Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
4.De klacht
5.Beoordeling
- klager was geen juridisch eigenaar van [straat 2] , zodat de kandidaat-notaris klager uit dien hoofde niet hoefde te betrekken bij de levering en de vestiging van het hypotheekrecht;
- als zou worden aangenomen dat klager [straat 2] aan het verbouwen was, dan nog maakt dat niet dat klager op die grond belanghebbende was bij de levering en de vestiging van het hypotheekrecht en hier door de kandidaat-notaris bij moest worden betrokken;
- het is niet komen vast te staan dat de kandidaat-notaris voorafgaand aan de levering en de vestiging van het hypotheekrecht wist dat klager economisch eigenaar was van [straat 2] :
- dat de economische eigendom van klager zou zijn besproken met de kandidaat-notaris is onvoldoende onderbouwd;
- ten aanzien van het door klager overgelegde e-mailbericht van 22 juni 2006 is niet komen vast te staan of daaraan als bijlage was toegevoegd de overeenkomst van 22 juni 2006 (waaruit volgens klager de economische eigendom blijkt);
- uit de door klager overgelegde geldleningsovereenkomsten tussen [naam 1] en [naam 3] blijkt niet dat er sprake was van economisch eigendom van klager;
- het is gesteld noch bewezen dat de kandidaat-notaris de door klager overgelegde verklaring van [naam 3] – onder andere over bedreigingen door [naam 1] – voorafgaand aan de verkoop en levering kende, terwijl [naam 3] wel heeft meegewerkt aan de verkoop en levering op het kantoor van de kandidaat-notaris en dit toen dus had kunnen vertellen.
Kamerstukken II, 32250, nr. 3 p. 26-27) een ruim belanghebbendenbegrip (‘enig redelijk belang’) heeft opgenomen in artikel 99 lid 1 van de Wet op het notarisambt. Daarmee is een ruime toegang tot de tuchtrechtelijke klachtprocedure beoogd. Klager was weliswaar geen partij bij de akten terzake de vestiging van het hypotheekrecht en de levering van [straat 2] , maar door zijn stelling dat hij economisch eigenaar is van [straat 2] – en daardoor in zijn financiële belangen is geraakt – heeft klager enig redelijk belang. Daarnaast stelt klager dat er samenhang is tussen de notariële gang van zaken met betrekking tot dit pand en die met betrekking tot [straat 1] . [straat 1] valt in de nalatenschap van erflaatster waarin klager als erfgenaam opkomt en executeur en afwikkelingsbewindvoerder is. Hierbij is klager zonder meer belanghebbend. Het hof acht klager daarom ontvankelijk in dit eerste klachtonderdeel.
Uitgangspunten proceskostenveroordeling in hoger beroep’ (te raadplegen op de website van dit hof). Nu het hoger beroep van klager leidt tot oplegging van een maatregel, ziet het hof – overeenkomstig de uitgangspunten – aanleiding om de kandidaat-notaris te veroordelen in de volgende kosten in hoger beroep waarbij wegingsfactor 1 wordt toegepast op de laatstgenoemde post: