ECLI:NL:GHAMS:2025:2822

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
21 oktober 2025
Zaaknummer
200.352.412/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor verhuizing van de moeder met minderjarige kinderen naar een andere woonplaats

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toestemming voor verhuizing van de moeder met haar twee minderjarige kinderen. De moeder had eerder in een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, op 27 december 2024, geen toestemming gekregen om met de kinderen van plaats F naar plaats A te verhuizen. De moeder was het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld. De vader, die ook niet akkoord ging met de verhuizing, heeft in incidenteel hoger beroep verzocht om de moeder te verbieden om zonder de kinderen te verhuizen. Tijdens de zitting op 13 augustus 2025 is besproken dat de moeder met de kinderen naar plaats A wil verhuizen en hen daar wil inschrijven op de basisschool O.B.S. [X]. Het hof heeft de belangen van beide ouders en de kinderen afgewogen. De moeder heeft een nieuwe relatie en is recent bevallen van een zoon, wat haar situatie heeft veranderd. Het hof heeft geoordeeld dat de moeder voldoende redenen heeft aangevoerd voor de verhuizing en dat het belang van de kinderen bij stabiliteit en continuïteit in hun leven zwaarder weegt dan de bezwaren van de vader. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de moeder vervangende toestemming verleend om met de kinderen te verhuizen naar plaats A en hen in te schrijven op de school. De zorgregeling blijft in stand, waarbij de moeder het halen en brengen van de kinderen voor haar rekening neemt.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.352.412/01
zaaknummer rechtbank: C/15/356848/ FA RK 24-4703
beschikking van de meervoudige kamer van 21 augustus 2025 in de zaak van
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
hierna: de moeder,
advocaat: mr. W.B. Koppenberg te Hoorn,
en
[de vader] ,
wonende te [plaats B] , gemeente [gemeente] ,
verweerder in principaal hoger beroep,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
hierna: de vader,
advocaat: mr. J.W.J. Hijnen te Beverwijk.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
  • de minderjarige [minderjarige 1] , geboren [in] 2019 te [plaats C] (hierna: [minderjarige 1] ),
  • de minderjarige [minderjarige 2] , geboren [in] 2021 te [plaats D]
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna: de raad.
Als informant is aangemerkt: de gecertificeerde instelling Stichting De Jeugd en Gezinsbeschermers, gevestigd te [plaats E] (hierna: de GI).

1.De zaak in het kort

1.1
De rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de rechtbank), heeft in een beschikking van 27 december 2024 (hierna: de bestreden beschikking) de moeder verboden om met de [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (hierna ook: de kinderen) naar [plaats A] te verhuizen. De moeder is het daar niet mee eens en wil dat haar toestemming wordt verleend om met de kinderen naar [plaats A] te verhuizen en de kinderen op O.B.S. [X] in [plaats A] in te schrijven.
1.2
De vader is het ook niet eens met de bestreden beschikking. Hij wil dat het de moeder wordt verboden om (met en) zonder kinderen naar [plaats A] te verhuizen en haar te gebieden om met de kinderen in of binnen een straal van maximaal 15 km van [plaats F] te blijven wonen, dan wel binnen een straal van 15 km van [plaats F] terug te verhuizen, en de kinderen op haar adres in te schrijven. Verder wil de vader dat wordt bepaald dat de moeder de zorgregeling nakomt vanuit [plaats F] of maximaal 15 km vanaf [plaats F] en dat de moeder veroordeeld wordt in de kosten van het geding.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De moeder is op 17 maart 2025 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De vader heeft op 7 mei 2025 een verweerschrift met daarin ook een incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
De moeder heeft op 25 juni 2025 een verweerschrift in het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4
Het hof heeft daarnaast de volgende stukken ontvangen:
- een bericht van de zijde van de vader van 24 juni 2025 met bijlagen,
- een bericht van de zijde van de vader van 28 juli 2025 met bijlagen.
2.5
De zitting, oorspronkelijk gepland op 9 juli 2025, is op verzoek van de moeder aangehouden vanwege haar bevalling van haar zoon [zoon] [in] 2025.
2.6
De zitting heeft op 13 augustus 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door M. Eijpe.
De GI is, met bericht van verhindering, niet verschenen.
De advocaat van de moeder en de vader hebben op de zitting ieder een pleitnotitie overgelegd.
2.7
Het hof heeft met partijen ter zitting besproken dat vandaag een verkorte beschikking zal worden uitgesproken, waarna de verdere uitwerking daarvan op 21 oktober 2025 zal volgen. Partijen hebben uitdrukkelijk met deze gang van zaken ingestemd.
2.8
Dit is de uitwerking van de op 21 augustus 2025 uitgesproken verkorte beschikking.

3.De feiten

3.1
Uit de (inmiddels verbroken) relatie van de moeder en de vader (hierna gezamenlijk ook te noemen: de ouders) zijn geboren:
-[minderjarige 1] , geboren [in] 2019 te [plaats C] ;
- [minderjarige 2] , geboren [in] 2021 te [plaats D] .
