tegenwoordigheid van mr. L de Goei als griffier en is op 9 december 2025 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.

Voetnoten

1.Artikel 1:163 lid 3 BW.
2.HR 22 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN1258.