i3 HOLDING B.V.,
gevestigd te Vught,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mrs. R. Le Granden
T.F.B. Jansen, kantoorhoudende te Rotterdam.
Ter terechtzitting zijpn aanwezig:
- V [A] , in haar hoedanigheid van bestuurder van Vanestate B.V. (hierna: Vanestate), bijgestaan door mr. Schröder voormeld en mr. B.I. Kraaipoel, kantoorhoudende te Amsterdam;
- [zoon] (hierna: [zoon] ), voor zichzelf en in zijn hoedanigheid van indirect bestuurder van Bobeas B.V. (hierna: Bobeas), bijgestaan door mr. Oerlemans voormeld;
- [vader] (hierna: [vader] ), voor zichzelf en in zijn hoedanigheid van bestuurder van Petrias Beheer Vught B.V. (hierna: Petrias), Stichting Administratiekantoor Mijkoin (hierna: STAK), Mijkoin B.V. (hierna: Mijkoin) en Tricomstate Holding B.V. (hierna: Tricomstate), bijgestaan door mr. Oerlemans voormeld en mr. F. Eikelboom, kantoorhoudende te Amsterdam. [zoon] , Bobeas, [vader] , Petrias, STAK, Mijkoin en Tricomstate worden hierna samen aangeduid als Petrias c.s.;
- mr. Clement voormeld, namens Dolbeco B.V. (hierna: Dolbeco);
- B.W.L. Boreel, in zijn hoedanigheid van door de Ondernemingskamer benoemde bestuurder van i3 Holding B.V. (hierna: i3 Holding), bijgestaan door mrs. Le Grand en Jansen voormeld;
- M.W.E. Evers, in zijn hoedanigheid van door de Ondernemingskamer benoemde beheerder van aandelen van i3 Holding.
Vanestate heeft bij verzoekschrift van 3 juni 2025 de Ondernemingskamer, kort gezegd, verzocht
A. Ten aanzien van de uittreding
Petrias te veroordelen tot overname van haar aandelen;
Primair, de prijs voor haar aandelen te bepalen op een bedrag gelijk aan de contante waarde van € 72.250 over een periode van ten minste twintig jaar, alsmede haar agioreserverekening van
€ 1.5 miljoen;
subsidiair een deskundige te benoemen die bericht zal uitbrengen over de prijs bij een peildatum van 31 maart 2017, 31 maart 2021 c.q. 2022 dan wel een door de Ondernemingskamer in goede justitie te bepalen peildatum, met bepaling dat het voorschot van de deskundige door Petrias dient te worden voldaan;
3. een billijke verhoging bij de uiteindelijke prijsvaststelling toe te kennen;
4. de prijs te vermeerderen met wettelijke rente, te berekenen vanaf de gehanteerde peildatum tot en met de datum van de uitspraak waarbij de Ondernemingskamer de prijs vaststelt;
5. bij wijze van voorlopige voorziening Petrias te veroordelen tot het betalen van een voorschot op de prijs van haar aandelen van € 500.000;
ten aanzien van de samenhangende vorderingen
Tricomstate te veroordelen tot (terug)betaling van € 436.788;
Petrias c.s., hoofdelijk dan wel ieder voor gelijke delen, te veroordelen tot betaling van € 2.764.538, vermeerderd met wettelijke rente;
[vader] en [zoon] te veroordelen tot betaling van een voorschot van € 1 miljoen;
ten aanzien van de overige voorlopige voorzieningen
[vader] te veroordelen tot het verstrekken van een afschrift van de akte van geldlening behorend bij de hypotheekakte van 11 oktober 2024 en de oprichtingsakte van de zogeheten Bruggoey Trust, alsmede opgave te doen van de identiteit van de oprichter van en de gerechtigden tot voornoemde trust, één en ander op straffe van verbeurte van dwangsommen;
ten aanzien van A, B en C:
Petrias c.s. te veroordelen in de proceskosten.
Bij incidenteel verzoek van 25 juli 2025 hebben Petrias c.s., samengevat, de Ondernemingskamer primair verzocht zich onbevoegd te verklaren ten aanzien van de door Vanestate ingestelde samenhangende vorderingen zoals uiteengezet onder B hierboven en de door haar verzochte voorlopige voorzieningen. Voor zover de Ondernemingskamer zich bevoegd acht kennis te nemen van de samenhangende vorderingen van Vanestate, verzoeken Petrias c.s. om afsplitsing van die samenhangende vorderingen. Voor het geval de Ondernemingskamer de samenhangende vorderingen aan zich houdt verzoekt [vader] HLB WVDB Belastingadviseurs B.V. en AIG Europe S.A. (Netherlands Branch) ter zake te mogen oproepen in vrijwaring. Met betrekking tot de uittreding verzoekt Petrias HLB WVDB Belastingadviseurs B.V. te mogen oproepen in vrijwaring.