De vader heeft de kinderen erkend.
3.2
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen.
3.3
De ouders hebben na hun uiteengaan een ouderschapsplan opgesteld. In dit ouderschapsplan, dat door partijen op 3 april 2024 is ondertekend, is onder meer het navolgende opgenomen:
Artikel 2.2 Verhuizing ouder
Bij een voorgenomen verhuizing zullen de ouders vooraf met elkaar in overleg treden. Er zal geen
limiet worden opgenomen van de afstand die er mag liggen tussen de
woonadressen van de beide ouders. Beide ouders verwachten niet te ver van elkaar af te
blijven en gaan wonen, maar willen toch vastleggen hoe om te gaan met het bezoekrecht als
een van beide gaat verhuizen en de reistijd met de auto meer is dan een half uur.
In dat geval willen ze dat niet een van de ouders opgezadeld wordt met een lange reistijd en
de andere ouder geen reistijd heeft. De reistijd zal dan verdeeld worden. Omdat [de moeder] een
parttimebaan heeft zal [de moeder] dan de kinderen naar [naam 1] brengen en zal [naam 1] de kinderen
terugbrengen.
Als dat beter uitkomt zal een andere dag worden afgesproken.
Mocht de reisafstand dusdanig zijn deze oplossing niet of niet altijd werkbaar is dan wordt
gekeken of een andere dag beter uitkomt en is de afspraak dat [naam 1] minimaal het recht
heeft op de dinsdag, of een andere dag, contact te hebben met de kinderen bijvoorbeeld
door te videobellen of iets dergelijks.
(…)
Artikel 3.1 Zorg/contactregeling
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn gerechtigd tot contact en omgang met de niet/dagelijks verzorgende ouder. De ouders zijn een zorg/contactregeling overeengekomen zoals beschreven in bijlage 1 van dit ouderschapsplan:
Partijen kunnen als dat in een bepaald geval nodig is of in de toekomst op verzoek van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in onderling overleg van de overeengekomen zorgregeling afwijken.
Artikel 3.2 - Vervoer
De ouder bij wie [minderjarige 1] en [minderjarige 2] het laatst verblijft, brengt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar de andere ouder, zonodig of indien van toepassing inclusief de spullen en schoolspullen.
(…)
3.4
De reguliere zorgregeling zoals opgenomen in bijlage 1 van het ouderschapsplan komt er op neer dat (in de situatie dat de vader een eigen woning heeft) de kinderen iedere dinsdagmiddag bij de vader zijn vanaf 16.30/17.00 uur tot 19.00 uur waarbij de vader de kinderen haalt en brengt.
In de oneven weken zijn de kinderen op vrijdag van 16.00 tot 19.00 uur bij de vader waarbij de vader kinderen op vrijdagmiddag haalt en de moeder de kinderen bij de vader ophaalt.
In de even weekenden zijn de kinderen van vrijdag 16.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de vader.
3.5
De moeder is met haar huidige partner, dhr. [naam 2] , verhuisd naar [plaats A] . De koopwoning is geleverd aan de moeder en haar partner op 1 november 2024.
3.6
De moeder heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op dinsdag 7 januari 2025 rond 16.00 uur naar de vader gebracht. Vervolgens heeft de moeder de vader rond 16.30 uur een e-mail gestuurd, waarin onder meer het volgende staat:
"zoals je weet. is de kerstvakantie weer voorbij en mag ik niet wonen met de kinderen in [plaats A] te [A-straat] .
Ik kan alleen de kinderen opvangen in mijn huis in [plaats A] en niet ergens anders in [plaats F] . Aangezien ik de boetes niet kan betalen die me zijn opgelegd en ik natuurlijk niet zwanger en met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de auto in [plaats F] kan en mag wonen.
Laatje mij geen andere keus dan ze nu bij jou te laten. Bij deze zijn ze dus tot aan het hoger beroep bij jou.
We zijn bezig met een hoger beroep, dat laat nog even op zich wachten totdietijd heb jij ze dus."
3.7
Bij vonnis in kort geding van 5 februari 2025 van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad is onder meer de moeder geboden de zorgregeling die is vastgelegd in het ouderschapsplan van 3 april 2024 na te komen, waarbij geldt dat de zorgregeling in of in de buurt van [plaats F] dient te worden nagekomen, met dien verstande dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de weekenden dat zij bij hun moeder zijn wel in [plaats A] mogen logeren. Daarnaast is bepaald dat de moeder een dwangsom verbeurt van € 750,- per dag dat zij in gebreke blijft de regeling na te komen, met een maximum van € 50.000,-.
In hoger beroep heeft het hof Arnhem-Leeuwarden bij arrest van 29 april 2025 het vonnis bekrachtigd.
