ECLI:NL:GHAMS:2025:2816

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
21 oktober 2025
Zaaknummer
200.354.862/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewindstelling van goederen van een meerderjarige in het kader van geestelijke en lichamelijke toestand

In deze zaak gaat het om de vraag of de goederen van betrokkene onder bewind moeten worden gesteld. De kantonrechter van de rechtbank Amsterdam heeft op 23 januari 2025, op verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West Regio, de goederen van betrokkene onder bewind gesteld. Betrokkene is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld. De GI heeft inmiddels aangegeven dat zij geen bewind meer nodig acht, omdat betrokkene stappen in de goede richting zet en in staat is haar vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. Tijdens de zitting op 10 september 2025 heeft betrokkene haar standpunt toegelicht, waarbij zij aangaf dat zij geen bewindvoerder nodig heeft en dat zij in staat is om haar financiën zelf te regelen. De bewindvoerder heeft echter aangegeven dat betrokkene nog onvoldoende inzicht heeft in haar financiële situatie en dat er nog geen aflossingen op haar schulden plaatsvinden. Het hof heeft vastgesteld dat de gronden voor het bewind zowel ten tijde van de bestreden beschikking als op het moment van de uitspraak nog aanwezig zijn. Het hof heeft de bestreden beschikking dan ook bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.354.862/01
zaaknummer rechtbank: 11498581 EB VERZ 25-513
beschikking van de meervoudige kamer van 21 oktober 2025 in de zaak van
[betrokkene ] ,
wonende op een geheim adres,
verzoekster in hoger beroep,
hierna: betrokkene,
advocaat: mr. D.S. Lösing te Rotterdam,
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
- de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West Regio [regio] , (hierna: de GI),
- [X] B.V., vertegenwoordigd door [naam] (hierna: de bewindvoerder),
- [de moeder] (hierna: de moeder), en
- [de zus] (hierna: de zus).

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de vraag of de goederen van betrokkene onder bewind moeten worden gesteld.
1.2
De kantonrechter van de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) heeft bij beschikking van 23 januari 2025 (hierna: de bestreden beschikking) op verzoek van de GI de goederen van betrokkene onder bewind gesteld op de grond dat zij als gevolg van haar lichamelijke/geestelijke toestand niet in staat is ten volle haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Betrokkene is het daarmee niet eens en wil dat het verzoek van de GI alsnog wordt afgewezen. De GI stemt in het met verzoek van betrokkene. De bewindvoerder is het wel eens met de bestreden beschikking.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Betrokkene is op 16 april 2025 bij het gerechtshof in Den Haag in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Bij beschikking van 14 mei 2025 is de zaak verwezen naar dit hof.
2.2
Het hof heeft daarnaast het volgende stuk ontvangen:
- een bericht van de zijde van betrokkene van 2 september 2025 met bijlage.
2.3
De zitting heeft op 10 september 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat,
- een vertegenwoordiger van de GI, en
- de bewindvoerder.
De moeder en de zus zijn niet ter zitting verschenen.
Ter zitting is namens de betrokkene nog een stuk overgelegd.

3.De feiten

3.1
Betrokkene is geboren [in] 2007 te [plaats B] . Zij is de dochter van [de moeder] en de zus van [de zus] . Betrokkene heeft een dochtertje, genaamd [dochter] , geboren [in] 2025 te [plaats A] .

