ECLI:NL:GHAMS:2025:2771

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
14 oktober 2025
Zaaknummer
23-003162-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overtreden van een gedragsaanwijzing krachtens artikel 509hh van het Wetboek van Strafvordering

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1973, had een gedragsaanwijzing gekregen van de officier van justitie op 3 november 2023, waarin hem werd verboden contact op te nemen met zijn ex-partner. Ondanks deze aanwijzing heeft de verdachte herhaaldelijk contact opgenomen met haar, wat leidde tot zijn veroordeling voor het opzettelijk handelen in strijd met deze gedragsaanwijzing. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 10 tot 11 november 2023 opzettelijk deze gedragsaanwijzing heeft overtreden door de aangeefster te bellen en berichten te sturen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 dagen, waarvan 6 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaar en een contactverbod met de aangeefster. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de aangeefster in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en heeft de grenzen die hem waren gesteld, genegeerd. Het hof heeft de op te leggen straf gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en heeft de verdachte gewaarschuwd dat hij zich aan de bijzondere voorwaarden moet houden om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003162-23
datum uitspraak: 14 oktober 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 november 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-301723-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1973,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 september 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van wat de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij (op een of meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 10 november 2023 tot en met 11 november 2023 te Diemen, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 3 november 2023, gegeven door de officier van justitie te Amsterdam door (meermaals) telefonisch contact op te nemen met [slachtoffer] (door die [slachtoffer] te bellen en/of berichten te sturen).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 10 november 2023 tot en met 11 november 2023 in Nederland opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 3 november 2023, gegeven door de officier van justitie te Amsterdam, door telefonisch contact op te nemen met [slachtoffer] en berichten te sturen.
Wat meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen, waarvan 10 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met de aangeefster voor de duur van zes maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het overtreden van een hem opgelegd contactverbod met de aangeefster. Aan de verdachte is op 3 november 2023 door de officier van justitie een gedragsaanwijzing opgelegd, inhoudende dat hij gedurende een periode van 90 dagen geen contact met haar mocht opnemen. Op 7 november 2023 heeft de wijkagent hierover met de verdachte een zogenoemd stopgesprek gevoerd nadat de aangeefster de wijkagent had gemeld dat zij berichten van de verdachte bleef ontvangen. Desondanks heeft de verdachte de aangeefster (ook) daarna benaderd door haar te bellen en berichten te sturen. Hij heeft ter zitting verklaard dat hij handelde uit liefdesverdriet en op zoek was naar een verklaring voor de, naar zijn zeggen, voor hem onverwachte beëindiging van de relatie. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij daarmee geen acht heeft geslagen op de duidelijke grenzen die hem waren gesteld. De verdachte heeft daarmee doelbewust gehandeld in strijd met een door de officier van justitie aan hem opgelegde dwingende aanwijzing en heeft daarmee het vertrouwen in de werking van een door het bevoegd gezag genomen beslissing ondermijnd. De verdachte heeft zijn eigen behoefte aan contact en emotionele verwerking laten prevaleren boven het belang, de autonomie en het veiligheidsgevoel van de aangeefster. Daarmee heeft hij laten zien onvoldoende verantwoordelijkheid te nemen voor zijn eigen emoties en handelen.
Het hof acht, gelet op de ernst van het feit en de impact daarvan op de aangeefster een gevangenisstraf passend en geboden. Echter, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die ter terechtzitting in hoger beroep nader zijn toegelicht, ziet het hof aanleiding om een deel van die gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen. Daarmee wordt enerzijds de ernst van het feit tot uitdrukking gebracht, terwijl anderzijds wordt beoogd de verdachte ervan te weerhouden opnieuw in de fout te gaan. Het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf is gelijk aan het voorarrest van de verdachte.
Aan het voorwaardelijke deel zal het hof de bijzondere voorwaarde verbinden dat de verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opneemt/zoekt met de aangeefster. Deze voorwaarde dient als stok achter de deur om herhaling te voorkomen. Het hof zal daarbij de looptijd van de proeftijd bepalen op één jaar.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 184a van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
1 (één) jaar:
Algemene voorwaarden:
  • schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zo lang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen,
dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Bijzondere voorwaarde:
Het hof stelt als bijzondere voorwaarde dat het de verdachte gedurende de volledige proeftijd verboden is direct of indirect, in welke vorm dan ook, contact te leggen of te laten leggen met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1983 te [geboorteplaats 2] ( [geboorteland] ).
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.H. Tiemens, mr. M.L.M. van der Voet en mr. R. van der Heijden in tegenwoordigheid van mr. S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 oktober 2025.