ECLI:NL:GHAMS:2025:28

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 januari 2025
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
200.315.281/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over onbetaald gelaten facturen voor ontwerpwerkzaamheden en bouwbegeleiding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. [appellant] heeft een architect en bouwbegeleider, [geïntimeerde], ingeschakeld voor de verbouwing van zijn tattooshop en de bovenliggende woning. Na de verbouwing heeft [appellant] een aantal facturen van [geïntimeerde] onbetaald gelaten, met de stelling dat [geïntimeerde] tekortgeschoten is in haar rol als bouwbegeleider. De rechtbank heeft [appellant] veroordeeld tot betaling van de facturen, maar zijn vordering tot schadevergoeding is afgewezen. In hoger beroep heeft [appellant] zijn eis in reconventie vermeerderd en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen. Het hof heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de stellingen van [appellant] onvoldoende onderbouwd zijn. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de rechtbank zijn weergegeven en heeft geoordeeld dat [geïntimeerde] niet tekortgeschoten is in haar verplichtingen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van [appellant] in reconventie af. [appellant] wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.315.281/01
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : C/15/319591 / HA ZA 21-456
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 7 januari 2025
in de zaak van
[appellant] H.O.D.N. [bedrijf 1],
wonend te [plaats 1] , gemeente [plaats 2] ,
appellant,
advocaat: mr. E.T. van den Hout te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde] B.V.,
gevestigd te [plaats 3] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.N. Stoop te Amsterdam.
Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.

1.De zaak in het kort

[geïntimeerde] is als architect en bouwbegeleider betrokken geweest bij de verbouwing van de tattooshop en de daarboven gelegen woning van [appellant] . [appellant] heeft een deel van de facturen van [geïntimeerde] onbetaald gelaten. Volgens [appellant] is [geïntimeerde] tekortgeschoten in haar rol als bouwbegeleider en kwaliteitsbewaker, vooral doordat [geïntimeerde] de door haar aangedragen aannemer niet onder controle heeft gehad. [appellant] houdt [geïntimeerde] aansprakelijk voor de schade die de aannemer heeft veroorzaakt. De rechtbank heeft [appellant] veroordeeld tot betaling van de facturen van [geïntimeerde] . [appellant] vordering tot vergoeding van schade heeft de rechtbank afgewezen. Het hof komt tot hetzelfde oordeel.

2.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 15 augustus 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis van 18 mei 2022 van de rechtbank Noord-Holland, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen [geïntimeerde] als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie, en [appellant] als gedaagde in conventie, tevens eiser in reconventie (verder: het bestreden vonnis).
Bij tussenarrest van 20 september 2022 heeft het hof een mondelinge behandeling na aanbrengen gelast, die op 8 december 2022 heeft plaatsgevonden. Het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal maakt deel uit van het dossier.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, tevens houdende een vermeerdering van eis in reconventie, met producties;
- memorie van antwoord, met producties.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 14 november 2024 laten toelichten, [appellant] door de hiervoor genoemde mr. Van den Hout en mr. J.F.M. Nagtegaal, advocaat te Amsterdam, en [geïntimeerde] door de hiervoor genoemde mr. Stoop. Mr. Nagtegaal heeft spreekaantekeningen overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft in hoger beroep zijn eis in reconventie vermeerderd en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - de vorderingen in conventie van [geïntimeerde] alsnog zal afwijzen en de (vermeerderde) vorderingen in reconventie van [appellant] alsnog zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties, inclusief de nakosten en te vermeerderen met de wettelijke rente.
[geïntimeerde] heeft samengevat geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten

De rechtbank heeft onder 2.1. tot en met 2.10. van het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. In hoger beroep is niet in geschil dat de feiten juist zijn weergegeven, zodat ook het hof van deze feiten uitgaat. Waar nodig aangevuld met andere onomstreden feiten, zijn deze de volgende.
3.1.
[geïntimeerde] is een vennootschap waarvan [naam] enig aandeelhouder en enig bestuurder is. [geïntimeerde] houdt zich onder de naam ‘ [bedrijf 2] ’ bezig met ontwerpwerkzaamheden en bouwbegeleiding.
3.2.
[appellant] drijft een tattooshop in het centrum van [plaats 3] in de vorm van een
eenmanszaak met de handelsnaam ‘ [bedrijf 1] ’.
3.3.
[appellant] heeft [geïntimeerde] opdracht gegeven voor ontwerpwerkzaamheden en
bouwbegeleiding voor de verbouwing van de tattooshop van [appellant] en de daarboven, op de 1e en 2e verdieping, gelegen woning. De opdrachtbevestiging, die op 28 februari 2020 door partijen is ondertekend, houdt in, voor zover van belang:
Opdracht:
Ontwerp en inrichting [bedrijf 1] .
Ontwerp en interieurontwerp van de woning.
Bouwbegeleiding, kwaliteitsbewaking en werkvoorbereiding voor beide onderdelen.
(…)
Totaal ex BTW in euro: 22,750.00 (…)
(…)
Opgegeven bedragen zijn exclusief BTW en verschotten. Verschotten zijn projectgebonden onkosten voor kopieën, parkeer- en reiskosten.
3.4.
Voor de uitvoering van de bouwwerkzaamheden heeft [appellant] een aannemingsovereenkomst gesloten met MT Bouw & Adviesburo B.V. (hierna: MT Bouw) tegen een aanneemsom van € 225.000,- exclusief btw. [geïntimeerde] heeft MT Bouw aangedragen bij [appellant] . De opdrachtbevestiging van MT Bouw houdt verder in, voor zover van belang:
Het bouwtraject wordt in nauw overleg met de opdrachtgever uitgevoerd en waar nodig gecoördineerd door [bedrijf 2] . Materiaalgebruik en detaillering, voor zover niet vastgelegd in de werkomschrijving, wordt tijdens het werk voorgelegd aan de opdrachtgever. Als beslissingen of onvoorziene omstandigheden, consequenties hebben voor het bouwbudget, zal dit expliciet aan de opdrachtgever ter goedkeuring worden voorgelegd. Uitvoering vindt slechts plaats na schriftelijke bevestiging door de opdrachtgever.
3.5.
De werkzaamheden zijn van start gegaan in maart 2020.
3.6.
De oplevering stond gepland voor eind juni 2020. Deze datum is niet gehaald.
3.7.
MT Bouw heeft haar werk niet deugdelijk uitgevoerd. In september 2020 heeft MT Bouw het toen nog niet opgeleverde project verlaten.
3.8.
De verbouwing is daarna afgerond door onder anderen de timmerman van MT Bouw, die bereid was om zelfstandig verder te werken.
3.9.
[geïntimeerde] heeft [appellant] in de periode van oktober 2020 tot en met begin december
2020 verschillende facturen gestuurd voor een totaalbedrag van € 30.940,51 inclusief btw.
3.10.
[appellant] heeft deze facturen niet betaald. In reactie op betalingsherinneringen van [geïntimeerde] heeft [appellant] meegedeeld dat hij [geïntimeerde] aansprakelijk houdt voor door hem geleden schade in verband met gebreken in de bouw en de vertraagde oplevering daarvan en dat hij niet gehouden is om nog enige betaling aan [geïntimeerde] te verrichten.
3.11.
[appellant] heeft tegen MT Bouw en haar statutair bestuurder een arbitrageprocedure aanhangig gemaakt. MT Bouw en haar bestuurder zijn niet in de procedure verschenen. Bij arbitraal vonnis van 9 mei 2022 is MT Bouw, afgezien van proceskosten ten belope van € 23.405,83, veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 137.590,28 inclusief btw aan [appellant] voor onder meer kosten voor herstel van gebreken en gederfde inkomsten.

4.Eerste aanleg

4.1.
Samengevat heeft [geïntimeerde] in eerste aanleg in conventie gevorderd dat [appellant] wordt veroordeeld tot betaling van € 30.940,51 aan onbetaald gelaten facturen, vermeerderd met rente, en tot betaling van buitengerechtelijke incasso-, beslag- en proceskosten. [geïntimeerde] maakt aanspraak op betaling van de facturen, omdat zij met [appellant] heeft afgesproken dat [appellant] deze kosten zou voldoen. [geïntimeerde] heeft facturen van derden betaald voor een bedrag van in totaal € 21.133,19, omdat [appellant] na het vertrek van MT Bouw niet over de financiële middelen beschikte om die zelf te betalen. [appellant] zou tot terugbetaling overgaan na afronding van de werkzaamheden en het slagen van herfinanciering. Subsidiair heeft [geïntimeerde] zich beroepen op ongerechtvaardigde verrijking van [appellant] . Dat de bijkomende kosten (verschotten) voor een bedrag van € 1.337,32 voor rekening van [appellant] komen, volgt uit de opdrachtbevestiging, die [appellant] heeft ondertekend, en de toepasselijke algemene voorwaarden. Verder hebben [geïntimeerde] en [appellant] een gefixeerd bedrag van € 7.000,00 exclusief btw afgesproken voor aanvullend door [geïntimeerde] verrichte extra werkzaamheden in verband met een groot aantal tegenslagen en onvoorziene omstandigheden.
