ECLI:NL:GHAMS:2025:292

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
200.324.031/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige overboeking door gevolmachtigde van erflater en schadeplichtigheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [eiser] tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank had geoordeeld dat [eiser], als gevolmachtigde van zijn oom (de erflater), onrechtmatig heeft gehandeld door een bedrag van € 50.000,- over te boeken van de bankrekening van de erflater naar de rekening van zijn eigen onderneming. De rechtbank oordeelde dat [eiser] zijn volmacht niet had mogen aanwenden voor deze overboeking, aangezien erflater op dat moment al 92 jaar oud was en in een kwetsbare positie verkeerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de handtekening onder een licentieovereenkomst niet van de erflater was en dat er geen bewijs was voor het bestaan van een licentieovereenkomst. Hierdoor was er geen grond voor de overboeking en was [eiser] schadeplichtig jegens de erflater voor het bedrag van € 50.000,-. In hoger beroep heeft [eiser] de grieven ingediend, maar het hof heeft deze afgewezen. Het hof oordeelde dat [eiser] als gevolmachtigde de belangen van de erflater niet op de juiste wijze heeft behartigd en dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld. Het hof heeft de vorderingen van [gedaagde] toegewezen, die een deel van de nalatenschap van de erflater claimde, en heeft [eiser] veroordeeld tot betaling van een bedrag aan [gedaagde].

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht
team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer : 200.324.031/01
zaaknummer rechtbank : C/15/324225 / HA ZA 22-38
arrest van de meervoudige familiekamer van 4 februari 2025
inzake
[eiser] ,
wonend te [plaats A] ,
appellant,
advocaat: mr. J.W. Damstra te Apeldoorn,
tegen
[gedaagde],
wonend te [plaats B] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. H. Hooijer te Zeist, voorheen mr K.N. Holtrop.
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

[eiser] is bij dagvaarding van 7 december 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Noord-Holland (zittingsplaats Haarlem), van 26 oktober 2022, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [gedaagde] als eiseres en [eiser] als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord tevens eiswijziging, met producties;
- akte uitlating wijziging eis.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[eiser] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen -naar het hof begrijpt- voor zover het betreft het oordeel van de rechtbank over ‘pijnpunt 2’, te weten dat [eiser] door het sluiten van de licentieovereenkomst met [X] B.V. en/of het onverschuldigd doen van de overboeking van € 50.000,- op de bankrekening van [Y] misbruik heeft gemaakt van zijn volmacht en dat hij de daardoor ontstane schade van € 50.000,- dient te vergoeden. [eiser] heeft verzocht [gedaagde] te veroordelen in de kosten van beide instanties.
[gedaagde] heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] in zijn hoger beroep, althans tot afwijzing van zijn verzoek in hoger beroep. Voorts heeft zij haar eis gewijzigd aldus:
1.Te verklaren voor recht dat het aandeel van [gedaagde] in de nalatenschap van erflater € 169.635,74 bedraagt, te vermeerderen met de helft van de wettelijke rente over € 55.612,80 vanaf de datum van de betreffende overboekingen dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag;
2. De wijze van verdeling te gelasten op de wijze zoals in 4.15 en 4.16 van de uitspraak van de rechtbank is gedaan met verbetering zoals in haar memorie van antwoord tevens eiswijziging is weergegeven dan wel in goede justitie een verdeling vast te stellen en te gelasten;
3. [eiser] te veroordelen om binnen veertien dagen na het wijzen van dit arrest tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen aan [gedaagde] het bedrag van € 26.585,68, te vermeerderen met de helft van de wettelijke rente over € 55.612,80 vanaf de datum van de betreffende overboekingen;
4. [eiser] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
[eiser] heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [gedaagde] in haar eiswijzing dan wel de eiswijziging af te wijzen.
Feiten
2.1.
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Het hof gaat uit van deze feiten, voor zover van belang in hoger beroep en voor zover de juistheid daarvan tussen partijen niet in geschil is. Die feiten zijn, hier en daar aangevuld met andere vaststaande feiten, de volgende.