3.8
De moeder heeft met haar partner [in] 2025 een zoon gekregen, [zoon] .
3.8
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn met ingang van 8 augustus 2025 onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van een jaar.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De rechtbank heeft in de - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - bestreden beschikking, voor zover in hoger beroep van belang:
  • de moeder verboden om met de kinderen te verhuizen naar de [A-straat] ( [postcode 1] ) [plaats A] ;
  • bepaald dat de moeder per dag dat zij in gebreke blijft het verhuisverbod na te komen een onmiddellijk opeisbare dwangsom verbeurt ten bedrage van € 750,- met een maximum van € 50.000,-.
4.2
De moeder verzoekt in principaal hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre en opnieuw rechtdoende, eventueel onder aanvulling en onder verbetering van gronden:
I. te bepalen dat zij met de kinderen mag verhuizen naar ( [postcode 1] ) [plaats A] aan de
[A-straat] ;
II. haar vervangende toestemming wordt verleend (toestemming die de toestemming van de vader vervangt) voor het inschrijven van de kinderen op de O.B.S. [X] , gevestigd te ( [postcode 2] ) [plaats A] aan het [B-straat] .
4.3
De vader verzoekt in principaal appel het hoger beroep van de moeder ongegrond te verklaren, dan wel haar verzoeken in het principaal hoger beroep integraal af te wijzen, met veroordeling van de moeder, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten aan de kant van de vader.
In incidenteel hoger beroep verzoekt de vader:
  • de bestreden beschikking te bekrachtigen, met uitzondering van de afwijzing van zijn verzoek om de moeder te verbieden zonder kinderen te verhuizen;
  • alsnog toe te wijzen zijn verzoek om de moeder terstond/terstond met de betekening van deze beschikking te verbieden om (met en) zonder kinderen te verhuizen naar het door haar gewenste adres in [plaats A] ;
  • de moeder te gebieden om met de kinderen in of binnen een straal van maximaal 15 km van [plaats F] te blijven wonen, met inschrijving van de kinderen op haar adres, dan wel naar [plaats F] of binnen een straal van 15 km van [plaats F] terug te verhuizen, met inschrijving van de kinderen op haar adres, en haar tevens te gebieden tot het onverkort en volledig nakomen van de tussen partijen geldende zorgregeling vanuit [plaats F] of binnen een straal van 15 km vanaf [plaats F] , zulks op straffe van door de moeder nieuw te verbeuren dwangsommen van € 1.500,- per dag, een dagdeel daaronder begrepen, met een maximum van € 100.000,-;
  • de beslissing(en) zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, met veroordeling van de moeder in de proceskosten.
4.4
De moeder verzoekt het incidentele hoger beroep van de vader ongegrond te verklaren, dan wel zijn verzoeken in hoger beroep af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
In hoger beroep is aan de orde, kort gezegd, of de moeder (met of zonder de kinderen) naar [plaats A] mag verhuizen, het verzoek van de moeder de kinderen in te schrijven op de O.B.S. [X] in [plaats A] en de dwangsommen. Het hof zal de grieven in principaal en incidenteel hoger beroep hierna, voor zover mogelijk, gezamenlijk behandelen, gelet op de onderlinge samenhang.
Standpunten partijen
5.2
De moeder is van mening dat de rechtbank haar verzoek tot vervangende toestemming voor verhuizing met de kinderen naar [plaats A] en haar verzoek om de kinderen op de basisschool in [plaats A] in te schrijven ten onrechte heeft afgewezen. Zij voert daartoe kort samengevat het volgende aan. Volgens haar vormt de verhuizing naar [plaats A] geen risico voor de hervonden rust tussen partijen, zoals door de rechtbank is overwogen. Er is als gevolg van de bestreden beschikking juist een situatie ontstaan die veel stress en spanningen oplevert. De kinderen mogen (op grond van de bestreden beschikking) niet bij de moeder in [plaats A] verblijven. De moeder kan nergens anders terecht. Zij heeft zich daarom genoodzaakt gezien de kinderen na de kerstvakantie bij de vader te brengen, zodat ze bij hem konden verblijven. De vader heeft nu de volledige zorg voor de kinderen, wat hem stress oplevert. De moeder heeft stress omdat zij de kinderen weinig ziet.
De moeder is het niet eens met het oordeel van de rechtbank dat zij de noodzaak van de verhuizing onvoldoende heeft onderbouwd en dat zij zich niet genoeg ingespannen zou hebben om op een kortere afstand van [plaats F] te wonen. Zij stelt dat zij genoodzaakt was te verhuizen omdat zij de lasten van de voormalig echtelijke woning niet langer kon dragen. Daarnaast heeft zij een nieuwe relatie gekregen en is zij zwanger geraakt. Zij heeft met haar partner naar verschillende huizen gekeken, maar zij hebben niet iets dichter in de buurt kunnen vinden. Daarbij speelt ook mee dat haar partner een eigen bedrijf heeft en hij niet al te ver van zijn bedrijf kan wonen. De moeder was daarnaast in de veronderstelling dat de vader geen bezwaar zou hebben tegen de verhuizing, gelet op de gesprekken die de ouders bij de mediator hebben gehad en omdat zij expliciet in het ouderschapsplan rekening hebben gehouden met de situatie dat zij verder dan een half uur rijden uit elkaar zouden wonen. De moeder heeft daarom niet het idee gehad dat zij de beslissing om te verhuizen buiten de vader om heeft genomen. Daarbij is ook van belang dat partijen een klassiek rollenpatroon hadden, de vader werkte meer dan fulltime en de moeder zorgde het grootste deel van de tijd voor de kinderen. Deze verdeling van de zorg kan ook vanuit [plaats A] voortgezet worden. De moeder dacht om die reden dat de vader akkoord zou zijn met de verhuizing, dan wel dat hij alsnog akkoord zou gaan omdat de zorgregeling gelijk zou blijven. De moeder benadrukt dat de verhuizing niet betekent dat de huidige zorgregeling niet meer haalbaar zou zijn. Er is geen sprake van een co-ouderschap. De zorgtaken van de vader zijn beperkt en kunnen in stand blijven als de kinderen bij de moeder in [plaats A] wonen. De moeder wil dat de kinderen een band opbouwen met hun vader en daarom heeft zij ook aangeboden de zorgregeling te continueren en zelfs het halen en brengen voor haar rekening te nemen. De verhuizing van de moeder met de kinderen is dan ook niet een heel ingrijpende wijziging in het contact tussen de vader en de kinderen.
In het verlengde van het standpunt van de moeder dat de toestemming voor de verhuizing moet worden toegewezen is zij van mening dat de kinderen dan ook van school moeten wisselen. De kinderen zijn nog jong en zij zijn nog niet of nauwelijks geworteld in [plaats F] . De school is dichtbij de woning van de moeder, en de kinderen uit de buurt zitten ook op deze school.
Verder heeft de moeder een grief gericht tegen de door de rechtbank opgelegde dwangsommen. Volgens haar hebben de door de rechtbank opgelegde dwangsommen geleid tot een onhoudbare situatie. De moeder is van mening dat zij zich aan de bestreden beschikking houdt omdat zij de kinderen bij de vader in [plaats B] heeft onder gebracht. De vader maakt(e) toch aanspraak op de dwangsommen omdat de kinderen ingeschreven stonden op het adres van de moeder.
Ten aanzien van het verzoek van de vader in incidenteel hoger beroep dat de moeder ook niet zonder de kinderen naar [plaats A] mag verhuizen is de moeder kort samengevat van mening dat er geen wettelijke grondslag is voor dit verzoek.
Ter zitting in hoger beroep heeft de moeder nog het volgende toegevoegd. Zij heeft met haar partner [in] een zoon gekregen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn in de vakantie drie weken bij haar en haar partner geweest en hebben ook tijd kunnen doorbrengen met de baby. Het gaat nu goed met de moeder. Zij heeft in het verleden onder hoge spanning zorgelijke uitspraken gedaan, maar dat was een incident. Ze heeft begeleiding met wie zij kan praten. De moeder ziet geen mogelijkheid om terug te verhuizen naar [plaats F] . Haar partner is voor zijn werk gebonden aan de regio waar zij nu wonen en wil niet verhuizen naar [plaats F] . Zij zal dan dus gescheiden moeten wonen van haar partner. Bovendien is het een koopwoning van de moeder en haar partner gezamenlijk. Zij maakt geen kans op een huurwoning en zij kan ook niet bij vrienden of familie verblijven met [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en de baby. Dat is ook veel te onrustig voor de kinderen. De moeder wijst er bovendien op dat ook de vader geen geschikte woning in [plaats F] heeft kunnen vinden. De moeder wil graag dat er rust komt. Als het verhuisverbod in stand blijft ziet de moeder geen andere mogelijkheid dan dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader verblijven en een omgangsregeling met haar hebben.