4.2.
[appellant] heeft in conventie verweer gevoerd dat strekt tot afwijzing van de vorderingen. Volgens [appellant] heeft [geïntimeerde] niets van hem te vorderen. Als dat wel zo zou zijn, dan is die vordering volgens [appellant] door verrekening teniet gegaan, omdat [geïntimeerde] is tekortgeschoten in haar verplichtingen als bouwbegeleider. [geïntimeerde] moet daarom de schade vergoeden, die [appellant] als gevolg daarvan heeft geleden. Voor de opbouw van de schade heeft [appellant] verwezen naar zijn memorie van eis, genomen in de arbitrageprocedure tegen MT Bouw.
[appellant] heeft in reconventie gevorderd dat de rechtbank:
a. voor recht verklaart dat [geïntimeerde] toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van
haar verplichtingen uit hoofde van de tussen partijen gesloten overeenkomst en dat
[geïntimeerde] gehouden is om de schade die [appellant] daardoor heeft geleden te vergoeden;
b. [geïntimeerde] veroordeelt om aan [appellant] als schadevergoeding te voldoen een bedrag
van € 98.000,00, voor zover deze schadevergoedingsvordering niet tenietgegaan is door verrekening in conventie, althans (subsidiair) van een nader door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente, althans (meer subsidiair) [geïntimeerde] te veroordelen om de door [appellant] geleden schade te vergoeden nader op te maken bij staat;
c. [geïntimeerde] veroordeelt in de proceskosten.
4.3.
[geïntimeerde] heeft op haar beurt verweer gevoerd tegen de vorderingen in reconventie.
4.4.
Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank de vorderingen van [geïntimeerde] in conventie toegewezen en [appellant] , kort weergegeven, veroordeeld tot betaling van de gevorderde hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente, en tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en beslagkosten. De rechtbank heeft de vorderingen in reconventie van [appellant] afgewezen, omdat - kort weergegeven - de stellingen van [appellant] naar het oordeel van de rechtbank te algemeen waren voor de conclusie dat [geïntimeerde] was tekortgeschoten als bouwbegeleider of kwaliteitsbewaker. Daarnaast heeft de rechtbank [appellant] in conventie en reconventie in de proces- en nakosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5.Beoordeling

5.1.
[appellant] heeft in hoger beroep zes grieven aangevoerd. Deze zijn gedeeltelijk gericht tegen de toewijzing van de vordering van [geïntimeerde] in conventie (grieven 1 tot en met 3) en gedeeltelijk tegen de afwijzing van de vordering in reconventie van [appellant] (grieven 4 tot en met 6). Daarnaast heeft [appellant] in hoger beroep zijn eis in reconventie vermeerderd, kort gezegd, van een bedrag van € 98.000,00 aan schade tot een bedrag van € 160.996,11 te dier zake. [appellant] heeft dit bedrag gebaseerd op het arbitraal vonnis waarbij MT Bouw is veroordeeld tot betaling van € 137.590,28 aan [appellant] wegens schade en € 23.405,83 aan kosten voor de arbitrageprocedure.
De vordering in conventie
Voorgefinancierde kosten
5.2.
Grief 1 van [appellant] houdt in dat de rechtbank ten onrechte het door [geïntimeerde] gevorderde bedrag aan voor [appellant] voorgefinancierde kosten heeft toegewezen. [appellant] betwist de stelling van [geïntimeerde] dat partijen op enig moment hebben afgesproken dat [geïntimeerde] kosten in verband met de bouw zou voorschieten, en dat [appellant] die aan haar zou terugbetalen. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld is die afspraak volgens [appellant] onvoldoende vast komen te staan. [appellant] heeft erop gewezen dat hij de gehele aanneemsom al aan MT Bouw had betaald op het moment dat MT Bouw stopte met haar werkzaamheden, zodat hij nimmer zou afspreken dat hij nogmaals voor bepaalde zaken (zoals voor het leveren en plaatsen van een keuken) zou gaan betalen.
5.3.