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking, op het verzoek van de GI, de goederen die (zullen) toebehoren aan betrokkene onder bewind gesteld wegens haar lichamelijke/geestelijke toestand en [X] B.V. tot bewindvoerder benoemd.
4.2
Betrokkene verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de GI alsnog af te wijzen.
4.3
De GI stemt in met het verzoek van betrokkene.
4.4
De bewindvoerder verzoekt – naar het hof begrijpt – de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader
5.1
Uit artikel 1:431, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de rechter een bewind kan instellen over één of meer van de goederen, die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren
a. voor een bepaalde of onbepaalde tijdsduur indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. voor een bepaalde tijdsduur indien de meerderjarige tijdelijk niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van verkwisting of het hebben van problematische schulden.
De standpunten
5.2
Betrokkene is het niet eens met de bestreden beschikking. Zij is van mening dat zij geen bewindvoerder nodig heeft. Daarnaast stelt zij dat zij niet op de hoogte was van het verzoek tot onderbewindstelling en de bereidverklaring van de bewindvoerder. Ook was zij niet uitgenodigd voor een zitting bij de kantonrechter en heeft zij daar geen verweer kunnen voeren. Eerst op 4 juni 2025, nadat de onderbewindstelling al was uitgesproken, is zij door de kantonrechter gehoord. Betrokkene ontkent dat sprake is van problematische schulden en dat zij niet ten volle in staat is om haar vermogensrechtelijke belangen te behartigen. Zij kan prima voor zichzelf zorgen en wil graag de kans krijgen om te laten zien dat zij haar financiën zelf kan regelen. In het verzoek van de GI is niet nader onderbouwd waarom bewind noodzakelijk werd geacht en is geen overzicht van de vermeende schulden van betrokkene overgelegd door de GI. Het contact tussen betrokkene en de bewindvoerder verloopt moeizaam. Betrokkene ziet het nut en de noodzaak van een bewindvoerder niet in. Verder stelt betrokkene dat zij een betalingsregeling heeft getroffen voor een openstaande schuld.
5.3
De GI heeft ter zitting in hoger beroep verklaard in het kader van jeugdreclassering betrokken te zijn bij betrokkene. Het bewind is aangevraagd omdat de GI zorgen had over betrokkene. De GI heeft echter de afgelopen tijd gezien dat betrokkene stappen in de juiste richting zet. Zij werkte eerst bij Pathé, maar werkt nu bij [Y] . Betrokkene is leergierig; zij wil bepaalde taken zelf oppakken en er is een betere samenwerking. Er lopen twee reclasseringsmaatregelen, waarvan er een op 21 november 2025 eindigt en de ander op 4 mei 2027. De afgelopen tijd is gebleken dat betrokkene zelf (met behulp van hulpverlening) wil proberen haar financiën te regelen. De GI vindt het bewind niet meer nodig en is van mening dat er bij betrokkene geen sprake is van een dermate geestelijke of lichamelijke toestand dat zij daardoor niet voldoende in staat zou zijn haar vermogensrechtelijke belangen naar behoren zelf waar te nemen.
5.4
De bewindvoerder heeft aangegeven dat betrokkene geen nieuwe schulden heeft gemaakt. Nu betrokkene inkomen heeft, zal de bewindvoerder onderzoeken of ten aanzien van de bestaande schulden een betalingsregeling getroffen kan worden of om kwijtschelding gevraagd kan worden. De bewindvoerder heeft weinig, maar wel goed contact met betrokkene. Voor de bewindvoerder van belang zijnde informatie wordt echter niet gedeeld. Als de bewindvoerder om informatie verzoekt krijgt zij wel de benodigde reactie. Het afgelopen half jaar heeft de bewindvoerder geprobeerd het basisinkomen van betrokkene en haar schulden in kaart te brengen, maar zij loopt achter de feiten aan. Veel zaken worden buiten de bewindvoerder om geregeld, wat te zien is op de rekening. Zo is er onder meer studiefinanciering bij DUO voor een opleiding van betrokkene aangevraagd. Dat is financieel gezien een lening en moet aan de kantonrechter voorgelegd worden. Betrokkene heeft daarover niet met de bewindvoerder gecommuniceerd. Volgens de bewindvoerder is betrokkene zich nog onvoldoende bewust van de schulden en de vaste lasten die zij heeft. Zij acht het van belang dat er toezicht is op het budget, de inkomsten, uitgaven en spaarpotjes van betrokkene.