2.2.
[eiser] en [gedaagde] zijn broer en zus.
2.3.
Op 31 januari 2017 heeft de oom van partijen, de heer [erflater] (hierna te noemen: erflater), bij notariële akte een algemene volmacht gegeven aan zijn echtgenote en – als zij hem niet meer kan of wil vertegenwoordigen – aan [eiser] om hem te vertegenwoordigen. De volmacht houdt onder meer het volgende in:
“(…)
HOOFDSTUK 2. INHOUD VERTEGENWOORDIGING
1.Algemene beschrijving vertegenwoordiging(…)
Ik wil dat mijn vertegenwoordiger mij vertegenwoordigt alsof hij door de rechter is benoemd tot bewindvoerder over mijn vermogen en als mentor in verband met mijn belangen met betrekking tot verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding. (…)
2. Vermogensrechtelijke vertegenwoordiging
Ik wil dat de vertegenwoordiger mijn vermogen beheert en namens mij (…) rechtshandelingen verricht op ieder rechtsgebied (…)
B. Indien een ander dan mijn echtgenote de vertegenwoordiger is, mag de vertegenwoordiger namens mij geen giften doen. Deze beperking in het verrichten van rechtshandelingen namens mij geldt alleen in de interne verhouding, dat wil zeggen tussen mij en de vertegenwoordiger en niet tegenover derden.
(…)
HOOFDSTUK 5. VOLMACHT EN OPDRACHT/LAST, GEEN TOEZICHT
(…)
4. Rekening en verantwoording
De vertegenwoordiger heeft een administratieplicht van alle handelingen die hij namens mij verricht of laat verrichten.
De vertegenwoordiger moet mij zo spoedig mogelijk op de hoogte brengen van zijn werkzaamheden en jaarlijks aan mij rekening en verantwoording afleggen over de wijze waarop hij zijn taak heeft volbracht.
Na mijn overlijden moet de vertegenwoordiger, niet zijnde mijn echtgenote, mijn erfgenamen op de hoogte brengen van zijn werkzaamheden en aan hen de rekening en verantwoording afleggen over de laatste drie jaar voor zover daarover niet eerder rekening en verantwoording is afgelegd.
5. Aansprakelijkheid
Als de vertegenwoordiger mijn belangen niet heeft behartigd op een manier die redelijkerwijs van hem verwacht mocht worden, waaronder begrepen het niet dan wel niet zorgvuldig beheren van mijn vermogen, is hij verplicht eventuele schade die daaruit voortvloeit aan mij dan wel aan mijn erfgenamen te vergoeden.
(…).
2.4.
Op 31 januari 2017 heeft erflater bij de notaris een testament opgemaakt waarin hij zijn echtgenote en – als zij vóór hem is overleden – [gedaagde] en [eiser] , ieder voor een gelijk deel, tot zijn erfgenamen heeft benoemd. Bij vooroverlijden van zijn echtgenote heeft erflater in haar plaats [eiser] tot executeur benoemd. Volgens het testament eindigt de taak van de executeur onder meer als de executeur zijn werkzaamheden heeft voltooid.
2.5.
De echtgenote van erflater is [in] 2017 overleden. [eiser] is toen vertegenwoordiger/gevolmachtigde van erflater geworden.
2.6.
Na het overlijden van zijn echtgenote is erflater drie weken in het ziekenhuis opgenomen geweest en heeft hij aansluitend drie weken in een revalidatiecentrum verbleven. Daarna is hij gaan wonen in een wooncomplex met interne faciliteiten voor zorg.
2.7.
Op 1 juli 2018 heeft [X] B.V. (hierna [X] ), een vennootschap van [eiser] , een offerte uitgebracht aan erflater voor de levering van een eeuwigdurende licentie voor een softwarepakket voor bedrijven voor een bedrag van € 31.772,31 en 80 uur consultancy en training voor een bedrag van € 9.600,- exclusief btw. Onder het kopje “1.1 Uitgangssituatie” staat “Mijn oom de heer [erflater] wil graag de verkoop van de [X] .com software mee stimuleren en doet bij deze een aankoop van software en diensten”. In de offerte zijn de Nederland ICT Voorwaarden van toepassing verklaard. Onder de offerte staat boven de voorgedrukte naam van erflater een handtekening.
2.8.
Op 26, 27 en 30 juli en 1 augustus 2018 heeft [eiser] via online bankieren opgeteld € 50.000,- overgeboekt van de bankrekening van erflater naar de bankrekening van [XX] B.V. (hierna: [XX] ), een vennootschap van [eiser] . Op dezelfde data heeft [eiser] opgeteld ook € 50.000,- overgeboekt naar de bankrekening van [Y] (een handelsnaam van [X] ).
2. 9. Op 8 september 2018 is erflater overleden.
2.10.
[eiser] heeft zijn benoeming als executeur aanvaard.
2.11.
Op 10 oktober 2019 heeft [gedaagde] een brief van [eiser] ontvangen met onder andere de mededeling dat [eiser] inschat dat [gedaagde] na afhandeling een netto erfenis van ongeveer € 100.600,- ontvangt. In de brief is een berekening opgenomen van het erfdeel van [gedaagde] .
2.12.
Op 6 april 2020 heeft [gedaagde] van [eiser] een spreadsheet ontvangen met een berekening van het saldo van de nalatenschap. In het spreadsheet is als vordering van de nalatenschap opgenomen “lening [eiser] € 40.000,00”.
2.13.
Bij brief van 2 juli 2020 heeft de door [gedaagde] ingeschakelde notaris een aantal vragen gesteld aan [eiser] over het op 6 april 2020 toegestuurde spreadsheet. De notaris heeft onder meer het volgende aan [eiser] geschreven:
“(…)
- Tijdens uw beheer als gevolmachtigde heeft uw oom naar ik begreep bedrijfssoftware gekocht voor een bedrag rond de € 50.000,- bij een bedrijf van u. Gezien zijn leeftijd en fysieke en mentale staat roept dit, zoals u wellicht kunt begrijpen, vragen op.
Vriendelijk verzoek ik u op grond van de verplichte rekening en verantwoording deze aankoop toe te lichten.
- In 2018 zijn er, naast genoemde aanschaf van bedrijfssoftware, overboekingen gedaan van uw oom en tante naar een bedrijfsrekening van u, samen ongeveer groot € 50.000,-. Hiervan ontvang ik graag een nadere toelichting en papieren bewijzen op grond waarvan deze overboekingen hebben plaatsgevonden.
- In het eindoverzicht door u toegestuurd aan uw zuster is opgenomen dat u een lening had bij uw oom van € 40.000,-. Ik ga ervanuit dat deze lening juist is opgegeven bij de inkomstenbelastingaangifte(n) van uw oom? Vriendelijk verzoek ik u om kopieën aan te leveren va de aangiften inkomstenbelasting over de laatste drie jaren (of in ieder geval de jaren dat u als gevolmachtigde heeft gehandeld en de laatste aangifte die u heeft gedaan in uw functie van executeur.
- Graag ontvang ik kopieën van de bankafschriften van uw oom en tante vanaf *oktober 2017 tot en met heden danwel het moment van opheffing van de rekening(en) indien dit reeds is gedaan. Op grond van de rekening en verantwoording van u als gevolmachtigde alsmede als executeur zijn dit van belang zijnde gegevens.
- In de reeds ontvangen bankafschriften door uw zuster viel het haar op dat er meerdere overboekingen zijn geweest van grote bedragen tussen de rekeningen van uw oom. Kunt u toelichten waarom dit is geweest?
(…)”
2.14.
[eiser] heeft bij brief van 8 augustus 2020 als volgt gereageerd op de hiervoor genoemde brief van de notaris.
