Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Omvang van het hoger beroep
Tenlastelegging
hij in of omstreeks de periode van 01 februari 2019 tot en met 03 februari 2019 te [plaats 1] , gemeente Velsen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht en/of heeft/hebben vervoerd en/of afgeleverd en/of verstrekt, in elk geval opzettelijk aanwezig gehad ongeveer 400 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij op een of meer tijdstippen of omstreeks de periode van 18 januari 2019 tot en met 03 februari 2019 te [plaats 1] , gemeente Velsen, en/of [plaats 2] , gemeente Haarlemmermeer, en/of Haarlem en/of Amsterdam en/of [plaats 3] en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde en/of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van cocaïne in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
hij op of omstreeks 28 oktober 2020 te [plaats 3] , in elk geval in Nederland een of meerdere wapens van categorie 1, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten twee boksbeugels voorhanden heeft gehad.
Geldigheid van de dagvaarding
‘binnen het grondgebied van Nederland’en
‘in elk geval in Nederland’onder het primair tenlastegelegde zijn van onvoldoende betekenis en vergen een concrete invulling van gedragingen, die in de tenlastelegging ontbreekt. Verwijzing naar het dossier biedt geen soelaas, nu het dossier vooral lijkt te zien op de verlengde invoer en daartoe in de tenlastelegging de zinsnede ‘als bedoeld in artikel 1, vierde lid, van de Opiumwet (Ow)’ opgenomen had dienen te zijn. De vermelding van de pleegplaats [plaats 1] , voorzien van de onbepaalde en daarmee nietige toevoeging ‘
in elk geval in Nederland’ schept nog meer onduidelijkheid. Het subsidiair tenlastegelegde omvat te vage dan wel tegenstrijdige gedragingen. De raadsman heeft in dit licht concrete passages uit het onder 1, subsidiair tenlastegelegde aangehaald die, aldus de raadsman, vaag en/of (innerlijk) tegenstrijdig met het kwalitatieve deel en daarmee nietig zouden zijn.
binnen het grondgebied van Nederland brengen’, voldoende feitelijk is en voldoet aan de eisen die artikel 261 Sv aan de dagvaarding stelt. Het hof betrekt daarbij de betekenis, die ingevolge artikel 1, vierde lid, Ow in deze wet en de daarop berustende bepalingen moet worden verstaan onder het ‘binnen het grondgebied van Nederland brengen van middelen, bedoeld in de artikelen 2 en 3’, namelijk dat daaronder is begrepen ‘
het binnen het grondgebied van Nederland brengen van de voorwerpen of goederen waarin die middelen verpakt of geborgen zijn en elke op het verdere vervoer, de opslag, de aflevering, ontvangst of overdracht gerichte handeling, met betrekking tot die middelen, die binnen het grondgebied van Nederland zijn gebracht, of tot voorwerpen of goederen, waarin die middelen verpakt of geborgen zijn.’ Derhalve ook de verlengde invoer. Afzonderlijke verwijzing naar, of opname van, artikel 1, vierde lid, Ow in de tenlastelegging is daartoe niet vereist. Bezien in samenhang met de op dit feit betrekking hebbende stukken uit het dossier (met name de stukken betreffende zaaksdossier 1), is voor de verdachte voldoende duidelijk geweest waartegen hij zich diende te verdedigen. Uit het ter terechtzitting in hoger beroep gevoerde verweer volgt dat ook. Bovendien schrijft geen rechtsregel voor dat alle pleegplaatsen waar de verdachte een bijdrage zou hebben geleverd en/of een handeling zou hebben verricht in de tenlastelegging dienen te worden vermeld, ook niet de plaats waar de verdovende middelen vandaan komen dan wel waar deze aanvankelijk binnen het grondgebied van Nederland zijn gebracht. Ten slotte valt zonder nadere motivering niet in te zien waarom het enkel opnemen van de - als vangnet fungerende en vrij gangbare - toevoeging ‘
althans in Nederland’ in casu tot enige onduidelijkheid heeft geleid. Het enkele feit dat dit een ruim(er) gebied betreft, leidt nog niet tot dat oordeel.