De beoordeling
5.5
Voor zover betrokkene erover klaagt dat zij bij de kantonrechter geen verweer heeft kunnen voeren tegen het verzoek tot onderbewindstelling, overweegt het hof dat het hoger beroep onder meer tot doel heeft om fouten in de procedure in eerste aanleg te herstellen, ook als het gaat om door de eerste rechter gemaakte fouten. Wat er ook te zeggen valt over de gang van zaken in eerste aanleg, betrokkene is in hoger beroep in de gelegenheid gesteld haar standpunt toe te lichten, van welke gelegenheid zij ook gebruik heeft gemaakt. Zij heeft daarom geen belang meer bij deze grief.
5.6
Uit de stukken en tijdens de zitting in hoger beroep is onder meer het volgende gebleken. De GI is, toen betrokkene nog minderjarig was, bij haar betrokken geraakt in het kader van een ondertoezichtstelling, een machtiging tot uithuisplaatsing en een reclasseringsmaatregel. De GI hield destijds toezicht op de verzorging en opvoeding van betrokkene, zorgde ervoor dat de juiste hulp voor haar werd ingezet en ondersteunde haar bij de behandeling(en) voor haar problematiek, het vinden van een dagbesteding en het voorkomen van delictgedrag. Betrokkene is in het verleden tweemaal met een machtiging van de rechter gesloten geplaatst geweest. Op dit moment is de GI nog betrokken in het kader van twee aan betrokkene opgelegde jeugdreclasseringsmaatregelen. Verder heeft betrokkene ter zitting in hoger beroep verklaard dat zij recent verhoord is op het politiebureau, omdat zij verdacht werd van een strafbaar feit. Hoewel betrokkene al geruime tijd begeleid woont en zij dus de mogelijkheid heeft om hulp in te roepen, is voor het hof onvoldoende vast komen te staan dat zij op bepaalde momenten de juiste hulp inschakelt. Gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden, is de situatie van betrokkene kwetsbaar en verdient zij ondersteuning en bescherming. Het hof is dan ook van oordeel dat betrokkene op dit moment niet in staat is ten volle haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van haar lichamelijke of geestelijke toestand.
5.7
Verder is vast komen te staan dat betrokkene een schuld heeft van ruim € 5.000,-. De hoogte van deze schuld is naar het oordeel van het hof problematisch, gezien de inkomenssituatie van betrokkene. Weliswaar heeft betrokkene een baan, maar gebleken is dat zij een beperkt inkomen heeft. Daarnaast heeft de bewindvoerder ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht dat er nog niet afgelost wordt op de schuld van betrokkene, omdat daarvoor de afgelopen periode geen (financiële) ruimte was. Ter zitting in hoger beroep heeft betrokkene verklaard dat haar schuld hoger blijkt te zijn dan zij in eerste instantie dacht. Naar het oordeel van het hof heeft betrokkene op dit moment dan ook onvoldoende inzicht in haar financiën. Ook is gebleken dat zij momenteel nog onvoldoende duidelijk heeft welke informatie zij met derden (onder wie de bewindvoerder) moet delen om tot een oplossing te komen voor haar schulden en om tot een bestendig budget te komen. Wel acht het hof het van belang dat de bewindvoerder de aankomende periode zal onderzoeken of gestart kan worden met een zelfredzaamheidstraject voor betrokkene, nu gebleken is dat de bewindvoerder in december een verslag moet indienen bij de kantonrechter over de stand van zaken van het bewind, zodat gekeken kan worden of het bewind nog nodig is.
5.8
Op grond van het voorgaande komt het hof tot het oordeel dat de gronden voor het bewind zowel ten tijde van de bestreden beschikking als op dit moment nog aanwezig zijn. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook bekrachtigen.
5.9
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.T. Hoogland, mr. J.M. van Baardewijk en mr. M.E. Burger, in tegenwoordigheid van mr. I.L.I. Bossert als griffier en is op 21 oktober 2025 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.