ECLI:NL:GHAMS:2025:335

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 januari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
23-001891-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake jeugddetentie en vordering tot tenuitvoerlegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 augustus 2024. De verdachte, geboren in 2006, had hoger beroep ingesteld tegen de veroordeling tot jeugddetentie voor de duur van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, behalve ten aanzien van de strafoplegging en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, die zijn vernietigd. De verdachte was ten tijde van het feit net 18 jaar oud en het hof heeft besloten het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien de omstandigheden van de verdachte en de ernst van het feit. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen, wat een onaanvaardbaar veiligheidsrisico met zich meebrengt. Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op 5 maanden jeugddetentie, rekening houdend met de detentieomstandigheden en de motivatie van de verdachte op school. Daarnaast is de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke werkstraf met 1 jaar verlengd. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001891-24
datum uitspraak: 23 januari 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 augustus 2024 in de strafzaak onder de parketnummers 13-088161-24 en 13-157789-22 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2006,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 januari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde met toepassing van het jeugdstrafrecht veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 8 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren met algemene en bijzondere voorwaarden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte met toepassing van het jeugdstrafrecht zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
De raadsman heeft verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen en heeft overeenkomstig zijn pleitaantekeningen bepleit dat de door de rechtbank opgelegde straf te zwaar is. Er is geen ruimte om naast de 5 maanden die de verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht nog een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden op te leggen. De raadsman heeft hiertoe onder meer aangevoerd dat de detentieomstandigheden op de plek waar de verdachte de voorlopige hechtenis heeft ondergaan onvoldoende geschikt waren voor een adolescent, waardoor de verdachte ook geen onderwijs heeft kunnen volgen in die periode.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens levert een onaanvaardbaar veiligheidsrisico op en zorgt voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Bovendien leert de ervaring dat het bezit van vuurwapens al te gemakkelijk leidt tot het gebruik ervan met dikwijls ernstig lichamelijk letsel of de dood tot gevolg. Dit is dan ook zeer onverantwoord en gevaarlijk gedrag. Evenals de rechtbank vindt het hof het zorgelijk dat het een geladen vuurwapen betrof en dat verdachte dit bij zich had op school. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan.
Uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 december 2024 is hij al eerder onherroepelijk veroordeeld wegens overtreding van de Wet Wapens en Munitie, hetgeen ten nadele van de verdachte wordt meegewogen.
Toepassing jeugdstrafrecht
De verdachte was ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit (net) achttien jaar oud en dus meerderjarig. Ten aanzien van een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het begaan van het strafbare feit meerderjarig is, maar nog niet de leeftijd van 23 jaar heeft bereikt, kan het jeugdstrafrecht worden toegepast indien omstandigheden gelegen in de persoon van de verdachte of omstandigheden waaronder het feit is begaan daartoe aanleiding geven.
Bij de vraag of in deze zaak het jeugdstrafrecht moet worden toegepast, heeft het hof gekeken naar de pro Justitia rapportage van 4 juli 2024, opgesteld door GZ-psycholoog [naam 1] en het reclasseringsadvies van 25 juli 2024 van mevrouw [naam 2]. Uit beide adviezen volgt dat aanleiding wordt gezien om het jeugdstrafrecht toe te passen. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft mevrouw [naam 2] aangegeven dat zij ook nu bij dit advies blijft.
Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof, gelet op het voorgaande, van oordeel dat omstandigheden gelegen in de persoon van de verdachte aanleiding geven tot toepassing van het jeugdstrafrecht.
De ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheid dat sprake is van recidive rechtvaardigen dat aan de verdachte een forse vrijheidsbenemende straf wordt opgelegd. Bij de bepaling van de hoogte van de op te leggen jeugddetentie sluit het hof zich niet aan bij de oriëntatiepunten – noch voor jeugd, noch voor volwassenen – maar acht het, gelet op de omstandigheden van dit specifieke geval, een jeugddetentie voor de duur van vijf maanden passend en geboden. Hierbij is rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte gemotiveerd is op school en het goed doet, ook al heeft hij gedurende de vijf maanden die hij eerder in voorlopige hechtenis zat zijn opleiding niet kunnen volgen. Ook loopt de verdachte nog in een proeftijd en het hof zal hierna bepalen dat de proeftijd daarvan wordt verlengd, als stok achter de deur dan wel steun in de rug.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 december 2022 opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie, met aftrek. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Evenals de advocaat-generaal en de raadsman acht het hof termen aanwezig om de bij dat vonnis vastgestelde proeftijd met 1 (één) jaar te verlengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 55, 77c, 77g, en 77i van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verlengt de proeftijd als vermeld in het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 december 2022 parketnummer 13-157789-22, met een termijn van 1 één jaar.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.R.A. Meerbeek, mr. P.F.E. Geerlings en mr. M.K. Durdu-Agema, in tegenwoordigheid
van mr. I. de Bruijne, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
23 januari 2025.
Mr. Durdu-Agema is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]