ECLI:NL:GHAMS:2025:2772

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
14 oktober 2025
Zaaknummer
23-003281-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overtreden van een gedragsaanwijzing krachtens het Wetboek van Strafvordering

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte is veroordeeld voor het meermalen overtreden van een gedragsaanwijzing die hem was opgelegd op 3 november 2023, krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering. Ondanks deze gedragsaanwijzing heeft de verdachte herhaaldelijk contact opgenomen met zijn ex-partner, wat leidde tot de tenlastelegging van opzettelijk handelen in strijd met deze aanwijzing. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, waarin hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie dagen en een taakstraf van 100 uren. Tijdens de zitting in hoger beroep op 30 september 2025 heeft het hof de verklaringen van de verdachte en de aangeefster gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende momenten, ondanks de gedragsaanwijzing, contact heeft opgenomen met de aangeefster, onder andere via WhatsApp en telefoongesprekken. Het hof heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster onderschreven en geoordeeld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de opgelegde gedragsaanwijzing. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder een contactverbod met de aangeefster. De uitspraak benadrukt de ernst van het overtreden van een gedragsaanwijzing en de impact daarvan op de aangeefster.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003281-23
datum uitspraak: 14 oktober 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 1 december 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-316722-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1973,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 september 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van wat de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij (op een of meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 13 november 2023 tot en met 27 november 2023 te Diemen, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 3 november 2023, gegeven door de officier van justitie te Amsterdam door
- (meermaals) telefonisch contact op te nemen met [slachtoffer] (door die [slachtoffer] te bellen en/of berichten te sturen) en/of
- (indirecte) berichten en/of foto's op zijn Whatsapp-status te zetten over en/of gericht op die [slachtoffer] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

Door de raadsman is vrijspraak bepleit. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat geen sprake is van opzet omdat het initiatief van het contact op 27 november 2023 lag bij de aangeefster. Bovendien zijn de verklaringen van de aangeefster niet betrouwbaar en kunnen die om die reden niet meewerken aan het bewijs. Daarnaast kunnen de statusupdates in het WhatsApp-account niet worden beschouwd als het opnemen van contact, omdat het bekijken van de statusupdates een actief handelen vereist van de ander.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat de gemiste oproep op 18 november 2023 per ongeluk is veroorzaakt toen hij de gegevens van de aangeefster uit zijn telefoon wilde verwijderen en dat hij toen direct de verbinding heeft verbroken. Verder heeft hij verklaard dat hij inderdaad op 25 november 2023 een berichtje naar de aangeefster heeft verzonden. Hij deed dit naar eigen zeggen op het moment dat hij een paniekaanval had. Over de statusupdates heeft hij verklaard dat hij deze gebruikte als een soort van dagboek en dat het niet bedoeld was om daarmee berichten te zenden naar de aangeefster. Wel zag hij ten tijde van het plaatsen van de statusupdates dat zij een aantal van zijn statusupdates heeft bekeken.
Het hof stelt vast dat niet wordt betwist dat aan de verdachte een gedragsaanwijzing is opgelegd op 3 november 2023, inhoudende een verbod om gedurende een periode van 90 dagen contact op te nemen met de aangeefster. Evenmin wordt betwist dat deze gedragsaanwijzing van kracht was ten tijde van de tenlastegelegde feiten, en dat gedurende die periode sprake is geweest van communicatie tussen partijen. Het hof neemt dit als vaststaand aan.
Op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting gaat het hof daarnaast uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De aangeefster heeft op 25 november 2023 een WhatsAppbericht van de verdachte ontvangen. De verdachte schreef daarin onder meer: “Doe alsjeblieft geen aangifte van dit bericht. Alsjeblieft”. Op 26 november 2023 is de aangeefster door een voor haar onbekend nummer gebeld. Zij heeft de oproep beantwoord en zij herkende de stem van de verdachte. Vervolgens is zij door ditzelfde nummer nog een aantal keren gebeld maar heeft zij haar telefoon niet opgenomen.
Daarnaast heeft de verdachte in de periode na 17 november 2023 zijn WhatsApp-status meermaals aangepast. Hij postte teksten als:
- “I thought the connection was so strong, so real. And now they are calling it toxic. And all I want is just talk because there is still so much I want to say, want to ask. But I can’t. And that really hurts more than anything. If it was real…we’d talk”
- “Lief… echt. Please Wee can fix this.”
- “Call me. Or even better…talk face to face We have so much to win. And nothing to lose. #truelove”
- “I know you want the same. But you’re afraid ‘Cause they call it toxic. But there’s only me and you. Great memories. Great future. Don’t be afraid. Trust the process. I’ve learned. There are answers. There’s a future. The love is real. We fall. But most important… we get back up. Take time. But have faith. This sucker, this otter…. Is determined to make it work. It will take time and effort. But love will conquer. You are the one…. and only. My love.”
De aangeefster heeft de hierboven weergegeven statusupdates gezien, daarvan screenshots gemaakt en deze naar de politie gestuurd.
Het hof overweegt als volgt.
In tegenstelling tot de verdediging acht het hof de verklaring van de aangeefster betrouwbaar. In de kern bezien wordt dat wat zij heeft verklaard ondersteund door ander bewijs, zoals screenshots van de gemiste oproepen, statusupdates en het bericht dat de verdachte heeft verstuurd. Ten aanzien van dit door het hof bewezenverklaarde contact dat de verdachte met de aangeefster (indirect) heeft opgenomen, is het initiatief telkens vanuit hemzelf gekomen.
Voor wat betreft de WhatsApp-statusupdates overweegt het hof verder dat de verdachte heeft verklaard ten tijde van het plaatsen van de updates te hebben gezien dat de aangeefster deze bekeek, dat hij het plaatsen van een statusupdate op Whatsapp ziet als een moderne vorm van communiceren en dat hij zo communiceert met iedereen die hij als contact in WhatsApp had opgeslagen. Daarmee was hij zich ervan bewust dat de aangeefster kennis zou kunnen nemen van de inhoud en op enig moment dus ook deed. De gepubliceerde berichten waren bovendien afgestemd op haar: gelet op de toon en context van deze berichten en de verwijzingen die direct aan de aangeefster zijn te relateren wijzen - in onderling verband en samenhang beschouwd - op een bewust en doelgericht streven om contact te leggen met de aangeefster. Dat dit contact indirect verliep - via een openbaar toegankelijke statusfunctie - doet daar niet aan af.
Gelet op vorenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van 17 november 2023 tot en met 26 november 2023 opzettelijk de gedragsaanwijzing heeft overtreden. Het hof is met de raadsman van de verdachte en de advocaat-generaal van oordeel dat het contact op 27 november 2023 niet op initiatief van de verdachte heeft plaatsgevonden zodat hij van het overtreden van de gedragsaanwijzing op die datum wordt vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 17 november 2023 tot en met 26 november 2023 in Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 3 november 2023, gegeven door de officier van justitie te Amsterdam door
- telefonisch contact op te nemen met [slachtoffer] door die [slachtoffer] te bellen en/of berichten te sturen en
- berichten op zijn Whatsapp-status te zetten over en/of gericht op die [slachtoffer] .
Wat meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 dagen met aftrek van voorarrest en een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, waarvan 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht, ambulante behandeling en een gebieds- en contactverbod met de aangeefster.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 dagen, met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 100 uren, te vervangen door 50 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met de aangeefster.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het overtreden van een hem opgelegd contactverbod met de aangeefster. Aan de verdachte is op 3 november 2024 door de officier van justitie een gedragsaanwijzing opgelegd, inhoudende dat hij gedurende een periode van 90 dagen geen contact met haar mocht opnemen. De verdachte is in een andere zaak op verdenking van overtreding van het handelen in strijd met deze aanwijzing aangehouden geweest en daarna heengezonden. Daarna heeft de verdachte wederom contact opgenomen met de aangeefster door haar een tekstbericht te sturen, haar te bellen met een onbekend nummer en door statusupdates te plaatsen op WhatsApp die gericht waren aan de aangeefster. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij, zelfs nadat hij daar kort daarvoor al een keer was aangehouden en in verzekering gesteld, met dit contact geen acht heeft geslagen op de duidelijke grenzen die hem waren gesteld. De verdachte heeft daarmee doelbewust gehandeld in strijd met een door de officier van justitie opgelegde dwingende aanwijzing en heeft daarmee het vertrouwen in de werking van een door het bevoegd gezag genomen beslissing ondermijnd. De verdachte heeft zijn eigen behoefte aan contact en emotionele verwerking laten prevaleren boven het belang, de autonomie en het veiligheidsgevoel van de aangeefster. Daarmee heeft hij laten zien onvoldoende verantwoordelijkheid te nemen voor zijn eigen emoties en handelen.
Het hof acht, gelet op de ernst van het feit en de impact daarvan op de aangeefster een gevangenisstraf passend en geboden. Echter, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die ter terechtzitting in hoger beroep nader zijn toegelicht, ziet het hof aanleiding om een deel van die gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen. Daarmee wordt enerzijds de ernst van het feit tot uitdrukking gebracht, terwijl anderzijds wordt beoogd de verdachte ervan te weerhouden opnieuw in de fout te gaan.
Aan het voorwaardelijke deel zal het hof de bijzondere voorwaarde verbinden dat de verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opneemt/zoekt met de aangeefster. Deze voorwaarde dient als stok achter de deur om herhaling te voorkomen. Het hof zal daarbij de looptijd van de proeftijd bepalen op één jaar.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 184a van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
17 (zeventien) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
1 (één) jaar:
Algemene voorwaarden:
  • zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
  • hij ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zo lang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen,
dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Bijzondere voorwaarde:
Het hof stelt als bijzondere voorwaarde dat het de verdachte gedurende de volledige proeftijd verboden is direct of indirect, in welke vorm dan ook, contact te leggen of te laten leggen met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1983 te [geboorteplaats 2] ( [geboorteland] ).
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.H. Tiemens, mr. M.L.M. van der Voet en mr. R. van der Heijden in tegenwoordigheid van mr. S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 oktober 2025.