ECLI:NL:GHAMS:2025:2765

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
14 oktober 2025
Zaaknummer
23-004692-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor ramkraak en heling

Op 14 oktober 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de veroordeling van de verdachte voor een ramkraak en heling. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 13 maanden, met aftrek van voorarrest. De zaak betreft een ramkraak op 20 maart 2018 bij een supermarkt in Wormerveer, waarbij twee geldcassettes met een totaalbedrag van 20.000 euro zijn weggenomen. De verdachte werd herkend op camerabeelden en er werd een DNA-spoor aangetroffen dat overeenkwam met zijn profiel. De verdediging voerde aan dat de herkenningen niet betrouwbaar waren, maar het hof oordeelde dat de beelden en de herkenningen voldoende bewijs boden. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank Noord-Holland, dat een hogere straf had opgelegd, en legde een straf op die rekening hield met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding, omdat er geen letsel was opgelopen. Het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor zowel de diefstal met geweld als de opzetheling.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004692-18
datum uitspraak: 14 oktober 2025
TEGENSPRAAK (
gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 20 december 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-176443-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
adres: [adres 1]
thans gedetineerd in [detentieadres] , [nummer] [adres 2] , [land] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 september 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van wat de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 maart 2018 te Wormerveer , gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee geldcassettes (met daarin een totaalbedrag van 20.000 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan (supermarkt) [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander of andere(n) dan aan verdachte en/of diens mededader(s), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een of meerdere personeelslid/leden van supermarkt [bedrijf 1] en/of zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren door (terwijl in voornoemd supermarkt filiaal meerdere personeelsleden aanwezig waren)
 met een (personen)auto de (dichtstaande) schuifdeur(en)/hoofdingang van supermarkt filiaal [bedrijf 1] te rammen en/of (vervolgens) de supermarkt binnen te rijden en/of
 (vervolgens) uit voornoemd voertuig te stappen en richting de geldautomaat te rennen en/of (daarbij) te roepen/schreeuwen "Dit is een overval" en/of "Liggen", althans woorden van gelijke dreigende aard/strekking;
2.
hij in of omstreeks de periode van 16 maart 2018 tot en met 20 maart 2018 te Wormerveer en/of (elders in) Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een personenauto, een Volkswagen (voorzien van kentekenplaten [kenteken] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van beide feiten. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat op grond van het aangetroffen DNA-materiaal en de conclusies van het NFI, in combinatie met de overige bewijsmiddelen uit het dossier, is komen vast te staan dat de verdachte één van de daders is geweest. Daarnaast zijn de beelden, waarvan stills in het dossier zitten en de beelden ook ter terechtzitting zijn bekeken, van voldoende kwaliteit om daarop een herkenning te kunnen baseren.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat de herkenningen waarop de rechtbank zich heeft gebaseerd niet als betrouwbaar bewijs kunnen dienen. Deze herkenningen zijn ofwel besmet doordat ze niet onafhankelijk tot stand zijn gekomen, of ze zijn onvoldoende specifiek om overtuigend te zijn. Er is verder niet meer dan indirect bewijs van een mogelijke betrokkenheid van de verdachte bij de ramkraak. Uit de wettige bewijsmiddelen kan niet de overtuiging volgen dat de verdachte één van de daders is geweest. Dat dient tevens te leiden tot vrijspraak van het onder 2. tenlastegelegde
Het hof overweegt in lijn met de rechtbank als volgt.
Informatie voorafgaand aan herkenning
Van de onder 1 tenlastegelegde ramkraak zijn in het onderzoek camerabeelden veilig gesteld. Van die camerabeelden zijn ten behoeve van herkenning van de daders stills (foto’s) gemaakt waarop twee personen zijn te zien. Verbalisant [verbalisant 1] heeft in een e-mail van 16 augustus 2018, inhoudende het verzoek aan enkele collega’s of zij de daders van de ramkraak op bijgevoegde foto’s herkennen, ten onrechte de namen van de verdachten genoemd. In een tweede e-mail, later die dag, heeft hij verzocht om bij het navragen bij collega’s geen namen van de verdachten te vermelden. Van de verbalisanten die een positieve herkenning hebben gedaan, heeft [verbalisant 2] verklaard dat hij de eerste e-mail waarin de namen van de verdachten zijn genoemd had ontvangen. Omdat dit (mogelijk) zijn herkenning kan hebben beïnvloed, zal het hof deze herkenning niet gebruiken voor het bewijs.