5.3
De vader is van mening dat de rechtbank de verzoeken van de moeder terecht heeft afgewezen. De vader betwist dat er een noodzaak zou zijn geweest voor de moeder om te verhuizen. Zij heeft pas in hoger beroep gesteld dat de lasten van de woning in [plaats F] te hoog zouden zijn. Van een achterstand in de betaling van de woonlasten is niet gebleken. De vader betwist ook dat de moeder zich serieus heeft ingespannen om betaalbare, al dan niet tijdelijke, woonruimte vinden. Zij heeft alleen gekeken naar koopwoningen in een duurder segment. Nadat de ouders uit elkaar zijn gegaan hebben de kinderen de vader als gevolg van de verstoorde verstandhouding tussen de ouders gedurende vier maanden niet gezien. Het was noodzakelijk om voor de kinderen hupverlening in te schakelen. Ten tijde van de zitting bij de rechtbank hadden de ouders nog maar kort een wijze van communicatie gevonden die voor hen werkte en voor rust zorgde. Doordat de moeder de kinderen na de bestreden beschikking bij de vader heeft gebracht is de dagelijkse routine van de kinderen binnen de afgesproken zorgregeling en het dagelijkse (werk) leven van de vader verstoord. De moeder heeft volgens de vader altijd aangegeven dat het de bedoeling was dat zij met de kinderen in de voor hen vertrouwde woning in [plaats F] zouden blijven wonen en dat zij zou gaan ‘latten’ met haar nieuwe partner. In de zomer van 2024 heeft de moeder ineens besloten te gaan samenwonen en te gaan verhuizen en heeft zij - ondanks de duidelijke bezwaren van de vader daartegen - de daad bij het woord gevoegd. Er was en is volgens de vader geen noodzaak om in [plaats A] te wonen. De moeder had, gezien het ruime werkgebied van haar partner, ook dichterbij kunnen gaan wonen. Het is de vraag of de huidige zorgregeling op termijn wordt uitgehold of onder spanning komt te staan, bijvoorbeeld wanneer de kinderen in (de omgeving van) [plaats A] naar sportverenigingen o.i.d. gaan en sportwedstrijden in het weekend vallen of trainingen op de dinsdagmiddag. De moeder heeft onlangs laten weten dat zij niet bij de zwemles van de kinderen in [plaats F] aanwezig zou zijn, waarbij zij heeft gezegd: “Ik blijf niet heen en weer rijden”. Verder verwijst de vader naar een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 2 mei 2024 (ECLl:NL:RBGEL:2024:2594; zwangerschap geen aanleiding voor vervangende toestemming verhuizing).
De vader meent verder dat, gelet op de afwijzing van het verzoek van de moeder tot het verlenen van vervangende toestemming voor verhuizing, het daarmee verband houdende verzoek tot inschrijving van de kinderen op een basisschool in [plaats A] terecht is afgewezen. Als de moeder wel met de kinderen naar [plaats A] zou mogen verhuizen, heeft de vader geen bezwaar tegen de inschrijving van de kinderen op O.B.S [X] . Feitelijk heeft de moeder dus geen belang bij dit verzoek en deze grief.
In incidenteel hoger beroep verzoekt de vader de moeder te verbieden om zonder te kinderen te verhuizen. Volgens hem heeft de rechtbank dit verzoek ten onrechte afgewezen. De vader stelt onder verwijzing naar een uitspraak van het hof Arnhem-Leeuwarden van 20 december 2022 (ECLI:NL:GHARL:2022:10908) dat ook voor een verhuizing van één van de ouders zonder kinderen voorafgaande toestemming van de andere ouder nodig is, dan wel vervangende toestemming van de rechter op grond van artikel 1:253a BW, wanneer die verhuizing feitelijk leidt tot een wijziging van de effectieve verblijfplaats van minderjarige kinderen. Een verhuizing van de moeder naar [plaats A] zonder kinderen zal resulteren in een wijziging van de feitelijke verblijfplaats van de kinderen, namelijk dat zij bij de vader zullen verblijven wat - gezien zijn werkrooster - niet mogelijk is. De vader heeft daarmee ook niet ingestemd. De vader heeft er nog steeds een belang bij dat de moeder zo snel mogelijk terugkeert naar [plaats F] of omstreken, zodat hij weer naar zijn werk kan. Omdat de moeder tot nu toe onvoldoende tot nakoming wordt geprikkeld door de dwangsommen verzoekt de vader in incidenteel hoger beroep een hogere dwangsom op te leggen van € 1.500,- per dag(deel) met een maximum van € 100.000,-.
Ter zitting in hoger beroep heeft de vader hier het volgende aan toegevoegd. Het gaat naar omstandigheden goed met de kinderen. De vader is op zoek naar een geschikte woning, maar heeft deze tot op heden niet gevonden. De vader wil niet dat de kinderen naar [plaats A] verhuizen omdat hij ze dan niet kan zien opgroeien, ook al blijft de door partijen overeengekomen zorgregeling in stand en zou de moeder het halen en brengen op zich nemen. De huidige situatie waarbij de kinderen het grootste deel van de tijd bij hem verblijven kan niet veel langer voort duren. De vader heeft afspraken met zijn werkgever kunnen maken, maar op enig moment moet hij weer fulltime inzetbaar zijn.
Ten aanzien van de vraag in hoeverre het belang van [zoon] mee moet worden gewogen is de vader van mening dat de belangen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] moeten prevaleren boven het belang van [zoon] . Zij zijn gewend aan een hechte band en contact met hun vader.
Desgevraagd heeft de vader verder verklaard dat hij geen zorgen (meer) heeft over de uitspraken die de moeder heeft gedaan en over haar mentale toestand.
5.4
De raad heeft ter zitting in hoger beroep zich onthouden van een advies met betrekking tot de verhuizing. Wel heeft de raad opgemerkt zorgen te hebben over de kinderen die met zoveel spanningen belast worden. De kinderen hebben behoefte aan duidelijkheid over de vraag wanneer ze hun ouders zien. De raad heeft zorgen over het wantrouwen en de beschuldiging van de moeder jegens de vader in het verleden. Aan de andere kant zijn er ook zorgen over de situatie bij de vader. Hij kan door de week niet voor de kinderen zorgen vanwege zijn werk en hij zal moeten verhuizen.
Beoordeling
5.5
Het hof ziet aanleiding het principaal en incidenteel hoger beroep gelijktijdig te behandelen, gezien de nauwe samenhang daartussen. Het hof overweegt als volgt.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek dient de rechter in geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag een zodanige beslissing te nemen als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Bij deze beoordeling dient de rechter de belangen van alle betrokkenen in aanmerking te nemen en tegen elkaar af te wegen. Het belang van het kind dient daarbij een overweging van de eerste orde te zijn. Dat neemt niet weg dat, afhankelijk van alle omstandigheden van het geval, andere belangen zwaarder kunnen wegen.
Vervangende toestemming verhuizing naar [plaats A] /inschrijving kinderen op de O.B.S. [X]
5.6
Uit de stukken en ter zitting is het volgende naar voren gekomen.
De ouders hebben in oktober/november 2023 hun relatie verbroken. Toen de ouders uit elkaar gingen was het uitgangspunt dat de moeder met de kinderen in de voormalig echtelijke woning in [plaats F] zou blijven wonen en dat de vader een eigen woning in de buurt zou zoeken. De ouders hebben een ouderschapsplan gemaakt. De moeder heeft begin 2024 een nieuwe relatie gekregen, heeft [in] 2024 de voormalig echtelijke woning verkocht en heeft met haar partner een huis gekocht in [plaats A] . Bij deze beslissing is de vader niet betrokken. Toen de vader op de hoogte raakte van de beslissing heeft hij aangegeven het hiermee niet eens te zijn.
De moeder heeft door zonder overleg met en zonder toestemming van de vader een wijziging te brengen in de woonplaats van de kinderen in strijd met het uitgangspunt van gezamenlijke gezagsuitoefening door beide ouders gehandeld. Ook als zij, zoals zij stelt, ervan is uitgegaan dat er ruimte was voor een verhuizing op grond van het door partijen overeengekomen ouderschapsplan dan had zij de vader bij deze beslissing moeten betrekken. In het ouderschapsplan staat ook dat de ouders bij een voorgenomen verhuizing vooraf met elkaar in overleg zullen treden. Dat is hier niet, althans onvoldoende gebeurd. De moeder heeft de vader door de verhuizing naar [plaats A] voor een voldongen feit geplaatst en heeft daarmee de belangen van de vader en de kinderen veronachtzaamd. Dat zij genoodzaakt was tot de verhuizing omdat zij de woonlasten van de voormalig echtelijke woning niet meer kon dragen heeft de moeder, tegenover het gemotiveerde verweer van de vader, naar het oordeel van het hof onvoldoende aannemelijk gemaakt.
Het voorgaande neemt niet weg dat de moeder een groot belang heeft bij toewijzing van haar verzoek tot vervangende toestemming om te verhuizen. Zij heeft een nieuwe relatie gekregen, en is in verwachting geraakt van haar partner. [in] 2025 is [zoon] geboren, met wie de moeder en haar partner in [plaats A] een gezin vormen. Zij heeft het recht om haar leven opnieuw in te richten, en een gezin te vormen. Zij is met haar partner op zoek gegaan naar een nieuwe woning, waarbij zij voldoende ruimte voor de kinderen nodig hadden en gebonden waren aan een bepaalde regio in verband met het werk van haar partner. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de moeder niet heeft aangetoond dat zij zich voldoende heeft ingespannen om een woning te vinden op een kortere reisafstand van de vader en evenmin dat haar partner vanwege zijn werk gebonden is aan de omgeving van [plaats A] waar het huis is aangekocht. Onvoldoende is aangetoond waarom het vinden van een woning in het westen van [plaats G] of op de (noord/west) [plaats I] niet mogelijk was. Anderzijds is aannemelijk dat het vinden van een woning met een passende oppervlakte voor een gezin met drie kinderen in genoemde regio’s, en gelet op de komst van [zoon] binnen een redelijke termijn, niet eenvoudig zou zijn geweest. Daarbij komt dat partijen blijkens het ouderschapsplan onder ogen hebben gezien de mogelijkheid dat zij op een reistijd van meer dan een halfuur van elkaar zouden komen te wonen (en daarvoor afspraken hebben gemaakt) en dat er uitdrukkelijk geen afstandslimiet in het ouderschapsplan is afgesproken voor de woonadressen van partijen. Zelfs als de moeder een woning had gevonden in genoemde regio’s, dan had de reisafstand vanaf [plaats F] (of een beperkte straal daaromheen) in ieder geval meer dan een half uur bedragen. Verder blijkt uit het ouderschapsplan dat de ouders het zwaartepunt van de doordeweekse verzorging van de kinderen bij de moeder hebben willen leggen. Ook thans is zij daarvoor beschikbaar. Zij woont inmiddels enige tijd met haar nieuwe partner in een koopwoning in [plaats A] en zij is [in] bevallen van een zoon, [zoon] . Zij heeft een zwaarwegend belang om voltijds voor [zoon] te kunnen zorgen en om een gezin te kunnen vormen met [zoon] , [minderjarige 2] , [minderjarige 1] en haar partner. Het gebieden van de moeder om terug te verhuizen naar [plaats F] laat zich daarmee moeilijk verenigen. Het hof begrijpt de frustratie van de vader met het eigenmachtig optreden van de moeder, maar dat neemt niet weg dat bij de belangenafweging dienen te worden betrokken de – thans bestaande – belangen van de moeder en alle drie de kinderen, waarbij de belangen van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] niet op voorhand zwaarder wegen dan die van [zoon] .