“(…)
Factuur € 50.000
Mijn oom wilde mijn nieuwe bedrijf helpen. Omdat ik dat legaal wilde regelen heb ik, in overleg, een factuur gestuurd. De BTW is netjes afgedragen. (…)
Het moge duidelijk zijn dat dit bedrag al fiscaal verrekend is en dus geen onderdeel kan zijn van de erfenis. (…)
Lening € 50.000
De lening is niet opgegeven in de inkomstenbelasting. Dat is ook niet nodig omdat schulden en bezittingen altijd per 1 januari altijd opgegeven moeten worden. Deze lening is in 2018 verstrekt en dus niet verwerkt op de aangifte over 2018.
De lening is opgenomen in de erfenis.
Lening € 40.000 (spreadsheet)
Het betreft hetzelfde bedrag als in de vorige paragraaf. Dit bedrag moet € 50.000 zijn. Het bedrag was gesaldeerd met de resterende reservering van € 10.000. Foutje van mij. Sorry. (…)”.
2.15.
In de brief is een tabel opgenomen waarin onder meer staat vermeld:
“lening [eiser] € 50.000” met daarbij de toelichting “naast de betaling van de factuur van 50.000 heb ik nog 50.000 ontvangen; dat is deze 50.000. er stond 40.000 omdat het bedrag onterecht gesaldeerd was met het voorschot.”
Ook is in de tabel opgenomen “Reservering € 10.000” met daarbij de toelichting “hier stond 20.000; bedrag nu op 10.000 gesteld.”
Onder de tabel staat “Bovenstaande berekening is aangepast. Het reserverings restant (€ 50.000) was gesaldeerd met het lening bedrag van € 50.000 in de berekening. Het maakt weinig verschil aangezien het leningsbedrag duidelijk is.”

3.Beoordeling

3.1.
De rechtbank heeft voor recht verklaard dat het aandeel van [gedaagde] in de nalatenschap van erflater € 169.635,74 bedraagt, te vermeerderen met de helft van de wettelijke rente over € 55.612,80 vanaf de datum van de betreffende overboekingen. Voorts heeft de rechtbank de wijze van verdeling van de nalatenschap vastgesteld als in rechtsoverweging 4.16 is overwogen. Deze rechtsoverweging luidt als volgt:
Beide partijen hebben ieder al een voorschot op hun aandeel in de nalatenschap ontvangen: eiseres € 95.014,50 en gedaagde € 92.774,58. Het resterende deel van de nalatenschap zal aldus moeten worden verdeeld dat aan eiseres nog een bedrag van € 74.621,24 wordt uitgekeerd te vermeerderen met de helft van de wettelijke rente over € 55.612,80 vanaf de datum van de betreffende overboekingen. Aan gedaagde zal na toerekening op zijn aandeel van in totaal € 55.612,80, vermeerderd met de wettelijke rente over € 55.612,80 vanaf de datum van de betreffende overboekingen, nog moeten worden uitgekeerd een bedrag van € 21.248,36 te vermeerderen met de helft van de wettelijke rente over € 55.612,80 vanaf de datum van de betreffende overboekingen.
De rechtbank heeft het vonnis voor wat betreft de wijze van de verdeling van de nalatenschap uitvoerbaar bij voorraad verklaard, de proceskosten tussen partijen gecompenseerd en het meer of anders gevorderde afgewezen.
3.2.
[eiser] komt tegen dit vonnis met drie grieven op, die alle drie betrekking hebben op ‘pijnpunt 2’, dat wil zeggen op de licentieovereenkomst en het oordeel van de rechtbank over de overboekingen die gedaagde heeft gedaan van in totaal € 50.000,- van de bankrekening van erflater naar de bankrekening van [Y] (rechtsoverweging 4.8 van het bestreden vonnis). Het hof zal de grieven gezamenlijk behandelen. Vervolgens zal het hof de eiswijziging van [gedaagde] beoordelen.
Overboekingen van € 50.000,- van de bankrekening van erflater naar de bankrekening van [Y] .
3.3.
De grieven hebben betrekking op rechtsoverweging 4.8 van het bestreden vonnis. De rechtbank heeft daarin -samengevat- als volgt overwogen. Het moet ervoor worden gehouden dat de handtekening onder de offerte niet van erflater is en dat de offerte dus geen bewijs oplevert van het sluiten van een licentieovereenkomst. Er zijn ook geen andere feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit kan blijken dat erflater een licentieovereenkomst heeft gesloten. Als [eiser] , zoals hij stelt, geen gebruik van de volmacht heeft gemaakt, is geen licentieovereenkomst tussen erflater en [X] tot stand gekomen. Dan ontbreekt een grond voor de overboeking door [eiser] van € 50.000,- en heeft [eiser] als vertegenwoordiger van erflater diens belangen niet behartigd op een manier die redelijkerwijs van hem verwacht mocht worden. Datzelfde geldt als [eiser] de licentieovereenkomst wel met gebruikmaking van de volmacht namens erflater heeft gesloten. Gesteld noch gebleken is dat erflater daarbij belang had. Als erflater had willen investeren valt niet in te zien waarom het nodig was deze onzakelijke overeenkomst te sluiten. Door het sluiten van de overeenkomst en/of het onverschuldigd doen van de overboekingen heeft [eiser] misbruik gemaakt van zijn volmacht. De licentie is persoonlijk en niet overdraagbaar en vertegenwoordigt hierom voor de nalatenschap geen waarde. [eiser] dient de schade, die € 50.000,- bedraagt, te vergoeden. De rechtbank heeft dit bedrag in het kader van de gevorderde verdeling op het aandeel van [eiser] toegerekend.
3.4.
[eiser] onderbouwt zijn grieven als volgt.
Erflater wenste [eiser] financieel te helpen door een licentieovereenkomst af te nemen. Daartoe heeft erflater op 1 juli 2018 een offerte van [X] getekend voor de levering van een eeuwigdurende licentie voor een software pakket voor bedrijven voor een bedrag van € 31.772,31 en 80 uur consultancy training voor € 9.600,- excl. BTW. In de offerte staat onder kopje 1.1 Uitgangssituatie: “Mijn oom, de heer [erflater] , wil graag de verkoop van de [X] .com software mee stimuleren en doet bij deze een aankoop van software en diensten.” Onder de offerte staat boven de voorgedrukte naam van erflater de handtekening van erflater. Vervolgens heeft [eiser] het door erflater met [X] overeengekomen bedrag naar de bankrekening van [Y] (de handelsnaam van [X] ) overgemaakt.
[eiser] stelt dat [gedaagde] uitdrukkelijk gerechtelijk heeft erkend, in de zin van artikel 154 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dat de handtekening onder de offerte van erflater is. [eiser] legt enkele producties over met identieke handtekeningen van erflater. [eiser] heeft bewijs aangeboden van zijn stelling dat de handtekening onder de offerte de handtekening van erflater is.
De investering die erflater heeft gedaan is een zakelijke transactie althans een gift. De gift is zo ingekleed om te voorkomen dat schenkingsbelasting zou moeten worden betaald. [gedaagde] heeft geen vernietiging van deze gift gevorderd. Erflater heeft de offerte bewust getekend, heeft in privé een overeenkomst gesloten met [X] en heeft vervolgens aan [eiser] gevraagd het overeengekomen bedrag aan [X] te voldoen. [eiser] heeft dan ook geen gebruik gemaakt van de volmacht. [eiser] heeft ook niet namens erflater getekend. Er is geen sprake van onverschuldigde betaling en [eiser] heeft niet gehandeld in strijd met art 2 sub b van hoofdstuk 2 van de volmacht. Erflater mag immers buiten de volmacht om schenkingen doen. Er is dan ook geen sprake van dat [eiser] ex artikel 5 van hoofdstuk 5 van de volmacht de belangen van erflater niet op de juiste wijze heeft behartigd.
[eiser] is door [gedaagde] op onjuiste rechtsgronden gedagvaard die niet door de rechtbank aangevuld konden worden. [eiser] verwijst daarbij naar randnummer 38 van zijn memorie van grieven, waarin hij stelt dat sprake is van een gift, ingekleed als investering althans als overeenkomst.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd.
