ECLI:NL:GHAMS:2025:2562

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
200.347.914/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over eindafrekening energieleverancier na overstap naar nieuwe leverancier

In deze zaak gaat het om een consument die overstapt naar een andere energieleverancier, Vattenfall, en een eindafrekening ontvangt van zijn oude leverancier. Aanvankelijk krijgt de consument een bedrag terug, maar later ontvangt hij een gecorrigeerde eindafrekening op basis van gecorrigeerde meterstanden, waaruit blijkt dat hij een aanzienlijk bedrag moet bijbetalen. Het hof oordeelt dat de oude leverancier het nog niet eerder gefactureerde verbruik in rekening mag brengen bij de eindafrekening, omdat de consument zijn meterstanden niet had opgegeven en de leverancier jarenlang op basis van geschatte meterstanden heeft gefactureerd. De consument kan niet vertrouwen op de eerste eindafrekening, omdat deze gebaseerd was op geschatte meterstanden. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter, die de vorderingen van de consument had afgewezen en hem heeft veroordeeld tot betaling van het bedrag aan Vattenfall.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.347.914/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : 11016598\CV EXPL 24-3239
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 30 september 2025
in de zaak van
[appellant],
wonende te [plaats] , gemeente Epe,
appellant,
advocaat: mr. J. den Hoed te Haarlem,
tegen
VATTENFALL KLANTENSERVICES N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
niet verschenen.
Partijen worden hierna [appellant] en Vattenfall genoemd.

1.De zaak in het kort

[appellant] is overgestapt van Vattenfall naar [bedrijf] als zijn energieleverancier. In verband met dat overstappen is door [bedrijf] een meterstand aan Vattenfall doorgegeven, die op basis daarvan een eindafrekening heeft opgemaakt. Volgens die eindafrekening krijgt [appellant] geld terug van Vattenfall. Later wordt een gecorrigeerde meterstand vastgesteld, en krijgt [appellant] van Vattenfall een gecorrigeerde eindafrekening waarin hij een aanzienlijk bedrag moet bijbetalen. [appellant] wil Vattenfall houden aan de eerste eindafrekening, en klaagt bovendien dat zijn verbruik in de periode waarop de gecorrigeerde eindafrekening ziet nooit zo hoog kan zijn geweest als daarin aan hem wordt gefactureerd. Vattenfall heeft aangevoerd dat [appellant] jarenlang niet zijn werkelijke meterstanden heeft doorgegeven en dat Vattenfall daarom jarenlang achtereen zijn energieverbruik heeft moeten schatten. Bij gelegenheid van het overstappen is aan het licht gekomen dat [appellant] werkelijke verbruik in die eerdere jaren aanzienlijk groter is geweest dan het geschatte verbruik dat aan hem gefactureerd is. Dat nog niet eerder gefactureerde werkelijke verbruik is in de eindafrekening alsnog aan [appellant] gefactureerd. Een en ander is in overeenstemming met de toepasselijke regelgeving.

2.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 30 september 2024 in hoger beroep gekomen van een vonnis van 6 september 2024 van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellant] als eiser in conventie, tevens verweerder in reconventie en Vattenfall als gedaagde in conventie, tevens eiseres in reconventie.
Tegen Vattenfall is verstek verleend.
[appellant] heeft daarna een memorie van grieven ingediend en arrest gevraagd.