5.7
Tegenover het belang van de moeder bij toewijzing van het verzoek tot verhuizing staat het zwaarwegende belang van de vader een volwaardig aandeel van de zorg van kinderen op zich te nemen en zijn rol als gezagdragende ouder volledig uit te kunnen oefenen. Verder is het in het belang van de vader en de kinderen dat de kinderen in de omgeving van hun vader opgroeien en dat zij regelmatig contact met elkaar hebben.
5.8
Ten aanzien van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] heeft enerzijds te gelden dat het in hun belang is dicht bij hun vader op te groeien. Anderzijds zijn zij op dit moment vooral gediend bij een stabiele (woon)situatie, rust en continuïteit. Zij hebben op jonge leeftijd al meerdere wisselingen in hun opvoedsituatie meegemaakt, waaronder de scheiding van de ouders, het tijdelijk ontberen van contact met de vader in de periode van maart tot juli 2024, de feitelijke verhuizing naar [plaats A] , en – begin januari 2025 – weer de overgang van de moeder naar de vader. Zij verblijven nu grotendeels bij de vader, maar dit is geen bestendige situatie. De vader kan vanwege zijn werk niet het grootste deel van de zorg voor de kinderen op zich nemen. Hij werkt normaliter 40(+) uren per week, en moet dan om kwart voor zes ’s ochtends de deur uit. Daarnaast verblijft hij op dit moment in een woning die niet geschikt is voor de kinderen en op welk adres zij (eigenlijk) niet ingeschreven kunnen worden. De huidige situatie kan dus in ieder geval niet voor langere tijd gecontinueerd worden, en onduidelijk is op dit moment waar de vader geschikte en bestendige huisvesting zal kunnen verwerven. De moeder heeft in [plaats A] voldoende ruimte voor de kinderen en zij is bereid de door partijen overeengekomen zorgregeling na te komen, waarbij zij heeft aangeboden het halen en brengen voor haar rekening te nemen als compensatie. De vader heeft gewezen op de ‘houdbaarheid’ van deze regeling, gelet op de reistijd en het meer ontplooien van activiteiten buitenshuis (zoals sport) door de kinderen naarmate zij ouder worden. Op dit moment bestaat voor die vrees onvoldoende grond. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn respectievelijk zes en vier jaar oud, en aan de zorgregeling, zoals afgesproken in het ouderschapsplan kan en moet gewoon uitvoering worden gegeven. Naast dit alles dient ook het belang van [zoon] meegewogen te worden. [zoon] is een pasgeboren baby en is vanwege zijn zeer jonge leeftijd kwetsbaar. Ook voor [zoon] geldt dat hij gebaat is bij een stabiele (woon- en gezins)situatie. Een gedwongen (terug)verhuizing van de moeder naar (de omgeving van) [plaats F] zou veel onzekerheid en onrust voor alle kinderen meebrengen wat niet in hun belang geacht kan worden. Mogelijk zou dit ertoe leiden dat de moeder zonder haar partner en zonder [zoon] een woning in (de buurt van) [plaats F] zou moeten zoeken om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op te kunnen vangen. Dit zou een ingrijpende inbreuk zijn op het gezinsleven van de moeder, haar partner en [zoon] .
5.9
Het hof komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat, alle betrokken belangen, waaronder die van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [zoon] , in aanmerking genomen, het belang van de moeder om met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar [plaats A] te verhuizen onder de huidige omstandigheden het zwaarste moet wegen. Daarbij acht het hof van belang dat de zorgregeling tussen de vader en de kinderen (grotendeels) gelijk blijft. De vader kan vanwege zijn werk op termijn ook geen groter aandeel van de zorg op zich nemen. De moeder heeft daarnaast aangeboden het halen en brengen van de kinderen voor haar rekening te nemen. De inbreuk op het gezinsleven van de kinderen en de vader door de verhuizing blijft gelet op het voorgaande relatief beperkt.
