Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
4.Eerste aanleg
5.Beoordeling
grief 1heeft [appellant] geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [geïntimeerde] omdat in ieder geval niet met [appellant] is gecontracteerd, maar hoogstens met [appellant] B.V. [geïntimeerde] had [appellant] B.V. in rechte moeten betrekken en niet [appellant] . Met
grief 2komt [appellant] op tegen het oordeel dat [geïntimeerde] uit de feiten en omstandigheden heeft mogen afleiden dat [appellant] zijn opdrachtgever was.
grief 3,
grief 4en
grief 5geen verdere behandeling.
grief in incidenteel appelheeft [geïntimeerde] – samengevat weergegeven – aangevoerd dat het hof het bestaan van een opdracht van [appellant] terzake van voortzetting van de bezwaarprocedure tegen de afwijzing van de toevoegingsaanvraag dient vast te stellen, althans het hof verzocht vast te stellen dat [appellant] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door niet bij de eerste gelegenheid alle beschikbare informatie over de toevoegbaarheid van [geïntimeerde] te verstrekken. [geïntimeerde] heeft hierdoor schade geleden en heeft een beroep gedaan op de schadebeperkingsplicht van [appellant] .
grief 6in principaal appel in zoverre slaagt. Het hof ziet geen aanleiding [geïntimeerde] in de daadwerkelijk gemaakte proceskosten te veroordelen, omdat deze vordering slechts toewijsbaar is in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen en daarvan geen sprake is.