3.5.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van de volmacht van 31 januari 2017 is [eiser] , na het overlijden van de echtgenote van erflater [in] 2017, vertegenwoordiger/gevolmachtigde van erflater geworden, wat onder andere inhoudt het beheer van het vermogen van erflater namens erflater. In artikel 2 van hoofdstuk 2 van de volmacht is de inhoud van de vermogensrechtelijke vertegenwoordiging beschreven. De volmacht is, gelet op artikel 1 van hoofdstuk 2, bedoeld om in de plaats te komen van een bewind of mentorschap. Erflater heeft veel bevoegdheden uit handen gegeven. Het betreft een zeer uitgebreide volmacht, wat blijkt uit artikel 2 van hoofdstuk 2, waarin staat dat deze inhoudt het beheer van het vermogen en het verrichten van rechtshandelingen op ieder rechtsgebied. Van deze rechtshandelingen wordt een uitgebreide maar niet-limitatieve opsomming gegeven in artikel 2 onder A van hoofdstuk 2. Ook bevat de volmacht een regeling voor de aansprakelijkheid van de gevolmachtigde jegens erflater dan wel zijn erfgenamen in artikel 5 van hoofdstuk 5. Uit dit artikel volgt dat [eiser] de belangen van erflater moest behartigen op een manier die redelijkerwijs van hem verwacht mocht worden, waaronder begrepen het zorgvuldig beheren van het vermogen van de erflater.
Het hof is van oordeel dat [eiser] als vertegenwoordiger het vermogen van erflater op onzorgvuldige wijze heeft beheerd. Het hof overweegt daartoe als volgt.
De door erflater aan [eiser] verleende volmacht was bedoeld om erflater (toen al 92 jaar oud) in de laatste fase van zijn leven de nodige hulp en bescherming te bieden, onder andere wat betreft het zorgvuldig beheer van zijn vermogen. Erflater heeft [eiser] in het volste vertrouwen opdracht gegeven zijn financiële zaken te beheren. [eiser] heeft daartoe een ruime bevoegdheid gekregen tot het verrichten van rechtshandelingen namens erflater en volledige toegang tot zijn bankrekeningen. Het voorgaande impliceert als gevolmachtigde een zware verantwoordelijkheid en grote mate van zorgvuldigheid bij het vermogensbeheer.
Het gaat hier om een licentieovereenkomst, waarvan [eiser] stelt dat deze is gesloten tussen enerzijds [X] en anderzijds erflater. Daartoe is een offerte ondertekend, waarop twee verschillende handtekeningen staan. Vaststaat dat de namens [X] geplaatste handtekening van [eiser] afkomstig is; niet staat vast dat de aan de zijde van erflater geplaatste handtekening daadwerkelijk door erflater is gezet, nu [gedaagde] dit betwist.
De licentieovereenkomst houdt in dat het bedrijf van [eiser] aan erflater een licentie verleent voor een softwarepakket voor bedrijven en 80 uur consultancy en training. Erflater was op het moment van de ondertekening van de overeenkomst bejaard en woonde in een wooncomplex met interne faciliteiten voor zorg. [gedaagde] heeft al in de inleidende dagvaarding gesteld dat erflater ten tijde van het sluiten van de overeenkomst dementerend was en dat de geriater deze diagnose op 13 juni 2017, in het bijzijn van [gedaagde] en [eiser] , heeft gesteld. Verder heeft [gedaagde] gemotiveerd gesteld dat na het overlijden van zijn echtgenote de toestand van erflater verder achteruit ging en hij de grip op het leven verloor. [eiser] heeft slechts betwist dat erflater dement was en steeds verder achteruitging, maar is op hetgeen [gedaagde] overigens op dit punt heeft aangevoerd niet ingegaan. [eiser] heeft aldus onvoldoende gemotiveerd weersproken dat erflater aan het dementeren was en lichamelijk en psychisch achteruit ging. Mede gelet hierop valt niet in te zien hoe erflater op welke manier dan ook gebaat zou kunnen zijn (geweest) bij het sluiten van deze licentieovereenkomst. Voor zover [eiser] heeft bedoeld te stellen dat erflater wenste te investeren in zijn bedrijf, in die zin dat het aangaan van de licentieovereenkomst voor erflater tot financieel gewin zou kunnen leiden, heeft [eiser] daartoe onvoldoende aangevoerd. [eiser] heeft voorts gesteld dat feitelijk sprake was van een gift aan hem, omdat erflater zijn bedrijf wilde steunen. [eiser] was als gevolmachtigde van erflater echter niet bevoegd om aan zichzelf een gift te doen (zie art. 2B van hoofdstuk 2 van de volmacht). Het als gevolmachtigde van erflater uitvoering geven aan de door erflater zelf gesloten licentieovereenkomst, komt per saldo juist daarop neer: (meewerken aan) een gift aan [eiser] via zijn bedrijf. Het ging bovendien om een substantieel bedrag. [eiser] , die als gevolmachtigde bij erflater een vertrouwenspositie bekleedde, was in die hoedanigheid gehouden het vermogen van erflater zorgvuldig te beheren. Het resultaat van het aangaan van de licentieovereenkomst was echter dat een bedrag van € 50.000,- uit het vermogen van erflater is gevloeid. Het hof is van oordeel dat op zijn minst genomen moet worden betwijfeld of erflater dit op deze manier heeft gewild en of hij daarbij de consequenties van de overeenkomst volledig heeft (kunnen) overzien. Deze twijfel wordt nog versterkt door het feit dat [eiser] destijds geen anderen bij de overeenkomst heeft betrokken en hij voorafgaand aan deze procedure niet eigener beweging opening van zaken heeft gegeven. Dit brengt het hof tot het oordeel, gelet op alle omstandigheden van het geval, dat [eiser] erflater had moeten behoeden voor het aangaan van de licentieovereenkomst dan wel het doen van deze gift aan [eiser] , en dat [eiser] zijn volmacht in dit geval niet had mogen aanwenden om het bedrag van € 50.000,- over te boeken van de bankrekening van erflater naar de bankrekening van het bedrijf van [eiser] . Aldus heeft [eiser] gehandeld in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betamelijk is. Dit onzorgvuldig handelen kan hem ook worden toegerekend. Bij deze stand van zaken is hij schadeplichtig jegens erflater tot het met de overeenkomst gemoeide totaalbedrag van € 50.000,-. Het hof gaat derhalve voorbij aan het bewijsaanbod van [eiser] ter zake van de handtekening onder de licentieovereenkomst, nu dit niet ter zake dienend is. De grieven van [eiser] falen.
Eiswijziging van [gedaagde]
3.6.
[gedaagde] heeft gevorderd [eiser] te veroordelen om het bedrag dat op basis van de vast te stellen verdeling aan haar toekomt binnen 14 dagen na uitspraak aan haar te voldoen. [gedaagde] onderbouwt haar vordering als volgt. Bij de berekening in rechtsoverweging 4.16 heeft de rechtbank ten onrechte geen rekening ermee gehouden dat [gedaagde] een deel van de uitvaartkosten dient te dragen en dat van haar deel in de nalatenschap al erfbelasting is voldaan. Ook van het deel van [eiser] is erfbelasting voldaan en is zijn aandeel in de uitvaartkosten voldaan. Er is daardoor geen batig saldo meer op de bankrekening. Aan [gedaagde] moet dan feitelijk nog voldaan worden € 26.585,68 te vermeerderen met de helft van de wettelijke rente over € 55.612,80 vanaf de datum van de betreffende overboekingen.
[eiser] heeft in zijn akte uitlating wijziging eis aangevoerd dat de eisvermeerdering moet worden afgewezen aangezien de rechtbank met een verwijzing naar de artikelen 3:184 BW en 3:185 BW heeft geoordeeld dat de vermeende schade op het aandeel van [eiser] wordt toegerekend, hetgeen impliceert dat [eiser] is overbedeeld en [gedaagde] op [eiser] een (opeisbare) vordering uit overbedeling heeft.
3.7.
De rechtbank heeft in rechtsoverweging 4.8, met verwijzing naar de artikelen 3:184 BW en 3:185 BW het door [eiser] verschuldigde bedrag van € 50.000,- in het kader van de gevorderde verdeling op het aandeel van [eiser] toegerekend. Tegen dit oordeel is niet gegriefd zodat het in rechte is komen vast te staan. In rechtsoverweging 4.16 heeft de rechtbank berekend hoe de nalatenschap moet worden verdeeld. De berekening die [gedaagde] heeft gemaakt ter onderbouwing van haar gewijzigde eis, overgelegd als productie 24, gaat terecht uit van dezelfde rekenmethode als de rechtbank. [gedaagde] heeft aan de berekening van de rechtbank nog door ieder van partijen betaalde kosten toegevoegd, te weten de kosten na overlijden (€ 10.780,56 per persoon) en erfbelasting (€ 37.255,- per persoon). De uitkomst van deze berekening is dat [gedaagde] € 26.585,68 te weinig en [eiser] € 26.787,20 teveel heeft ontvangen. [eiser] heeft deze berekening inhoudelijk niet betwist, waarmee de aldus berekende verdeling is komen vast te staan. Voorts stelt [gedaagde] dat er feitelijk geen batig saldo meer op een bankrekening is. Ook dat heeft [eiser] niet betwist. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat [eiser] is overbedeeld voor het door [gedaagde] gestelde bedrag. [gedaagde] heeft in zoverre een vordering op hem. Dat geldt evenzeer voor de door haar (door [eiser] inhoudelijk niet betwiste) gevorderde wettelijke rente. Het hof zal dan ook de hiervoor in rechtsoverweging 1 onder 3 genoemde vordering van [gedaagde] toewijzen.
3.8.
Alhoewel de in rechtsoverweging 1 onder 1 genoemde vordering van [gedaagde] overeenkomt met het dictum van het bestreden vonnis onder 5.1, zal het hof deze vordering voor de duidelijkheid toewijzen en opnemen in het dictum van dit arrest en het bestreden vonnis in zoverre vernietigen. De in rechtsoverweging 1 onder 2 genoemde vordering van [gedaagde] zal het hof toewijzen, als hierna te noemen.
Slotsom
3.9.
De grieven van [eiser] falen. Zijn vordering in hoger beroep zal worden afgewezen.
De vorderingen van [gedaagde] in hoger beroep zullen worden toegewezen als hiervoor overwogen. Aangezien de grieven van [eiser] falen en de vordering van [gedaagde] slaagt zal het hof [eiser] in de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Eveneens ziet het hof aanleiding [eiser] te veroordelen in de proceskosten in eerste aanleg, aangezien hij ook in eerste aanleg in het ongelijk is gesteld. Het hof zal het bestreden vonnis vernietigen en opnieuw recht doen als hierna te noemen.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep,
en opnieuw rechtdoende:
verklaart voor recht dat het aandeel van [gedaagde] in de nalatenschap van erflater € 169.635,74 bedraagt, te vermeerderen met de helft van de wettelijke rente over € 55.612,80 vanaf de datum van de betreffende overboekingen;
stelt de wijze van verdeling van de nalatenschap vast als overwogen in rechtsoverweging 4.16 van het vonnis waarvan beroep, aangevuld met de bedragen zoals hiervoor in rechtsoverweging 3.7 overwogen;
veroordeelt [eiser] om binnen veertien dagen na het wijzen van dit arrest tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen aan [gedaagde] een bedrag van € 26.585,68, te vermeerderen met de helft van de wettelijke rente over € 55.612,80 vanaf de datum van de betreffende overboekingen tot de datum van voldoening en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 2.398,39 aan verschotten en € 3.540,- voor salaris, en in hoger beroep tot op heden begroot op € 783,- aan verschotten en € 2.213,- voor salaris, en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mr. J. Jonkers, mr. A.R. Sturhoofd en mr. M.J. Alt-van Endt en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2025.