5.1
Het hof zal de beschikking waarvan beroep dan ook vernietigen en de moeder vervangende toestemming verlenen voor haar verhuizing met de kinderen naar [plaats A] . Daarnaast zal het hof overeenkomstig het aanbod van de moeder bepalen dat zij het halen en brengen voor haar rekening neemt. De zorgregeling is verder in hoger beroep niet in geschil; die blijft dus voor het overige in stand.
Het hof overweegt nog dat ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de zorgen over de mentale toestand van de moeder geen rol meer spelen. Zij heeft als gevolg van grote spanningen een tijd geleden zorgelijke (suïcidale) uitspraken gedaan. De vader heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij daarover nu geen zorgen meer heeft en ook de GGD heeft de moeder destijds niet als suïcidaal beoordeeld. Er is naar het oordeel van het hof dan ook geen aanleiding om aan te nemen dat de moeder onvoldoende in staat zou zijn voor de kinderen te zorgen.
Nu de moeder vervangende toestemming tot verhuizing met de kinderen naar [plaats A] zal worden verleend, zal zij eveneens vervangende toestemming krijgen voor de inschrijving van de kinderen op de O.B.S. [X] , gevestigd aan het [B-straat] te ( [postcode 3] ) [plaats A] . De vader heeft tegen die verzochte toestemming geen afzonderlijke bezwaren ingebracht.
5.11
Het hof overweegt ten slotte dat deze beslissing niet wegneemt dat de moeder, zoals reeds is overwogen, niet had mogen handelen zoals zij heeft gedaan. Het hof benadrukt dan ook dat de ouders belangrijke beslissingen met betrekking tot de kinderen in de toekomst gezamenlijk dienen te nemen, waarbij beide ouders ook enige flexibiliteit naar elkaar dienen te tonen.
5.12
Uit het voorgaande volgt ook dat de verzoeken van de vader in het incidenteel hoger beroep zullen worden afgewezen. De grief van de vader richt zich immers tegen de afwijzing van het door hem verzochte verbod aan de moeder om ook zonder de kinderen naar [plaats A] te verhuizen. Gelet op de beslissing in het principale hoger beroep, kan deze grief verder buiten bespreking blijven, wat er zij van de wettelijke grondslag van het verzochte verbod.
Dwangsommen
5.13
Het hiervoor overwogene brengt mee dat ook de grieven 9 en 10 van de moeder, die betrekking hebben op de dwangsom die door de rechtbank is verbonden aan het verhuisverbod, slagen. Ook op dit punt zal de bestreden beschikking worden vernietigd.
Proceskosten
5.14
Het hof ziet gelet op de aard en uitkomst van de procedure geen aanleiding de moeder te veroordelen in de kosten van de procedure, zoals door de vader is verzocht en zal deze kosten zowel in het principaal als in het incidenteel hoger beroep compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

Het hof:
In het principaal appel:
vernietigt de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, te weten de onderdelen 6.1 en 6.3 van het dictum van de bestreden beschikking, en in zoverre opnieuw recht doende;
verleent de moeder vervangende toestemming – ter vervanging van de toestemming van de vader – om met de minderjarigen [minderjarige 1] , geboren [in] 2019 te [plaats C] en [minderjarige 2] , geboren [in] 2021 te [plaats D] te verhuizen naar de [A-straat] , [postcode 1] te [plaats A] ;
verleent de moeder vervangende toestemming – ter vervanging van de toestemming van de vader – om voornoemde minderjarige kinderen in te schrijven op de O.B.S. [X] , gevestigd aan het [B-straat] te ( [postcode 3] ) [plaats A] ;
bepaalt met betrekking tot de verdeling van de zorg- en opvoedtaken dat het halen en brengen van de kinderen op dinsdagmiddag, op de vrijdagmiddagen in de oneven weken en in de weekenden in de even weken door de moeder zal worden gedaan, met wijziging van bijlage 1 van het door partijen overeengekomen ouderschapsplan van 3 april 2024 in zoverre;
verstaat dat de door partijen overeengekomen en door de rechtbank in de bestreden beschikking deels gewijzigde zorgregeling voor het overige ongewijzigd blijft;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
In het incidenteel appel:
wijst de verzoeken van de vader af.
In het principaal en incidenteel appel:
compenseert de kosten van de procedure in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.V.T. de Bie, mr. A.N. van de Beek en
mr. M.E. Burger, in tegenwoordigheid van mr. R.B. de Cuba, als griffier en is op
21 augustus 2025 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.
Het bovenstaande is de schriftelijke uitwerking van de op 21 augustus 2025 in verkorte vorm uitgesproken beschikking en is op 21 oktober 2025 aldus vastgesteld door voornoemde raadsheren en door de voorzitter ondertekend.