Volgens [geïntimeerde] kan de grief niet slagen en heeft de rechtbank (ook) dit onderdeel van haar vordering terecht toegewezen. De desbetreffende zaken zijn volgens [geïntimeerde] aan [appellant] ter beschikking gesteld en [appellant] maakt daar ook gebruik van. Ter nadere onderbouwing heeft [geïntimeerde] in hoger beroep nog onderliggende facturen en kassabonnen ingebracht.
5.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat het hier gaat om door [geïntimeerde] aan derden betaalde facturen voor werkzaamheden die zijn verricht in het kader van de door [appellant] gewenste verbouwing en om materialen die ten behoeve daarvan zijn geleverd. Namens [appellant] is ter zitting in hoger beroep desgevraagd erkend dat het resultaat van een en ander is geweest dat zijn pand kon worden afgemaakt en uiteindelijk is opgeleverd. Niet gesteld of gebleken is dat dit ook het geval zou zijn geweest, indien [geïntimeerde] de bewuste bedragen niet zou hebben voorgeschoten. De door [geïntimeerde] voorgeschoten bedragen zijn [appellant] dus ten goede gekomen. Dit brengt mee dat in het geval dat de door [geïntimeerde] gestelde afspraak tot terugbetaling in hoger beroep niet vast zou komen te staan en grief 1 dus slaagt, [appellant] door deze door [geïntimeerde] gedane betalingen ongerechtvaardigd is verrijkt, zoals [geïntimeerde] subsidiair aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd, en wel – bij gebreke van indicaties voor het tegendeel – tot het bedrag waarmee [geïntimeerde] is verarmd, dat wil zeggen het door haar voorgeschoten bedrag. Reeds op deze grond komt dit deel van de vordering van [geïntimeerde] voor toewijzing in aanmerking.
Bijkomende kosten (verschotten)
5.5.
Grief 2 is gericht tegen de door de rechtbank toegewezen bijkomende kosten (verschotten). De grief slaagt niet. Op grond van de door [appellant] ondertekende opdrachtbevestiging mocht [geïntimeerde] deze kosten (voor het maken van kopieën en parkeer- en reiskosten) bij [appellant] in rekening brengen. [appellant] heeft de verschuldigdheid en de specificatie hiervan onvoldoende gemotiveerd weersproken. Aan het verweer van [appellant] dat de kosten te hoog zijn, gaat het hof voorbij, omdat [appellant] deze stelling niet nader heeft toegelicht.
Aanvullend verrichte werkzaamheden
5.6.
Met grief 3 beklaagt [appellant] zich erover dat de rechtbank het door [geïntimeerde] gevorderde bedrag voor aanvullend verrichte werkzaamheden heeft toegewezen. [appellant] heeft inmiddels de zaak nog eens op een rij gezet en betwist nu uitdrukkelijk dat partijen zijn overeengekomen dat [geïntimeerde] een gefixeerd bedrag van € 7.000,00 bij [appellant] in rekening mocht brengen in verband met aanvullende (advies)werkzaamheden.
5.7.
Grief 3 faalt. Daartoe wordt het volgende overwogen. Volgens het bestreden vonnis heeft [appellant] bij de rechtbank verklaard
‘dat het best zou kunnen dat hierover een afspraak is gemaakt, dat hij heel veel dingen niet meer weet en dat hij hierover geen honderd procent zekerheid kan geven.’. [appellant] heeft in hoger beroep niet betwist dat hij het voorgaande heeft gezegd, maar neemt thans een geheel ander standpunt in. [appellant] ontkent nu immers stellig dat hij met [geïntimeerde] een afspraak tot vergoeding van aanvullende werkzaamheden heeft gemaakt. Bij deze stand van zaken lag het op de weg van [appellant] om nader toe te lichten waarom hij nu voor het eerst in hoger beroep zo stellig de door [geïntimeerde] gestelde afspraak ontkent, meer concreet, waarom hij nu zeker weet dat die afspraak niet is gemaakt. [appellant] heeft dat echter nagelaten. Hetgeen [appellant] ter toelichting op de grief heeft aangevoerd, is als nadere toelichting onvoldoende, te meer omdat niet is gebleken dat [appellant] eerder dan in deze procedure afwijzend heeft gereageerd op de op deze kosten betrekking hebbende factuur van [geïntimeerde] van 2 december 2020. Bij deze stand van zaken is het hof van oordeel dat [appellant] de door [geïntimeerde] gestelde afspraak onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, zodat deze vast is komen te staan. [appellant] is het door [geïntimeerde] gevorderde bedrag voor aanvullende werkzaamheden dan ook verschuldigd.
5.8.
De conclusie luidt dat de rechtbank de vorderingen van [geïntimeerde] in conventie, afgezien van de eventuele toewijsbaarheid van de vorderingen in reconventie en de eventuele verrekening daarmee, terecht heeft toegewezen.
De vordering in reconventie
5.9.
Met grieven 4 tot en met 6, die gezamenlijk kunnen worden besproken, komt [appellant] op tegen de afwijzing van zijn vorderingen in reconventie. Volgens [appellant] dienen zijn (vermeerderde) vorderingen in reconventie te worden toegewezen, omdat hij, al in eerste aanleg maar nu zeker in hoger beroep, afdoende heeft onderbouwd dat [geïntimeerde] is tekortgeschoten in haar verplichtingen als bouwbegeleider en kwaliteitsbewaker. Volgens [appellant] heeft [geïntimeerde] , kort samengevat, een volstrekt onbetrouwbare en onkundige aannemer aangedragen voor het project, de bouwplanning onvoldoende bewaakt, niet steeds goed toegezien op de overdracht van de werkzaamheden en op een deugdelijke samenwerking, niet de kwaliteit van de bouw en de afgesproken bouwkosten bewaakt, noch het ritme van de betalingen door [appellant] aan MT Bouw. Bovendien voldeed het pand na oplevering niet aan wet- en regelgeving. Dit alles kan [geïntimeerde] volgens [appellant] worden verweten. [geïntimeerde] is daarom hoofdelijk aansprakelijk voor de door [appellant] geleden schade, zoals vastgesteld in het arbitraal vonnis, gewezen tegen MT Bouw. Door insolventie aan de zijde van MT Bouw, kan [appellant] de schade niet op dat bedrijf verhalen, aldus [appellant] .
5.10.
[geïntimeerde] heeft gemotiveerd betwist dat hij bij de uitvoering van de opdracht is tekortgeschoten.
5.11.
[appellant] heeft aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde] ernstig is tekortgeschoten in haar taak om een betrouwbare en kundige aannemer aan te dragen, als bouwbegeleider en kwaliteitsbewaker. [appellant] dient zijn stellingen voldoende concreet te maken en zal deze, zo nodig, moeten bewijzen. Het hof is van oordeel dat [appellant] zijn stellingen onvoldoende feitelijk heeft toegelicht, in het licht van de gemotiveerde betwisting daarvan door [geïntimeerde] . Daartoe is het volgende redengevend.
5.12.
Volgens [appellant] staat op grond van het arbitraal vonnis vast dat MT Bouw een volstrekt onbetrouwbare en onkundige aannemer was en kan [geïntimeerde] worden verweten dat zij MT Bouw bij [appellant] heeft aangedragen. [appellant] wordt daarin niet gevolgd. Dat MT Bouw in de arbitrale procedure bij verstek is veroordeeld tot vergoeding van een aanzienlijk schadebedrag, waarmee is komen vast te staan dat MT Bouw jegens [appellant] is tekortgeschoten, brengt niet mee dat [geïntimeerde] vooraf wist of had moeten weten dat MT Bouw de verbouwing niet succesvol zou gaan afronden en dat [geïntimeerde] dus eveneens is tekortgeschoten door MT Bouw als aannemer voor te stellen. [naam] heeft desgevraagd ter zitting in hoger beroep meegedeeld dat MT Bouw op dat moment de enige aannemer was die het project met de vereiste spoed op zich kon nemen en dat hij haar geschikt achtte wegens een eerdere positieve ervaring. Dit komt het hof aannemelijk voor en [appellant] heeft een en ander niet weersproken. Ook het feit dat [geïntimeerde] heeft verklaard dat hij de door MT Bouw uitgebrachte offerte aan de krappe kant vond, brengt niet mee dat MT Bouw onbetrouwbaar was en dat [geïntimeerde] verweten kan worden dat zij haar bij [appellant] heeft aanbevolen, zoals [appellant] heeft gesteld.
5.13.
