ECLI:NL:GHAMS:2025:2624

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 augustus 2025
Publicatiedatum
2 oktober 2025
Zaaknummer
23-000963-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verwaarlozing van dieren en beroep op psychische overmacht

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, dat op 25 april 2024 was gewezen. De verdachte, geboren in 1979 en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was aangeklaagd voor verwaarlozing van haar honden en katten. Tijdens de zitting in hoger beroep op 24 juli 2025 heeft de raadsvrouw van de verdachte een beroep gedaan op psychische overmacht, stellende dat de verdachte slachtoffer was van structurele psychische mishandeling door haar ex-partner. De verdediging betoogde dat deze omstandigheden de verdachte belemmerden in het zorgen voor haar dieren. Het hof heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor het beroep op psychische overmacht. De omstandigheden die de raadsvrouw aanvoerde, zoals de zorgelijke relatie met de ex-partner, waren niet voldoende om aan te tonen dat de verdachte onder een buitennormale druk stond. Het hof heeft vastgesteld dat de dieren ernstig verwaarloosd waren, wat bleek uit de medische constateringen van de dierenarts en de onhygiënische staat van de woning. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd en het beroep op psychische overmacht verworpen, met de conclusie dat de verdachte wel degelijk verantwoordelijk was voor de verwaarlozing van haar dieren.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000963-24
datum uitspraak: 7 augustus 2025
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 25 april 2024 in de strafzaak onder het parketnummer 15-251355-22 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1979,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
24 juli 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, met dien verstande dat de in hoger beroep gevoerde verweren en een voorwaardelijk verzoek worden besproken. Na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen de bewijsmiddelen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Bespreking van verweren en voorwaardelijke verzoek

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bevestiging van het vonnis en verwerping van het beroep van de verdediging op psychische overmacht.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting een beroep gedaan op psychische overmacht als schulduitsluitingsgrond. Daartoe heeft zij bepleit dat de verdachte in de ten laste gelegde periode slachtoffer was van structurele psychische mishandeling, dreiging en isolatie door haar toenmalige partner. De verdachte werd voortdurend gecontroleerd, kon zich niet vrij bewegen en had geen toegang tot hulpverlening. Haar partner luisterde haar gesprekken af en oefende via de huisdieren emotionele druk op haar uit. De druk was zodanig dat de verdachte daartegen in redelijkheid geen weerstand kon bieden. Hierdoor was zij feitelijk niet in staat om voor haar honden en katten te zorgen op de wijze zoals zij dat wenste en gewoonlijk ook deed. De geconstateerde situatie is uitsluitend het gevolg van de psychische overmacht. Dit blijkt ook uit het feit dat voor deze periode nimmer meldingen zijn geweest van verwaarlozing van de dieren.
Indien het beroep op psychische overmacht niet wordt gehonoreerd, dient vrijspraak te volgen. Op grond van het bewijs kan niet worden vastgesteld dat aan de dieren de nodige verzorging is onthouden gedurende de tenlastegelegde periode. Er zijn geen waarnemingen over langere tijd en ook geen medische stukken die wijzen op chronische schade bij de dieren.
Het hof overweegt als volgt.
Van psychische overmacht is sprake bij een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kan en ook niet behoeft te bieden. Daarvan kan sprake zijn in gevallen waarvan kan worden gezegd dat de verdachte heeft gehandeld onder een wezenlijke en buitennormale (psychische) druk, waardoor onvoldoende sprake is van een voor strafbaarheid vereiste aanwezigheid van een daadwerkelijke wilsvrijheid ten tijde van de gedraging.
Het hof verwerpt het beroep op psychische overmacht, omdat niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Uit hetgeen de verdediging ter onderbouwing van het beroep op psychische overmacht heeft aangevoerd kan weliswaar worden afgeleid dat de verdachte een zorgelijke relatie met haar ex-partner had, maar daaruit blijkt onvoldoende dat de verdachte onder (psychische) druk van haar ex-partner haar honden en katten niet van de nodige verzorging kon voorzien. De omstandigheden dat de verdachte aangifte heeft gedaan tegen haar ex-partner, dat andere vrouwen worden lastiggevallen door haar ex-partner en dat zij eerder wel goed voor haar dieren zorgde, zijn onvoldoende voor een ander oordeel. Daar komt bij dat voor het eerst in hoger beroep een beroep wordt gedaan op psychische overmacht. Bij de politie verklaarde de verdachte dat zij de dieren elke dag bezocht en goed voor hen zorgde.
Met betrekking tot het bewijsverweer – in aanvulling op hetgeen reeds is overwogen in het vonnis –
overweegt het hof als volgt. Anders dan de raadsvrouw acht het hof wel bewezen dat sprake is van het onthouden van de nodige verzorging aan de dieren gedurende de tenlastegelegde periode. De dierenarts heeft immers bij meerdere dieren vastgesteld dat het tandvlees dusdanig ernstig ontstoken is dat de meeste gebitselementen waarschijnlijk niet meer te behouden zijn en dat sprake is van ernstige verwaarlozing, alsmede dat bij meerdere dieren aanzienlijk lange nagels zijn geconstateerd. Verder is enkel de ernstig onhygiënische staat van de woning waarin de dieren verbleven al reden om aan te nemen dat het onthouden van de nodige verzorging gedurende langere periode heeft plaatsgevonden. Het hof verwerpt de door de raadsvrouw gevoerde verweren.
Voorwaardelijk verzoek
Voor zover de raadsvrouw voorwaardelijk heeft verzocht tot aanhouding van de zaak ter voeging van de stukken uit de klaagschriftprocedure, waaruit zou blijken dat de verdachte voorafgaand aan de ten laste gelegde periode goed voor haar dieren zorgde, overweegt het hof het volgende. Het hof acht voeging van deze stukken, voor zover die zich niet al in het dossier bevinden, niet noodzakelijk, reeds omdat voor het antwoord op de vraag of de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan niet relevant is of zij voorafgaand aan de ten laste gelegde periode goed voor de dieren zorgde. Het verzoek wordt daarom afgewezen.

BESLISSING

Het hof bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. A.P.M. van Rijn en mr. C. Beuze, in tegenwoordigheid van
mr. R. Vosman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
7 augustus 2025.
mr. M.F.J.M. de Werd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.