Ten aanzien van de herkenningen door de verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 4] , [verbalisant 5] en [verbalisant 6] geldt het voorgaande niet. Zij hebben ten overstaan van de raadsheer-commissaris verklaard dat zij geen zaaksinformatie (namen) hebben ontvangen voorafgaande aan de herkenning van de verdachte(n) en dat zij blijven bij de gedane herkenningen. Het hof heeft ten aanzien van deze herkenningen geen reden om te twijfelen aan de wijze waarop deze tot stand zijn gekomen. De enkele omstandigheid dat het zou gaan om politieambtenaren die bij hetzelfde politiebureau werkzaam waren, maakt dat niet anders
.
Beelden geschikt voor een herkenning?
Het hof heeft ter terechtzitting in hoger beroep de camerabeelden bekeken alsmede de zich in het dossier bevindende foto’s van die beelden. Het hof stelt vast dat de (stills van de) beelden van voldoende kwaliteit en scherpte zijn om daarop een herkenning te baseren. De gezichten zijn zichtbaar, waardoor identificatie van de geportretteerde personen mogelijk is. Daarmee bieden zowel de beelden als de foto’s een betrouwbaar aanknopingspunt voor het bewijs. Op de beelden en de foto’s is een aanzienlijk gedeelte van het gezicht en een deel van de haardracht van de persoon, die door de verbalisant als de verdachte wordt herkend, te zien.
Voldoende specifiek?
Nu het hof de herkenningen zoals die zijn gedaan door de verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 4] , [verbalisant 5] en [verbalisant 6] wat de wijze van totstandkoming betreft betrouwbaar acht en de beelden/stills van voldoende kwaliteit zijn, moet vervolgens worden bezien of de positieve herkenningen van de verdachte voldoen aan de in de jurisprudentie en literatuur ontwikkelde criteria. Het hof overweegt hiertoe het volgende. De (gezichts)kenmerken die de verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 5] , [verbalisant 6] en [verbalisant 4] hebben genoemd, waaraan zij de verdachte hebben herkend, zijn naar het oordeel van het hof voldoende onderscheidend. Van belang daarbij is ook dat het gaat om verbalisanten die meermalen met de verdachte te maken hebben gehad, hem soms al jaren kennen uit de buurt en ook omschrijven dat ze de verdachte direct herkennen. Daarbij speelt eveneens een rol dat verbalisant [verbalisant 4] ook de bewegende beelden heeft gezien en verbalisant [verbalisant 5] de verdachte kort voor de herkenning nog heeft aangehouden en hem daarbij ongeveer een uur heeft gesproken.
Bij die stand van zaken zal het hof de voornoemde herkenningen gebruiken voor het bewijs.
Op de camerabeelden is voorts te zien dat één van de daders een Adidas-jack droeg. Zeer kort na de ramkraak is op de vluchtroute van de daders een soortgelijk jack aangetroffen en inbeslaggenomen. Gelet op de locatie van het aantreffen van het jack, de specifieke uiterlijke kenmerken daarvan en het korte tijdsbestek tussen de ramkraak en het aantreffen van het jack, gaat het hof ervan uit dat het jack gedragen is door één van de daders van de ramkraak. Op de binnenzijde van de kraag en de binnenzijde van beide manchetten van het jack is een DNA-spoor aangetroffen, waarvan het hoofdprofiel matcht met het DNA-profiel van de verdachte. Weliswaar gaat het om een verplaatsbaar voorwerp, maar het aantreffen van verdachtes DNA op dit jack vraagt om een uitleg. De verdachte heeft ontkend dat het jack van hem is en heeft slechts verklaard dat het zou kunnen dat hij het ooit eens heeft gedragen. Verdere bijzonderheden heeft hij niet gegeven. Het hof schuift deze verklaring van de verdachte als vaag en weinig specifiek en daarmee als ongeloofwaardig terzijde en zal het aangetroffen DNA-spoor op het jack gebruiken voor het bewijs dat de verdachte één van de daders van de ramkraak is.
Bestanddeel ‘met geweld’
Ten aanzien van het strafverzwarende bestanddeel ‘bedreiging met geweld' overweegt het hof als volgt. De verdachte is met zijn mededader met een auto de winkel binnengereden, dwars door de gesloten schuifdeuren heen en vlak langs een winkelmedewerker die de pinautomaat aan het vullen was. De winkel was toen nog niet geopend, maar het was vlak voor openingstijd: in de winkel brandde licht en de medewerkers waren al in de winkel aanwezig. De auto ramde vervolgens een kassa die daardoor naar achteren schoof. Vervolgens zijn verdachten de auto uitgestapt en hebben zij ‘Dit is een overval’ en ‘Liggen’ geroepen naar de winkelmedewerkers en hebben zij de geldcassettes meegenomen. Onder de geschetste omstandigheden is naar het oordeel van het hof sprake van een zodanig dreigende situatie dat dit in combinatie met de gebruikte bewoordingen kan worden aangemerkt als bedreiging met geweld, die aan de diefstal vooraf is gegaan en daarmee vergezeld ging.