Vonnis waarvan beroep
Bewijsoverwegingen
18 januari 2019zijn [medeverdachte 2] en [verdachte] samen in het havengebied van [plaats 1] en bezoeken zij twee panden, die in de directe omgeving zijn gelegen van de loods aan de [adres 2] , waar de cocaïne op 3 februari 2019 is aangetroffen.
31 januari 2019zijn [medeverdachte 2] en [verdachte] in de middag samen. Enige tijd later ontmoet [medeverdachte 2] [medeverdachte 1] . Die avond zijn [medeverdachte 2] en [verdachte] weer samen in een eetgelegenheid. Eveneens op die dag wordt in een auto, die door [medeverdachte 1] wordt gebruikt, door de FIOD een briefje gevonden met daarop de tekst “ [adres 4] ”. De chauffeur van het transport, [naam] , is woonachtig op het adres [adres 2] . Rechts naast het woonhuis aan de [adres 2] bevindt zich een door een hek af te sluiten ruimte waar zich de loods bevindt waar de cocaïne is aangetroffen. Rechts van dit hek zit bedrijfspand [adres 5] . Tussen de percelen 10 en 18 zijn geen andere percelen gevestigd, zodat het hof ervan uitgaat, mede in het licht van de hierna te noemen bevindingen, in onderlinge samenhang beschouwd, dat het in voornoemde auto aangetroffen briefje betrekking heeft op de naast het pand nummer 18 gelegen loods.
1 februari 2019bevinden de telefoons van [medeverdachte 2] (- [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 4] ) en van [verdachte] (- [telefoonnummer 7] ) zich in de directe omgeving van [eetgelegenheid] in Amsterdam, evenals de auto van [medeverdachte 2] . Ook is in die periode het kenteken van de auto van [verdachte] geregistreerd bij cameraopstellingen in Amsterdam. Vervolgens, inmiddels is het 2 februari 2019, laten zowel de auto als de telefoons van [medeverdachte 2] en de telefoon van [verdachte] een verplaatsing zien naar [plaats 2] , in de omgeving van het [adres 3] , alwaar [medeverdachte 1] vaker verblijft.
2 februari 2019, tussen 19:45 uur en in elk geval 20:40 uur zijn de telefoons van [medeverdachte 2] (- [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 4] ) en [verdachte] (- [telefoonnummer 7] ) opnieuw in elkaars nabijheid, nu in Haarlem. Kort daarna, omstreeks 20:49 uur, verplaatsen de telefoons en de auto van [medeverdachte 2] zich in de richting van de [adres 6] . In deze straat is de winkel [bedrijf] gevestigd. In de onmiddellijke omgeving van deze winkel zijn drie telefoonnummers geactiveerd om 20:51 uur ( [telefoonnummer 1] , op 3 februari 2019 aangetroffen bij [naam] ), 20:54 uur ( [telefoonnummer 6] ) en 20:56 uur ( [telefoonnummer 2] ). Deze telefoonnummers zijn uitgegeven door Lebara en voor verkoop geleverd aan [bedrijf] . De bij deze nummers behorende simkaarten zijn alle drie geplaatst in een telefoon van het merk Nokia, model 105. Tussen 21:02 uur en 21:04 uur verlaat in elk geval de [telefoonnummer 4] van [medeverdachte 2] de (omgeving van de) [adres 6] weer. Op 2 februari 2019 om 21:02 uur, derhalve direct na activatie, hebben [telefoonnummer 6] en het telefoonnummer van [medeverdachte 1] (- [telefoonnummer 5] ) verbinding gemaakt.
3 februari 2019om 00:34 uur en zijn auto wordt geregistreerd door een cameraopstelling die voertuigen registreert die [plaats 2] verlaten.
Bewezenverklaring
hij in de periode van 1 februari 2019 tot en met 3 februari 2019 te [plaats 1] , gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 400 kilogram cocaïne;
hij op 28 oktober 2020 te [plaats 3] , wapens van categorie 1, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten twee boksbeugels, voorhanden heeft gehad.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf
Beslag
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren en 6 (zes) maanden.
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: