ECLI:NL:GHAMS:2025:2848

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2025
Publicatiedatum
23 oktober 2025
Zaaknummer
23-000005-25
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met vervanging van bewijsmiddelen en voorwaardelijke gevangenisstraf in strafzaak tegen verdachte met vuurwapen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1995, was eerder veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, maar verving de bewijsmiddelen en vernietigde de opgelegde straf. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 17 december 2024, waarin hij was veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. Het hof oordeelde dat, gezien de huidige ISD-maatregel, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden passend was. Het hof overwoog dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen, wat ernstige risico's met zich meebrengt voor de veiligheid van anderen. De verdachte had DNA-sporen op het vuurwapen, wat leidde tot de conclusie dat hij zich bewust was van de aanwezigheid ervan. De verdediging stelde dat het DNA mogelijk indirect op het wapen was gekomen, maar dit werd niet onderbouwd. Het hof oordeelde dat de verdachte zich in meer of mindere mate bewust was van het wapen en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf op, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ISD-maatregel. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000005-25
datum uitspraak: 20 oktober 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 december 2024 in de strafzaak onder parketnummer 13-341324-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
adres: [adres] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 oktober 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de straf – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof de door de politierechter gebruikte bewijsmiddelen zal vervangen door de bewijsmiddelen die zullen worden opgenomen in de aanvulling op dit arrest in geval er cassatie wordt ingesteld, en het hof de bewijsoverweging vervangt door de navolgende overweging.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 1 en 2 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken omdat niet kan worden bewezen dat de verdachte het vuurwapen en de munitie voorhanden heeft gehad, nu de verdachte zich niet bewust is geweest van de aanwezigheid daarvan in de betreffende woning. Dat een DNA-profiel van de verdachte op het vuurwapen is aangetroffen verwondert niet, omdat de verdachte toegang had tot de woning en daar regelmatig verbleef zodat zijn DNA op indirecte wijze op het vuurwapen terecht kan zijn gekomen.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een wapen en/of munitie in de zin van artikel 26 van de Wet wapens en munitie (WWM) onder meer is vereist dat de verdachte zich in meer of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van het wapen (en/of de munitie).
Op 11 september 2023 is bij een doorzoeking van een woning een vuurwapen met daarin munitie aangetroffen. Op het moment dat de politie bij deze woning – waarvan de huurder kort daarvoor was aangehouden – arriveerde, was de verdachte in de woning aanwezig. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij in de woning sliep en uit de bewijsmiddelen (zoals die zullen worden opgenomen in de aanvulling op dit arrest in geval er cassatie wordt ingesteld) volgt dat hij over de sleutel van deze woning beschikte.
Op het in de woning aangetroffen vuurwapen zijn DNA-sporen verzameld. De aangetroffen sporen op de ruwe delen, de binnenzijde van de loop en de vulopening van het patroonmagazijn van het vuurwapen zijn bemonsterd en onderzocht. Uit het deskundigenrapport van
The Maastricht Forensics Institutevan 1 november 2023 valt op te maken dat de bemonstering een DNA-(hoofd)profiel opleverde dat in sterke mate overeenkomt met het DNA-profiel van de verdachte. Van het aan de binnenzijde van de loop verkregen DNA-(hoofd)profiel is geconcludeerd dat het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer het DNA afkomstig is van de verdachte, dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige niet-verwante persoon.
Vanwege de plaats waar het DNA-materiaal is aangetroffen – de binnenkant van de loop – acht het hof het onwaarschijnlijk dat het materiaal daar op een andere wijze terecht is gekomen dan doordat de verdachte het vuurwapen heeft vastgehouden. De resultaten van het DNA-onderzoek en hetgeen hiervoor is overwogen over zijn aanwezigheid in de woning, zijn dan ook in beginsel redengevend voor het daderschap van de verdachte. Dat zou anders kunnen zijn wanneer door of namens de verdachte een verklaring is gegeven die deze redengevendheid ontzenuwt. De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte vaker in de woning verbleef en dat zijn DNA mogelijk indirect, via een door hem gebruikte handdoek op het vuurwapen terecht is gekomen. Dit alternatieve scenario, dat is gepresenteerd als slechts een mogelijkheid, is niet door de verdediging onderbouwd en vindt evenmin steun in het procesdossier. Daarbij neemt het hof mede in aanmerking dat voornoemd DNA-spoor – waarvan het hof de conclusie trekt dat dit afkomstig is van de verdachte – kennelijk sterker vertegenwoordigd was dan de ‘additionele DNA-kenmerken van de minder prominent aanwezige donoren’, welke DNA-kenmerken ‘niet geschikt zijn voor DNA-vergelijkend-onderzoek’. De aangetroffen sporen op het vuurwapen kunnen bovendien niet worden gekoppeld aan de huurder van de woning ( [persoon] ). Het hof acht de door de verdediging geopperde mogelijkheid dan ook niet aannemelijk. Bij deze stand van zaken komt het hof tot een bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben in een woning van een vuurwapen met daarin munitie. Het staat buiten kijf dat het ongeoorloofde bezit van een vuurwapen onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van personen met zich brengt vanwege de kans op het gebruik daarvan, met alle mogelijke onomkeerbare gevolgen van dien. Verder draagt het bezit van vuurwapens sterk bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Gelet op de ernst van het feit kan in het algemeen niet worden volstaan met een andere straf dan een vrijheidsbenemende straf. Anders dan bepleit, acht het hof toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht voor dit feit dan ook geen passende uitkomst.
Met de advocaat-generaal ziet het hof in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte echter aanleiding om een gevangenisstraf in geheel voorwaardelijke vorm op te leggen. Het hof houdt daarbij rekening met het feit dat in een andere strafrechtelijke procedure tegen de verdachte de ISD-maatregel is opgelegd. Het is niet wenselijk dat de tenuitvoerlegging van deze ISD-maatregel wordt doorkruist door een vrijheidsbenemende straf. Wel is het naar het oordeel van het hof passend en geboden dat er voor de verdachte een (flinke) stok achter de deur is op het moment dat hij uit de ISD komt en die hem ervan moet weerhouden opnieuw in de fout te gaan. Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.P.E.M. Fonteijn-van der Meulen, mr. T. de Bont en mr. B. de Wilde, in tegenwoordigheid van mr. L.P. van Kessel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 oktober 2025.
mr. B. de Wilde en mr. L.P. van Kessel zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.