Dat in de arbitrale procedure vast is komen te staan dat MT Bouw geen goed werk heeft geleverd, brengt evenmin met zich mee dat [geïntimeerde] is tekortgeschoten in haar verplichtingen. Nergens blijkt uit dat [geïntimeerde] heeft nagelaten op te treden op momenten dat dat wel van haar had mogen worden verwacht, bijvoorbeeld omdat het werk tijdens de bouw gebreken vertoonde. [appellant] heeft ter toelichting van zijn stelling dat [geïntimeerde] op dit punt een verwijt kan worden gemaakt geen enkel stuk overgelegd, zoals bijvoorbeeld een whatsapp bericht of een e-mail waaruit nalatigheid bij [geïntimeerde] kan worden afgeleid. Volgens partijen hebben zij wel via WhatsApp en e-mail met elkaar gecommuniceerd, naast het feit dat zij elkaar vaak (ook via de telefoon) hebben gesproken. Het lag op de weg van [appellant] om dergelijke berichten, zo die er zijn, ter toelichting van zijn stellingen in te brengen of zijn stellingen anderszins te concretiseren. Dat heeft hij echter nagelaten. Daarnaast volgt uit de opdrachtbevestiging van MT Bouw dat [appellant] ook zelf een wezenlijke rol op zich heeft genomen ten opzichte van MT Bouw bij het bouwproces. Volgens [geïntimeerde] heeft [appellant] die positie tijdens de bouw ook daadwerkelijk ingenomen. [appellant] heeft dit niet, althans onvoldoende, weersproken. Dat [geïntimeerde] zich niet naar behoren van haar taak heeft gekweten, is niet gebleken.
5.14.
Ook uit het feit dat het project aanzienlijke vertraging heeft opgelopen, kan niet zonder meer worden geconcludeerd dat dat te wijten is aan een tekortkoming aan de zijde van [geïntimeerde] . [geïntimeerde] heeft een aantal omstandigheden genoemd die, buiten haar om, tot vertraging hebben geleid, zoals onder meer het feit dat een buurman een procedure tegen de bouw is begonnen, dat zich perikelen met de energieleverancier voordeden en dat de coronacrisis haar intrede deed. [appellant] heeft deze door [geïntimeerde] genoemde vertragende omstandigheden niet, althans onvoldoende weersproken.
5.15.
[appellant] heeft zijn stelling dat [geïntimeerde] hem heeft aangeraden om wel aan MT Bouw te blijven betalen, ondanks de opgetreden vertraging, evenmin nader geconcretiseerd. Dat laatste geldt ook voor de overige verwijten die [appellant] [geïntimeerde] maakt. [appellant] heeft dus zijn stellingen te weinig handen en voeten gegeven, zeker in het licht van de uitvoerige betwisting door [geïntimeerde] .
5.16.
Wat betreft het [geïntimeerde] gemaakte verwijt dat het project niet voldeed aan wet- en regelgeving wordt nog het volgende opgemerkt. Ter zitting in hoger beroep is het hof gebleken dat de aanschrijving van de gemeente [plaats 3] (productie 3 bij de memorie van grieven) geen bestuursrechtelijk gevolg heeft gekregen, zodat dit punt verder onbesproken kan blijven. Een tekortkoming van [geïntimeerde] volgt hier niet uit.
5.17.
De conclusie luidt dat wel vast staat dat het bouwproject niet goed is verlopen en dat [appellant] daardoor schade heeft geleden, maar dat [appellant] onvoldoende heeft onderbouwd dat [geïntimeerde] daarbij is tekortgeschoten in haar verplichtingen als bouwbegeleider en kwaliteitsbewaker. De grieven 4 tot en met 6, die voor het overige geen bespreking hoeven, falen en leiden er niet toe dat de (vermeerderde) vorderingen in reconventie van [appellant] voor toewijzing in aanmerking komen. [appellant] komt dus ook geen beroep op verrekening toe.
5.18.
[appellant] heeft geen (voldoende concrete) stellingen aangeboden die, indien bewezen, kunnen leiden tot andere beslissingen. Zijn bewijsaanbod wordt daarom gepasseerd.
Slotsom
5.19.
De slotsom luidt dat het hoger beroep niet slaagt. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd en het door [appellant] voor het eerst in hoger beroep gevorderde zal worden afgewezen. [appellant] is in het hoger beroep in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten van deze instantie. Het hof stelt deze kosten als volgt vast:
- griffierecht € 2.135,00
- salaris advocaat
€ 10.716,00(tarief V, 3 punten)
Totaal € 12.851,00

6.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis en wijst het door [appellant] voor het eerst in hoger beroep gevorderde af;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 12.851,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.J.R. Brons, R.J.M. Smit en K. van Dijk en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2025.