Feit 2 opzetheling
Op basis van de stukken in het dossier komt het hof eveneens tot de bewezenverklaring van de onder 2 tenlastegelegde opzetheling. Het hof overweegt daartoe het volgende.
Op 19 maart 2018 heeft [persoon] aangifte gedaan van diefstal van een personenauto, te weten een Volkswagen met het kenteken [kenteken] , in de periode 16 maart 2018 tot en met 19 maart 2018. Zij heeft daarbij onder meer verklaard nog in het bezit te zijn van alle originele sleutels. Bij de ramkraak op 20 maart 2018 is door de verdachten gebruik gemaakt van voornoemde gestolen auto. In de auto zat een gemanipuleerde sleutel, een zogenoemde loper waarmee de auto kon worden gestart. Deze sleutel had geen ‘handvat’ en zag er dus anders uit dan een normale autosleutel. De verdachten zijn met deze auto door de winkelpui gereden waardoor er aanzienlijke schade is ontstaan aan het voertuig en de winkelpui. Dat de verdachten aan een eigen of op bonafide wijze verkregen auto grote schade hebben willen toebrengen en deze in een supermarkt, bij wijze van visitekaartje, hebben willen achterlaten, acht het hof volstrekt onaannemelijk. Gelet op de wijze waarop de verdachten opereerden gaat het hof ervan uit dat sprake was van een gezamenlijk plan om de ramkraak te plegen, dat daarvan onderdeel uitmaakte dat gebruik zou worden gemaakt van een gestolen voertuig en dat de verdachte dit dus ook wist. De omstandigheid dat de verdachte ten tijde van het rammen van de winkelpui op de achterbank van de auto zat, maakt dat niet anders.
Het tot vrijspraak strekkende verweer wordt in al haar onderdelen verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 20 maart 2018 te Wormerveer , gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander, twee geldcassettes (met daarin een totaalbedrag van 20.000 euro) die toebehoorden aan de supermarkt [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen een of meerdere personeelsleden van de supermarkt en zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl in voornoemd supermarkt filiaal meerdere personeelsleden aanwezig waren
 met een personenauto de dichtstaande schuifdeuren/hoofdingang van supermarkt filiaal [bedrijf 1] te rammen en vervolgens de supermarkt binnen te rijden en
 vervolgens uit voornoemd voertuig te stappen en richting de geldautomaat te rennen en (daarbij) te schreeuwen "Dit is een overval" en "Liggen".
2.
hij op 20 maart 2018 te Wormerveer , tezamen en in vereniging met een ander, een goed, te weten een personenauto, een Volkswagen (voorzien van kentekenplaten [kenteken] ) voorhanden
heeftgehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het
onder 1bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het
onder 2bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Tevens heeft de advocaat-generaal opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis gevorderd.
De raadsvrouw heeft gevraagd de eis van de advocaat-generaal sterk te matigen. De verdachte heeft al een lange tijd in voorarrest gezeten en zit momenteel een straf in het buitenland uit. Die straf valt hem zwaar. Het is ongewenst dat, zodra de verdachte weer vrijkomt, hij opnieuw vast komt te zitten. Zij verzoekt daarom een straf die gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een ramkraak bij supermarkt [bedrijf 1] in Wormerveer. Op 20 maart 2018 hebben de verdachte en zijn mededader vlak voordat de supermarkt werd geopend met een gestolen Volkswagen de winkelpui van het supermarktfiliaal geramd en zijn zij met de auto de supermarkt binnengereden. Aangezien het vlak voor openingstijd van de supermarkt was, moeten de verdachte en zijn mededader geweten hebben dat er personeel in de supermarkt aanwezig was. Nadat de auto binnen in de supermarkt tegen een kassablok tot stilstand was gekomen, zijn de verdachte en zijn mededader uit de auto gestapt en richting de geldautomaat gerend. Zij hebben daarbij geroepen “Dit is een overval” en “Liggen”. Door het grove geweld waarmee de verdachte en zijn medeverdachte de supermarkt zijn binnengedrongen is een gevaarlijke en dreigende situatie voor de aanwezigen ontstaan, versterkt door het feit dat is geroepen dat het ging om een overval. Vervolgens hebben zij twee geldcassettes met daarin een totaalbedrag van 20.000 euro uit de supermarkt weggenomen. Niet alleen is een groot geldbedrag gestolen, ook is er enorm veel schade aan de supermarkt toegebracht.
Een dergelijke ramkraak is een gewelddadige en zeer brutale vorm van vermogenscriminaliteit, die getuigt van gebrek aan respect voor andermans veiligheid en eigendom. De verdachte heeft zich met zijn handelen enkel gericht op geldelijk gewin en heeft zich niets aangetrokken van de gevolgen ervan voor de getroffen onderneming en de in de supermarkt aanwezige medewerkers. Misdrijven als het onderhavige veroorzaken gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving in het algemeen en bij de direct betrokkenen in het bijzonder, zoals ook is gebleken uit de in eerste aanleg ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaringen.
Daarnaast heeft de verdachte zich ook, samen met een ander, schuldig gemaakt aan opzetheling van de bij de ramkraak betrokken auto. Door de opzetheling heeft de verdachte geprofiteerd van door anderen gepleegde misdrijven. Heling bevordert het plegen van vermogensdelicten, zoals diefstallen, nu heling bijdraagt aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen.
Het hof heeft kennisgenomen van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals ter terechtzitting toegelicht. Verder heeft het hof acht geslagen op de oriëntatiepunten voor de straftoemeting van het LOVS. Alles samengenomen, en met inachtneming van de toepasselijkheid van het bepaalde van artikel 63 Wetboek van Strafrecht (niet zijnde de buitenlandse veroordeling) is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf van geruime duur. Het hof acht een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden passend.
Redelijke termijn
Het hof houdt ten slotte rekening met de omstandigheid dat sprake is van een aanzienlijke overschrijding in hoger beroep van de redelijke termijn. De verdachte heeft op 27 december 2018 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof pas op 14 oktober 2025 uitspraak doet. Dit is bijna 6 jaar en 10 maanden later. De verdachte bevond zich gedurende een deel van deze termijn in voorlopige hechtenis; het bevel tot voorlopige hechtenis is geschorst op 28 oktober 2019. De redelijke termijn voor berechting in hoger beroep bedraagt in beginsel 16 maanden voor een zich in voorlopige hechtenis bevindende verdachte. Het hof stelt vast dat de redelijke termijn is overschreden met ongeveer 5 jaar en 6 maanden. Anders dan de advocaat-generaal heeft betoogd komt deze overschrijding niet voor rekening van de verdachte. Weliswaar is de behandeling aangehouden wegens de detentie van de verdachte in het buitenland maar het merendeel van de overschrijding is niet daaraan te wijten. Het hof ziet daarom aanleiding een strafkorting toe te passen van 2 maanden.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 13 maanden passend en geboden.
Gelet op de duur van de op te leggen straf, die de duur van de ondergane voorlopige hechtenis niet overschrijdt, heft het hof het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op. Daarin ligt besloten dat het hof de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis afwijst.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 790,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Het hof overweegt als volgt:
Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) geeft een limitatieve opsomming van de gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, te weten in geval van:
(…);
lichamelijk letsel, aantasting in de eer of goede naam of aantasting in de persoon op andere wijze;
(…).
Gelet op het gegeven dat de benadeelde partij geen letsel heeft opgelopen dient het hof te beoordelen of een vergoeding van de immateriële schade kan worden toegekend op basis van de grondslag ‘aantasting in persoon op andere wijze’. Hiervan kan onder meer sprake zijn als de aard en de ernst van de normschending dusdanig zijn dat de door de benadeelde partij ondervonden nadelige gevolgen zo voor de hand liggen, dat aantasting in persoon kan worden aangenomen. Op basis van de stukken in het dossier en gelet op de onderbouwing van de schade kan het hof dit evenwel niet aannemen. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de benadeelde partij zich achter in de winkel bevond toen de auto het pand binnen kwam rijden. Daarnaast volgt uit de onderbouwing van de vordering in de kern niet meer dan dat de benadeelde partij geschrokken en angstig is en sinds het incident veel spanning ervaart.
Gelet daarop kan de benadeelde partij niet worden ontvangen in de vordering en zal het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 57, 63, 312 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
13 (dertien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Wijst afde vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Heft ophet (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. R. van der Heijden en mr. A.H. Tiemens, in tegenwoordigheid van mr. S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 oktober 2025.