In deze zaak gaat het om de omgangsregeling tussen de minderjarige [minderjarige] (17 jaar) en haar vader. De rechtbank Amsterdam heeft in een beschikking van 9 november 2023 het verzoek van de vader om een omgangsregeling afgewijzen. De vader is het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld. De moeder steunt de beslissing van de rechtbank. Tijdens de zitting in hoger beroep op 25 november 2024, waar zowel de vader als de moeder met hun advocaten aanwezig waren, is de minderjarige ook gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige geen contact wil met haar vader en dat het opleggen van een omgangsregeling in strijd zou zijn met haar belangen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd dat het niet passend is om een omgangsregeling op te leggen, gezien de wensen van de minderjarige en de huidige situatie. Het hof heeft geconcludeerd dat er te weinig draagvlak is voor omgang en dat het verzoek van de vader om een omgangsregeling af te wijzen. De beschikking van de rechtbank is bekrachtigd, en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.