Dolbeco heeft bij als verweerschrift aangemerkte brief van 8 augustus 2025 verzocht (i) te mogen tussenkomen in de zin van art. 217 Rv en (ii) de verzoeken van Vanestate tot uittreding, toepassing van een billijke verhoging en treffen van een voorlopige voorziening, inclusief motivering, tot de hare gemaakt, met uitzondering van de hierboven onder B.1 genoemde samenhangende vordering.
i3 Holding heeft zich bij verweerschrift van 12 augustus 2025 gerefereerd aan het oordeel van de Ondernemingskamer.
Bij verweerschrift van 19 augustus 2025 hebben Petrias c.s., samengevat, verzocht Vanestate niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel haar verzoeken en vorderingen af te wijzen, met veroordeling van Vanestate in de kosten van de procedure.
Vanestate heeft bij verweerschrift van 2 september 2025 verzocht de verzoeken van Petrias c.s. tot afsplitsing van haar samenhangende vorderingen en bijbehorende voorlopige voorzieningen af te wijzen. Ten aanzien van het verzoek tot vrijwaring heeft zij zich aan het oordeel van de Ondernemingskamer gerefereerd, met dien verstande dat de vrijwaring van verzekeraar AIG Europe S.A. (Netherlands Branch) volgens haar alleen [vader] zou moeten betreffen.
Bij verweerschrift van 2 september 2025 hebben Petrias c.s. bezwaar gemaakt tegen het verzoek tot tussenkomst van Dolbeco, alsmede tegen het feit dat haar brief is aangemerkt als een verweerschrift met zelfstandig tegenverzoek. Petrias hebben verder uiteengezet dat het verzoek van Dolbeco niet kan slagen.
Vanestate heeft zich bij afzonderlijk verweerschrift van 2 september 2025 gerefereerd aan het oordeel van de Ondernemingskamer over het verzoek van Dolbeco.
De advocaten lichten ter zitting de standpunten van de onderscheiden partijen toe aan de hand van – aan de Ondernemingskamer en de wederpartijen overgelegde – aantekeningen en wat betreft Petrias c.s. en Vanestate onder overlegging van op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartijen gezonden nadere producties. Partijen en hun advocaten beantwoorden vragen van de Ondernemingskamer en verstrekken inlichtingen.
De voorzitter deelt mede dat de Ondernemingskamer gelet op het spoedeisend belang van de gevraagde tussenkomst, afsplitsing en vrijwaring daarover mondeling uitspraak zal doen en schorst de behandeling ter terechtzitting voor beraad.
Na hervatting doet de Ondernemingskamer als volgt mondeling uitspraak:
Dolbeco
Dolbeco wenst tussen te komen in de zin van artikel 217 Rv en heeft het verzoekschrift van Vanestate en het gehele verzoek van Vanestate, althans zo stelt zij ter zitting, met uitzondering van een van de samenhangende vorderingen (nl. terugbetaling van een lening), tot het hare gemaakt. Net als Petrias c.s. leest de Ondernemingskamer de brief van 8 augustus 2025, die zij aanmerkt als verweerschrift, niet zo. Dolbeco heeft slechts het verzoek tot uittreding, alsmede toekenning van de billijke verhoging en verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen, tot de hare gemaakt.
Ten aanzien van Dolbeco stelt de Ondernemingskamer voorop dat artikel 217 Rv niet van toepassing in een verzoekschriftprocedure als onderhavige. Daarentegen zal Dolbeco, reeds omdat zij naast Vanestate, Petrias en Tricomstate aandeelhouder is van i3, worden aangemerkt als belanghebbende en als zodanig worden toegelaten tot de procedure. In die hoedanigheid kan zij een zelfstandig tegenverzoek doen door het verzoek van Vanestate gedeeltelijk tot het hare te maken. Haar verweerschrift wordt als zodanig aangemerkt.
Verzoek tot afsplitsing
In het midden kan blijven of de Ondernemingskamer bevoegd is om kennis te nemen van alle door Vanestate ingediende samenhangende vorderingen omdat de samenhangende vorderingen van Vanestate zullen worden afgesplitst. Dat geldt ook voor de daarop betrekking hebbende voorlopige voorzieningen, en dat zijn naar het oordeel van de Ondernemingskamer de vordering tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding en de voorziening onder C van het petitum in het verzoekschrift tot verstrekking van informatie. Hiertoe geldt het volgende.