3.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.12 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
Van 21 juni 2004 tot en met 14 december 2023 heeft een groepsmaatschappij van Vattenfall en haar rechtsvoorganger elektriciteit en gas geleverd op het adres van [appellant] . [appellant] heeft hiervoor jaarlijks een afrekening ontvangen, gebaseerd op een geschat verbruik.
3.2.
Op 6 oktober 2023 heeft Vattenfall aan [appellant] gevraagd foto’s van de meterstanden te sturen voor het opmaken van de jaarafrekening.
3.3.
Op 1 november 2023 heeft [appellant] foto’s gemaakt van de meterstanden. Voor gas was de meterstand 27.585 m³ en voor elektriciteit 58.146 kWh, maar [appellant] heeft deze niet aan Vattenfall doorgegeven.
3.4.
Op 2 november 2023 heeft Vattenfall [appellant] een jaarafrekening gestuurd voor de periode 27 september 2022 tot 26 september 2023. Daarin is vermeld dat [appellant] een bedrag van € 1.591,00 terugkrijgt. [appellant] heeft dat bedrag op 8 november 2023 ontvangen.
3.5.
Deze jaarafrekening van 2 november 2023 is opgesteld op basis van geschatte meterstanden. In de jaarafrekening is [appellant] verzocht in het geval van afwijking de werkelijke meterstanden aan Vattenfall door te geven. Ook is in de jaarafrekening vermeld dat het nieuwe maandelijkse termijnbedrag dat [appellant] moet betalen € 4.426,00 is. [appellant] heeft na ontvangst van de jaarafrekening van 2 november 2023 een correctieverzoek ingediend voor het termijnbedrag van € 4.426,00.
3.6.
Op 27 november 2023 heeft [appellant] zich als klant aangemeld bij [bedrijf] en via [bedrijf] zijn overeenkomst met Vattenfall opgezegd. Op 14 december 2023 heeft Vattenfall aan [appellant] bevestigd dat de overeenkomst is opgezegd en dat de einddatum voor energielevering 14 december 2023 is. In deze bevestiging kondigt Vattenfall aan dat zij een eindafrekening opmaakt nadat [appellant] de meterstanden heeft doorgegeven aan zijn nieuwe energieleverancier. Op 15 december 2023 heeft Vattenfall via het berichtenverkeer tussen energieleveranciers van [bedrijf] de door [bedrijf] geschatte eindmeterstanden voor het adres van [appellant] ontvangen.
3.7.
Op 4 januari 2024 heeft [appellant] zijn meterstanden opgenomen. Voor gas was de meterstand 29.919 m³ en voor elektriciteit 59.637 kWh.
3.8.
Op 13 januari 2024 heeft Vattenfall aan [appellant] een eindafrekening gestuurd voor de periode 27 september 2023 tot 14 december 2023 op basis van de (geschatte) eindmeterstand van [appellant] die zij van [bedrijf] had doorgekregen. In deze eindafrekening is vermeld dat [appellant] € 5.115,12 terugontvangt.
3.9.
Medio januari 2024 heeft [bedrijf] aan Vattenfall verzocht de geschatte meterstanden van 15 december 2023 aan te passen naar 59.637 kWh voor elektriciteit en 29.919 m³ voor gas. Vattenfall heeft vervolgens de betaling van € 5.115,12 aan [appellant] tegengehouden en [bedrijf] gevraagd om foto’s van de meterstanden. Deze heeft [bedrijf] op 12 februari 2024 aan Vattenfall gestuurd.
3.10.
Op 13 februari heeft 2024 heeft [appellant] telefonisch aan Vattenfall gevraagd om betaling van het bedrag van € 5.115,12. Vattenfall heeft daarop aan [appellant] laten weten dat zij van [bedrijf] een verzoek had gekregen de meterstanden te corrigeren. [appellant] heeft vervolgens op 13 februari 2024 foto’s van de meterstanden van 1 november 2023 en van 4 januari 2024 aan Vattenfall gestuurd.
3.11.
Op 14 februari 2024 heeft Vattenfall aan [appellant] laten weten dat het berekende termijnbedrag van 2 november 2023 berust op een administratieve fout en op een lager bedrag had moeten worden vastgesteld. [appellant] heeft daarop dezelfde dag gereageerd en zich op het standpunt gesteld dat de mededeling in de eindafrekening van 13 januari 2024 dat hij € 5.115,12 terugontvangt een onherroepelijke toezegging inhoudt.
3.12.
Op 24 februari 2024 heeft Vattenfall een nieuwe eindafrekening aan [appellant] gezonden voor de periode van 27 september 2023 tot 14 december 2023. Voor deze nieuwe eindafrekening is Vattenfall uitgegaan van de gecorrigeerde meterstanden per 14 december 2023 die zij inmiddels van [bedrijf] had doorgekregen. Deze meterstanden zijn dezelfde als op de foto’s die [appellant] naar eigen zeggen op 4 januari 2024 daarvan heeft gemaakt. In de begeleidende e-mail heeft Vattenfall aan [appellant] laten weten dat de energierekening over de betreffende periode is aangepast omdat de eerder gebruikte meterstanden niet juist waren en dat de eindafrekening van 13 januari 2024 komt te vervallen. Op basis van de eindafrekening van 24 februari 2024 moet [appellant] € 12.088,93 aan Vattenfall betalen.

4.Eerste aanleg

4.1.
[appellant] heeft in eerste aanleg in conventie gevorderd betaling van € 5.115,12 op basis van de eindafrekening van 13 januari 2024 en een bedrag van € 10.000,- dat [appellant] te veel zou hebben betaald voor energielevering in de periode oktober 2022 tot oktober 2023, met veroordeling van Vattenfall in de proceskosten.
4.2.
Vattenfall heeft in conventie geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van [appellant] althans afwijzing van zijn vorderingen, en in reconventie op eigen naam maar in de hoedanigheid van lasthebber van Vattenfall Sales Nederland N.V. (hierna: Vattenfall Sales), gevorderd betaling van € 12.088,93, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.3.
De kantonrechter heeft, uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van [appellant] afgewezen, [appellant] veroordeeld tot betaling van € 12.088,93 aan Vattenfall, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 mei 2024, en [appellant] veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten).

5.Beoordeling

5.1.
[appellant] heeft in hoger beroep vijf grieven aangevoerd, en geconcludeerd tot het vernietigen van het bestreden vonnis; voor zover daarin zijn vorderingen zijn afgewezen heeft hij geconcludeerd tot het alsnog toewijzen daarvan, en voor zover daarin de vorderingen van Vattenfall zijn toegewezen heeft hij geconcludeerd tot het alsnog afwijzen daarvan; en verder heeft hij geconcludeerd tot veroordeling van Vattenfall in de proceskosten van beide instanties.
5.2.
Omdat Vattenfall wel in eerste aanleg maar niet in hoger beroep is verschenen, brengt artikel 139 Rv mee dat het hof bij zijn beoordeling of de grieven van [appellant] gegrond zijn, mede moet betrekken hetgeen in eerste aanleg door Vattenfall is aangevoerd.
5.3.
In haar conclusie van antwoord heeft Vattenfall een uitvoerige uiteenzetting gegeven van het juridische kader dat van toepassing is op de levering en facturering van gas en elektriciteit. [appellant] heeft ook in hoger beroep (terecht) de juistheid van dat betoog niet bestreden. Dat juridische kader is, voor zover relevant voor dit geschil, voor gas en elektriciteit overeenkomstig. Het hof zal omwille van de leesbaarheid hierna enkel het juridisch kader voor gaslevering uitdrukkelijk behandelen, maar hetgeen daarin wordt overwogen geldt dus op overeenkomstige wijze voor de levering van elektriciteit.
5.4.
De toepasselijke wettelijke regels houden in dat een gasleverancier die, op basis van een daartoe tussen hen gesloten leveringsovereenkomst, aan een klant die kleinverbruiker is gas levert via een bemeterde gasaansluiting, het door hem te factureren gasverbruik van die klant
moetbepalen op basis van de door hem ‘vastgestelde’ meterstanden (artikel 5.3.1. Informatiecode elektriciteit en gas, hierna: de Informatiecode).
Als wettelijk aangewezen meetverantwoordelijke (artikel 44a Gaswet) moet de leverancier, tenzij het een zogeheten ‘slimme’ meter is die op afstand kan worden uitgelezen, minimaal eens in de twaalf maanden de meterstand van deze klant ‘collecteren’ (vergaren) (paragraaf 5.1.2 Informatiecode), ‘valideren’ (op getrouwheid toetsen) (paragraaf 5.1.3. Informatiecode) en vervolgens ‘vaststellen’ (artikel 5.1.3.4 Informatiecode). Dat proces van collecteren, valideren en vaststellen houdt het volgende in.
- Als de klant na opvragen door de leverancier niet (tijdig) een meterstand opgeeft, dient de leverancier de opgevraagde meterstand te berekenen c.q. te schatten op basis van het standaard jaarverbruik (hierna: SJV) van de betreffende gasaansluiting. Het SJV van de desbetreffende gasaansluiting wordt door de netbeheerder bepaald op basis van het historisch verbruik via die aansluiting.
- Als de klant na opvragen door de leverancier wel een meterstand opgeeft, moet de leverancier deze opgegeven meterstand valideren aan de hand van het SJV. Valt het door de klant opgegeven gasverbruik buiten wettelijk vastgestelde marges ten opzichte van het SJV, dan dient hetzij de getrouwheid van het opgegeven verbruik verklaarbaar te zijn, hetzij de klant een nieuwe meterstand op te geven.
- De meterstand die langs deze wegen is verkregen wordt vervolgens door de leverancier ‘vastgesteld’. Voor facturatie dient de leverancier het gasverbruik van zijn klant te baseren op de aldus door hem ‘vastgestelde’ meterstanden.
5.5.
Verder geldt dat een leverancier verantwoordelijk is voor de communicatie (aan alle betrokkenen) van de door hem ‘vastgestelde’ meterstanden van alle kleinverbruikersaansluitingen waarvoor hij in het aansluitingenregister staat geregistreerd (artikel 1.1.7. Informatiecode).
Als een klant besluit over te stappen naar een andere gasleverancier en daartoe een leveringsovereenkomst met die nieuwe gasleverancier heeft gesloten, is deze nieuwe gasleverancier verantwoordelijk voor de collectie en validatie en het ‘vaststellen’ van wat de meterstand is op de datum van overstappen, en is deze nieuwe leverancier verantwoordelijk voor de communicatie van die meterstand aan de betrokkenen (waaronder de netbeheerder en de vorige leverancier) (artikelen 3.1.4.1. en 5.1.2.2. Informatiecode). Bij het aldus collecteren van de meterstand per overstapdatum meldt de nieuwe leverancier aan de klant dat het niet (tijdig) verstrekken van de opgevraagde meterstand leidt tot berekening of schatting daarvan (artikel 5.1.2.3. Informatiecode).
5.6.
Tegen deze achtergrond overweegt het hof als volgt over de grieven. De eerste en tweede grief lenen zich daarbij voor gezamenlijke behandeling.
5.7.
In zijn eerste grief klaagt [appellant] dat zijn werkelijke elektriciteits- en gasverbruik in de periode van 27 september 2023 tot 14 december 2023 (hierna: de slotperiode) nooit zo hoog kan zijn geweest als waarvan Vattenfall is uitgegaan in haar eindafrekening van 24 februari 2024. Vattenfall is in die eindafrekening uitgegaan van een elektriciteitsverbruik van 30.389 kWh en een gasverbruik van 9.706 m3 in de slotperiode. Een zo groot verbruik kan volgens [appellant] niet juist zijn. [appellant] licht dit toe door aan de hand van de door hem gemaakte foto’s van de meterstanden van 1 november 2023 en 4 januari 2024. Uit die meterstanden blijkt dat hij in werkelijkheid in die twee maanden een gemiddeld elektriciteits- en gasverbruik had van respectievelijk 745 kWh en 1517 m3 per maand. Het verbruik waarvan Vattenfall is uitgegaan in haar eindafrekening over de slotperiode valt daarmee niet te rijmen, zo begrijpt het hof de stellingen van [appellant] . Daarnaast voert [appellant] aan dat Vattenfall in de eindafrekening van 24 februari 2024 ten onrechte is uitgegaan van een stroomverbruik in de slotperiode van 30.489 kWh, terwijl dit gelet op de eerdere schatting van Vattenfall van het stroomverbruik per 26 september 2023 slechts 4.080 kWh bedroeg (59.637 - 55.557).
In zijn tweede grief voert [appellant] aan dat hij op 14 december 2023 is overgestapt naar [bedrijf] , dat de eindafrekening van Vattenfall daarom voor wat betreft de einddatum moet zijn gebaseerd op de meterstanden per die datum, maar dat Vattenfall in haar eindafrekening is uitgegaan van de meterstanden per 4 januari 2024, zodat hoe dan ook haar eindfactuur naar rato verminderd zou moeten worden.
5.8.
Deze beide grieven falen, omdat ze miskennen dat Vattenfall wettelijk verplicht is [appellant] verbruik over de slotperiode te berekenen op basis van de ‘vastgestelde’ meterstanden van 26 september 2023 en 14 december 2023. Dat heeft zij gedaan. [appellant] heeft niet aangevoerd dat die berekening van Vattenfall onjuist is. Ook heeft hij niet aangevoerd dat deze beide ‘vastgestelde’ meterstanden op onjuiste wijze, dat wil zeggen in afwijking van de wettelijke voorschriften, zijn ‘vastgesteld’. Een en ander brengt mee dat de eindafrekening van Vattenfall voor juist moet worden gehouden, en dat de beide grieven daartegen ongegrond zijn.
Wat [appellant] aan de hand van zijn eigen rekenmethode (zie 5.7) aanvoert over zijn werkelijke verbruik gedurende de slotperiode wijkt af van de wettelijk voorgeschreven systematiek en kan daarom zijn vordering en ook zijn verweer tegen de vorderingen van Vattenfall niet dragen. Voor wat betreft zijn klacht dat de ‘vastgestelde’ meterstand van 14 december 2023 niet de werkelijke meterstand per die datum is, geldt dat in het wettelijk systeem het een eigen verantwoordelijkheid van [appellant] was er voor te zorgen dat zijn energieleverancier (tijdig) over de juiste meterstanden beschikte, juist met het oog op een correcte facturatie. Als [appellant] zijn energieleverancier daartoe niet in staat stelt komt het voor [appellant] risico dat die dan mag en moet werken met een geschatte meterstand. Kennelijk heeft [bedrijf] de door [appellant] opgegeven en met foto’s onderbouwde meterstand van 4 januari 2024 aangemerkt als een bruikbare schatting voor de meterstand van 14 december 2023. Daarnaast geldt dat de gecorrigeerde meterstand van 14 december 2023 niet is ‘vastgesteld’ door Vattenfall maar door zijn nieuwe leverancier [bedrijf] . Vattenfall was verplicht om haar eindfactuur aan [appellant] te baseren op deze door [bedrijf] doorgegeven (gecorrigeerde) ‘vastgestelde’ meterstand. Over de juistheid van deze meterstand kan [appellant] dus niet klagen bij Vattenfall.
Wat betreft de stelling van [appellant] over het verbruik van 4.080 kWh in de slotperiode geldt dat dit is gebaseerd op de onjuiste veronderstelling dat de meterstanden voor het stroomverbruik die in de jaarafrekening van 2 november 2023 staan vermeld (26.409 en 29.148) bij elkaar moeten worden opgeteld. Het betreft hier immers de meterstanden van een en dezelfde meter, zoals volgt uit het daarbij vermelde meternummer en EAN-code.
5.9.
Ten overvloede en wellicht ter verduidelijking merkt het hof op dat in dit geval heel goed voorstelbaar is dat de beide ‘vastgestelde’ meterstanden waarop de eindafrekening is gebaseerd, te weten 14 december 2023 en (vooral) die van 26 september 2023, niet overeenstemmen met de werkelijke meterstanden op die beide datums. Dat komt dan omdat [appellant] – onbetwist – jarenlang achtereen niet zijn werkelijke meterstanden heeft doorgegeven aan Vattenfall, zodat Vattenfall jarenlang [appellant] meterstanden heeft moeten ‘vaststellen’ op basis van geschat verbruik en haar facturen daarop heeft moeten baseren. Als het energieverbruik van [appellant] al die jaren in werkelijkheid steeds hoger is geweest dan het door Vattenfall geschatte verbruik, dan heeft dat tot gevolg gehad dat de werkelijke meterstanden van [appellant] en de door Vattenfall op basis van schatting ‘vastgestelde’ meterstanden in de loop der jaren steeds verder uiteen zijn gaan lopen. [appellant] heeft dan in feite jarenlang steeds méér elektriciteit en gas verbruikt dan Vattenfall aan hem in rekening heeft gebracht op basis van geschatte meterstanden. In verband met zijn overstappen naar [bedrijf] moesten [appellant] meterstanden per 14 december 2023 worden ‘vastgesteld’ - voor Vattenfall om te dienen als eindstand van haar leveringen en voor [bedrijf] als beginstand - en bij die gelegenheid is de voor 14 december 2023 ‘vastgestelde’ meterstand weer (meer) in overeenstemming gebracht met de werkelijke meterstand van [appellant] . Daardoor kwam toen kennelijk (pas) aan het licht dat [appellant] jarenlang steeds meer had verbruikt dan aan hem in rekening was gebracht, en heeft Vattenfall dat meerdere verbruik waarvoor [appellant] nog niet had betaald alsnog aan hem gefactureerd als onderdeel van de eindafrekening. Het niet eerder afgerekende verbruik is in feite, in overeenstemming met de wettelijke systematiek, toegerekend aan de slotperiode. Vattenfall kon dat verbruik niet eerder factureren omdat [appellant] jarenlang niet zijn werkelijke meterstanden aan haar had opgegeven. Dat dit nu heeft geleid tot een grote nabetaling kan [appellant] niet aan Vattenfall verwijten.
5.10.
In zijn derde grief klaagt [appellant] dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat niet Vattenfall maar Vattenfall Sales zijn contractspartner was voor de levering van elektriciteit en gas. Volgens [appellant] heeft hij daarom terecht zijn vorderingen ingesteld tegen Vattenfall. Daarop voortbouwend betoogt [appellant] in zijn vierde grief dat Vattenfall Sales niets van hem te vorderen heeft uit hoofde van zijn leveringsovereenkomst, en Vattenfall voor zover zij handelt als gevolmachtigde van Vattenfall Sales dan dus evenmin.
5.11.
Het hof overweegt als volgt. De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis toegelicht welke maatstaf hij heeft gebruikt om te bepalen wie de contractspartner van [appellant] is geweest bij zijn leveringsovereenkomst. Die maatstaf is juist. Vervolgens heeft de kantonrechter overwogen:
“De kantonrechter oordeelt dat [appellant] heeft moeten begrijpen dat Vattenfall Sales zijn contractspartij was. In alle facturen en jaarafrekeningen die [appellant] van Vattenfall heeft ontvangen is vermeld dat Vattenfall de energiekosten van Vattenfall Sales (en Liander voor de netbeheerkosten) bij [appellant] in rekening brengt. Ook is dit in de eindafrekeningen vermeld. [appellant] had daaruit kunnen afleiden dat Vattenfall Sales de partij is met wie hij een leveringsovereenkomst heeft voor elektriciteit en gas.”
Het hof sluit zich aan bij dit oordeel van de kantonrechter en maakt dat tot het zijne. Het hof voegt hier aan toe dat Vattenfall heeft toegelicht dat voorheen de klantenservice van de Nuon-groep namens de desbetreffende Nuon-vennootschappen factureerde, zoals ook blijkt uit de door [appellant] overgelegde jaarafrekeningen, en dat de vennootschappen namens wie Vattenfall zegt te factureren de rechtsopvolgers zijn van die Nuon-vennootschappen. [appellant] heeft dit niet althans onvoldoende gemotiveerd bestreden. Dat betekent dat de derde grief faalt. Omdat de vierde grief voortbouwt op de derde, faalt zij eveneens.
5.12.
Met zijn vijfde grief betoogt [appellant] dat hij mocht vertrouwen op (de juistheid van) de aanvankelijke eindafrekening van Vattenfall van 13 januari 2024, waarin hem werd verteld dat hij een bedrag van € 5.155,12 terug zou krijgen. In dat verband herhaalt hij dat de eindafrekening van 24 februari 2024 met de verlangde nabetaling van € 12.088,93 niet juist kan zijn.
5.13.
Ook deze grief faalt. De vordering van [appellant] tot betaling van € 5.155,12 door Vattenfall is niet toewijsbaar reeds omdat Vattenfall niet zijn contractspartij was, zoals hierboven al is geoordeeld. Datzelfde geldt voor zijn, overigens in het geheel niet onderbouwde, vordering van € 10.000. Bovendien moest [appellant] beter weten en mocht hij er dus niet op vertrouwen dat hij werkelijk nog € 5.155,12 terug zou krijgen; hij moest begrijpen dat de eindafrekening van 13 januari 2024 gebaseerd was op geschatte meterstanden die niet juist waren omdat hij zijn werkelijke meterstanden die aanzienlijk hoger waren niet aan Vattenfall had doorgegeven. [appellant] moest daarom juist rekening houden met een nabetaling en mocht niet vertrouwen op de mededeling dat hij geld terug zou krijgen.
Dat de eindafrekening van 24 februari 2024 met daarin de nabetaling van € 12.088,93 voor juist moet worden gehouden, heeft het hof al beslist en toegelicht bij de bespreking van de eerste twee grieven.
Slotsom
De grieven treffen geen doel. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellant] is in het hoger beroep in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep. Nu Vattenfall in hoger beroep niet is verschenen begroot het hof deze kosten op nihil.

6.Beslissing

Het hof:
6.1.
bekrachtigt het bestreden vonnis;
6.2.
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, en stelt deze kosten aan de zijde van Vattenfall tot op heden vast op nihil.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M. van den Berg, S.C.H. Molin en J.G. Sijmons en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 30 september 2025.