ECLI:NL:GHAMS:2025:313

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
200.336.489/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen minderjarige en vader; afwijzing verzoek tot omgangsregeling

In deze zaak gaat het om de omgangsregeling tussen de minderjarige [minderjarige] (17 jaar) en haar vader. De rechtbank Amsterdam heeft in een beschikking van 9 november 2023 het verzoek van de vader om een omgangsregeling afgewijzen. De vader is het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld. De moeder steunt de beslissing van de rechtbank. Tijdens de zitting in hoger beroep op 25 november 2024, waar zowel de vader als de moeder met hun advocaten aanwezig waren, is de minderjarige ook gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige geen contact wil met haar vader en dat het opleggen van een omgangsregeling in strijd zou zijn met haar belangen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd dat het niet passend is om een omgangsregeling op te leggen, gezien de wensen van de minderjarige en de huidige situatie. Het hof heeft geconcludeerd dat er te weinig draagvlak is voor omgang en dat het verzoek van de vader om een omgangsregeling af te wijzen. De beschikking van de rechtbank is bekrachtigd, en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.336.489/01
zaaknummer rechtbank: C/13/730937 / FA RK 23-1723
beschikking van de meervoudige kamer van 14 januari 2025 in de zaak van
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna: de vader,
advocaat: mr. T.P. Schut te Amsterdam,
en
[de moeder] ,
wonende op een bij het hof bekend adres,
verweerster in hoger beroep,
hierna: de moeder,
advocaat: mr. S. el Yaakoubi te Amsterdam.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbende aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ).
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats A] ,
hierna: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de omgangsregeling tussen [minderjarige] (17 jaar) en de vader.
1.2
De rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) heeft in een beschikking van 9 november 2023 (hierna: de bestreden beschikking) het inleidende verzoek van de vader om een omgangsregeling vast te stellen tussen hem en [minderjarige] , afgewezen.
De vader is het daar niet mee eens en wil dat zijn inleidende verzoek alsnog wordt toegewezen. De moeder is het wel eens met de beslissing van de rechtbank.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De vader is op 5 januari 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De moeder heeft op 21 oktober 2024 een verweerschrift ingediend.
2.3
De voorzitter heeft voorafgaand aan de zitting, te weten op 20 november 2024, met [minderjarige] gesproken. De voorzitter heeft de inhoud van dit gesprek ter zitting zakelijk weergeven.
2.4
De zitting heeft op 25 november 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door F.L.M. Huizinga.

3.De feiten

3.1
De zaak heeft betrekking op het volgende minderjarige kind van de ouders: [minderjarige] , geboren [in] 2007 te [plaats B] (Tunesië).
3.2
De ouders zijn getrouwd [in] 1996 te [plaats C] (Tunesië). Bij de – in zoverre niet – bestreden beschikking van 9 november 2023 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
3.3
Bij de – in zoverre niet – bestreden beschikking van 9 november 2023 is het gezag van de vader over [minderjarige] beëindigd en is bepaald dat het gezag aan de moeder toekomt.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking, voor zover hier van belang, het inleidende verzoek van de vader om een omgangsregeling vast te stellen tussen hem en [minderjarige] , afgewezen.
4.2
De vader verzoekt – zo begrijpt het hof – de bestreden beschikking te vernietigen voor zover de rechtbank het inleidende verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling heeft afgewezen en alsnog zijn inleidende verzoek toe te wijzen. Ook verzoekt de vader een raadsonderzoek te gelasten en daarbij een begeleide omgangsregeling te bepalen.
4.3
De moeder verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen, zo nodig onder aanvulling en verbetering van de gronden, en de vader niet-ontvankelijk te verklaren in hoger beroep dan wel de verzoeken van de vader in hoger beroep af te wijzen. Ook verzoekt de moeder om de vader te veroordelen in de kosten van dit hoger beroep.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Uit artikel 1:377a, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vaststelt dan wel het recht op omgang ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd.
Uit het derde lid volgt dat de rechter het recht op omgang slechts ontzegt, indien:
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
b. de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
De standpunten
5.2
De vader stelt dat de rechtbank ten onrechte geen omgangsregeling heeft vastgesteld. Ook heeft de rechtbank ten onrechte geen raadsonderzoek gelast. Het is in het belang van [minderjarige] dat zij een band kan opbouwen met haar vader. Het feit dat er al jaren geen contact is tussen de vader en [minderjarige] kan de vader niet worden aangerekend. De vader wist lange tijd niet waar de moeder en [minderjarige] woonden en op de telefoon van [minderjarige] is de vader geblokkeerd. Bovendien heeft de vader geprobeerd of er in overleg met de moeder een omgangsregeling kon worden afgesproken, maar de moeder heeft hier niet op gereageerd.
5.3
De moeder voert aan dat de beslissing van de rechtbank om geen omgangsregeling vast te stellen op goede gronden berust. De overwegingen die hebben geleid tot de beslissing van de rechtbank gelden nog steeds. [minderjarige] blijft aangeven dat zij nog steeds geen contact wil met de vader. De vader heeft bovendien nooit gebruik gemaakt van de opening tot contact met [minderjarige] door haar een kaartje te sturen. Inmiddels heeft de tijd de wenselijkheid van contactherstel ingehaald. De moeder merkt dat [minderjarige] veel last heeft van de huidige situatie en dat zij veel stress ervaart van de procedures rondom het contact met de vader. De moeder gunt [minderjarige] om op dit moment gewoon tiener te kunnen zijn en zich te kunnen focussen op school.
Het advies van de raad
5.4
De raad heeft ter zitting in hoger beroep als volgt geadviseerd. Aan de vader is een opening geboden door de mogelijkheid te bieden om een kaartje te sturen aan [minderjarige] . Doordat de vader hier geen gebruik van heeft gemaakt, heeft er geen opening kunnen ontstaan tot een prettige vorm van contact tussen de vader en [minderjarige] . [minderjarige] heeft meerdere malen duidelijk aangegeven dat ze geen contact wil met de vader. Gezien de leeftijd van [minderjarige] is het niet passend om een omgangsregeling op te leggen en haar te dwingen tot contact met de vader. Een raadsonderzoek zal hier ook niet aan bijdragen en bovendien is een raadsonderzoek op dit moment te belastend voor [minderjarige] .
De beoordeling door het hof
5.5
Aan het hof ligt de vraag voor of een omgangsregeling moet worden vastgesteld tussen [minderjarige] en de vader. Het hof acht zich op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep voldoende voorgelicht om een beslissing te kunnen nemen. Het verzoek van de vader een nader onderzoek door de raad te gelasten en een begeleide omgangsregeling vast te stellen, zal dan ook worden afgewezen.
5.6
Als uitgangspunt geldt dat een kind en een ouder recht hebben op omgang met elkaar. Het is voor een kind van groot belang om beide ouders te kennen en een goede band met hen te onderhouden. Het kan ook voorkomen dat een situatie ontstaat waarin het niet (langer) in het belang is van een kind om een poging te doen tot omgang of contactherstel. Van een dergelijke situatie is in deze zaak sprake. Het hof is van oordeel dat het vaststellen van een omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] op dit moment in strijd is met de zwaarwegende belangen van [minderjarige] . Hiertoe overweegt het hof als volgt.
5.7
Net als de raad acht het hof bij [minderjarige] te weinig draagvlak voor omgang aanwezig. [minderjarige] heeft na de beëindiging van de relatie tussen de ouders in 2019 bij de moeder gewoond en sindsdien heeft er niet tot nauwelijks omgang of ander contact tussen [minderjarige] en de vader plaatsgevonden. Hoewel de ouders verschillen van mening over de reden van het uitblijven van contact, staat voor het hof vast dat er al jaren geen contact is geweest tussen [minderjarige] en de vader. [minderjarige] heeft herhaaldelijk en consequent aan de verschillende betrokken hulpverleningsinstanties, laatstelijk nog aan de voorzitter van het hof tijdens het kindgesprek, laten weten dat zij op dit moment geen contact wil met de vader. Zij voelt weerstand tegen contact en omgang met de vader en heeft daaraan geen enkele behoefte, zo heeft zij verklaard. Gelet op de leeftijd van [minderjarige] acht het hof het van belang de wensen van [minderjarige] ten aanzien van het contact tussen haar en de vader een eerste overweging te laten zijn. Het is van belang dat [minderjarige] haar leven kan voortzetten zonder de spanningen die in dit geval een gedwongen omgangsregeling met zich mee zouden brengen. Het hof is dan ook van oordeel dat het opleggen van een omgangsregeling met de vader op dit moment in strijd is met de zwaarwegende belangen van [minderjarige] . Het hof zal het verzoek van de vader dan ook afwijzen en de bestreden beschikking bekrachtigen.
5.8
Dit neemt niet weg dat het [minderjarige] altijd vrij staat om op enig moment in haar leven op eigen initiatief contact op te nemen met de vader. Het hof benadrukt verder dat de vader nog steeds gebruik kan maken van de opening tot contact met [minderjarige] door haar een kaartje te sturen. Ter zitting in hoger beroep heeft de advocaat van de moeder aangeboden om het kaartje door te sturen aan de moeder en [minderjarige] .
Proceskosten
5.9
Het hof ziet, gezien de familierechtelijke aard van de procedure, geen aanleiding voor een veroordeling van de vader in de proceskosten in hoger beroep, zoals door de moeder is verzocht. Het hof zal deze compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5.1
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. Alt-van Endt, mr. J.M. van Baardewijk en mr. J.W. van Zaane, in tegenwoordigheid van mr. M. Hermans als griffier en is op 14 januari 2025 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.