Op grond van artikel 2:343 lid 2 jo. 2:336a lid 6 BW is de Ondernemingskamer bevoegd kennis te nemen van vorderingen tussen dezelfde partijen of tussen één der partijen en de vennootschap, die samenhangen met de aan het verzoek tot uittreding ten grondslag gelegde gedragingen. Indien nodig kan de Ondernemingskamer vervolgens op grond van artikel 2:343 lid 2 jo. 2:336a lid 7 BW een zaak splitsen als bepaalde (samenhangende) vorderingen zich niet lenen voor gezamenlijke behandeling in één feitelijke instantie. Die mogelijkheid is er onder meer voor gevallen waarin een gezamenlijke behandeling van het uittredingsverzoek en de vorderingen onevenredige vertraging van de uittredingsprocedure
an sichoplevert. Dat is in deze zaak het geval.
Immers, deze zaak zou bij een gezamenlijke behandeling van het uittredingsverzoek en de samenhangende vorderingen alleen al vanwege het aantal betrokken partijen, het scala aan vorderingen, de eventuele samenhang met (de uitkomst in) de Herstelprocedure (tussen i3 Holding en Petrias c.s.) en de wens van Petrias c.s. om HLB WVDB Belastingadviseurs B.V. en AIG Europe S.A. in de procedure te betrekken, zodanig omvangrijk en complex worden dat een spoedige (eind)beslissing op het uittredingsverzoek onvoldoende gewaarborgd is. Anders dan door Vanestate betoogd, kan een gezamenlijke behandeling door de Ondernemingskamer daardoor geen effectieve oplossing bieden voor het aandeelhoudersconflict. De Ondernemingskamer heeft daarbij acht geslagen op het feit dat Vanestate dezelfde vorderingen aanhangig heeft gemaakt in een procedure bij de rechtbank Oost-Brabant, alwaar op 29 september 2025 een comparitie na antwoord plaatsvindt, gelijktijdig met de comparitie in de Herstelprocedure.
Bij splitsing van een zaak dient de Ondernemingskamer er zorg voor te dragen dat de afgesplitste vorderingen worden doorgeleid naar het juiste spoor.
Omdat Vanestate dezelfde vorderingen aanhangig gemaakt heeft in een procedure bij de rechtbank Oost-Brabant (zaak 410799) is de Ondernemingskamer van oordeel dat Vanestate, Petrias c.s. en i3 aldaar in die zaak kunnen voortprocederen als ware de vorderingen nooit bij de Ondernemingskamer ingediend. Daarvoor zijn geen nadere verwijzingsbeslissingen van de Ondernemingskamer nodig. De Ondernemingskamer verstaat dat de procedure over deze vorderingen voor de rechtbank Oost-Brabant zal worden voortgezet.
Vrijwaring
Petrias c.s. hebben de Ondernemingskamer verzocht HLB WVDB Belastingadviseurs B.V. in deze uittredingsprocedure op te mogen roepen in vrijwaring, omdat, kort gezegd, de door de Ondernemingskamer te betalen prijs voor de aandelen een element van schadevergoeding kan bevatten waarvoor zij (volgens Petrias c.s.) uiteindelijk aansprakelijk is. De Ondernemingskamer wijst dit verzoek af. In algemene zin geldt dat een verzoekschriftprocedure zich niet leent voor een oproeping in vrijwaring. Ten overvloede merkt de Ondernemingskamer op dat niet is verzocht om HLB WVDB Belastingadviseurs B.V. als belanghebbende in deze procedure aan te merken en zij ook niet als zodanig is aangemerkt en opgeroepen.
Dit leidt tot de volgende beslissing.
Bepaalt dat de samenhangende vorderingen van Vanestate alsmede de daarop betrekking hebbende verzoeken tot het treffen van voorlopige voorzieningen (in het petitum van het verzoekschrift van Vanestate vermeld onder B en C) van de uittredingsprocedure worden afgesplitst;
Verstaat dat deze vorderingen zullen worden behandeld door rechtbank Oost-Brabant;
Wijst af het verzoek tot oproeping in vrijwaring van HLB WVDB Belastingadviseurs B.V. in de uittredingsprocedure;
De Ondernemingskamer houdt iedere verdere beslissing aan en deelt mede dat daarover op een termijn van zes weken uitspraak zal worden gedaan.
De voorzitter sluit de behandeling ter terechtzitting.