ECLI:NL:GHAMS:2025:255

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
23-001360-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake het medeplegen van het drijven van een groothandel in ketamine zonder registratie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van het drijven van een groothandel in ketamine zonder de vereiste registratie. De zaak is voortgekomen uit het opsporingsonderzoek 'Messina', waarbij de verdachte betrokken was bij de invoer en verkoop van aanzienlijke hoeveelheden ketamine. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het drijven van een groothandel in ketamine, met een totale hoeveelheid van 240 kilogram, in de periode van 27 maart 2020 tot en met 28 mei 2020. De verdachte is vrijgesproken van de tenlastegelegde hoeveelheid van 500 kilogram ketamine, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat dit transport had plaatsgevonden. Het hof heeft de opgelegde straf verminderd tot 21 maanden gevangenisstraf, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de schadelijke gevolgen van ketamine als recreatieve drug.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001360-22
datum uitspraak: 30 januari 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van de economische kamer van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische [1] kamer van de rechtbank Noord-Holland van 4 mei 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-860131-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum] ,
adres: [adres 1] .
Deze strafzaak komt voort uit het opsporingsonderzoek dat bekend is onder de naam ‘Messina’. In dit onderzoek is sprake van meer verdachten, onder wie [verdachte] , die hierna wordt aangeduid als ‘de verdachte’ dan wel ‘ [verdachte] ’. De medeverdachten worden hierna aangeduid als [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 27 en 28 november 2024, 2, 9 en 10 december 2024 en 24 januari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

Omvang van het hoger beroep

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de invoer, het in voorraad hebben, het te koop aanbieden en/of het afleveren van, dan wel het drijven van een groothandel in een (grote) hoeveelheid ketamine. Deze (grote) hoeveelheid is in de tenlastelegging nader geconcretiseerd, doordat achter die (grote) hoeveelheid – tussen haakjes – hoeveelheden van 40 kilogram, tweemaal 100 kilogram en 500 kilogram ketamine zijn vermeld. De rechtbank heeft een hoeveelheid van in totaal 240 kilogram ketamine bewezenverklaard en de verdachte vrijgesproken van de hoeveelheid van 500 kilogram ketamine.
De advocaat-generaal heeft gesteld dat ten laste is gelegd
een hoeveelheiden daarbij gesteld dat deze hoeveelheid ketamine mede omvat de tussen haakjes opgenomen hoeveelheden, waaronder een hoeveelheid van 500 kilogram, zodat (ook) deze hoeveelheid in hoger beroep aan het oordeel van het hof voorligt.
De verdediging heeft betoogd dat de invoer van 500 kilogram ketamine niet aan de orde is in hoger beroep, nu de verdachte in eerste aanleg (partieel) is vrijgesproken van die hoeveelheid en het ingestelde hoger beroep zich daartegen niet richt. De verdachte dient gelet daarop niet-ontvankelijk te worden verklaard in het hoger beroep, voor zover dat verband houdt met de hoeveelheid van 500 kilogram.
Naar het hof begrijpt, moet het verweer van de verdediging aldus worden gelezen, dat de in de tenlastelegging opgenomen hoeveelheden als cumulatief ten laste gelegde feiten moeten worden beschouwd en de partiële vrijspraak van de hoeveelheid van 500 kilogram in zoverre een algehele vrijspraak betreft, waartegen ingevolge artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) geen hoger beroep voor de verdachte openstaat.
Het hof overweegt evenwel dat, nu de tenlastelegging één en hetzelfde feitencomplex betreft dat uitgaat van het verwijt dat de verdachte ongeregistreerd (één van de) voornoemde gedragingen heeft verricht met betrekking tot een (grote) hoeveelheid ketamine, daaronder begrepen het drijven van een groothandel in ketamine, de
geheletussen haakjes opgenomen concretisering als onderdeel van de tenlastegelegde (grote) hoeveelheid aan de orde is in hoger beroep. De verdachte is met andere woorden ontvankelijk in het ingestelde hoger beroep, mede omvattende de hoeveelheid van 500 kilogram ketamine waarvan hij in eerste aanleg (partieel) is vrijgesproken. Het hof zal in dit arrest derhalve alle tenlastegelegde hoeveelheden beoordelen. Van een algehele vrijspraak, als bedoeld in artikel 404, eerste lid, Sv is geen sprake.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 27 maart 2020 tot en met 30 juni 2020 te [plaats 3] en/of Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk zonder registratie een (grote) hoeveelheid ketamine (te weten (waaronder) 40 kilogram en/of 100 kilogram en/of 100 kilogram en/of 500 kilogram), in elk geval een werkzame stof, heeft ingevoerd en/of in voorraad gehad en/of te koop aangeboden en/of afgeleverd, dan wel in voornoemde werkzame stof een groothandel heeft gedreven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverwegingen

Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde, waaronder begrepen de hoeveelheid van 500 kilogram ketamine.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, nu daarvoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bestaat.
In dat verband is primair aangevoerd dat de verdachte niet beschikte over een EncroChat-telefoon en dat evenmin is gebleken dat hij op andere wijze telefonisch contact onderhield met de medeverdachte [medeverdachte 2] . De aanduiding van de chauffeur met de naam ‘ [naam 1] ’ in EncroChat-gesprekken tussen medeverdachten zegt als zodanig niets over diens ware identiteit, terwijl ook de beschrijving van de bedrijven van de verdachte in die gesprekken niet overeen komt met de werkelijkheid, nu de verdachte niet beschikte over het benodigde rijbewijs voor vervoer in Duitsland, laat staan over de in de chats genoemde vergunning. Verder zeggen de reisbewegingen van de zakelijke telefoon van de verdachte (het telefoonnummer eindigend op - [telefoonnummer] ) niets over zijn aanwezigheid ter plaatse, nu niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de (enige) gebruiker van die telefoon was. De Mercedes Benz die tijdens een observatie is gezien en die is aangetroffen op de binnenplaats van het bedrijf van de verdachte, staat op naam van [naam 2] . Het metaalbedrijf en het transportbedrijf van [naam 2] zijn, evenals het bedrijf van de verdachte, in Nederland en in Duitsland gevestigd nabij de Nederlands-Duitse grens. [naam 2] beschikt, anders dan de verdachte, wel over een geldig rijbewijs om in Duitsland te mogen rijden en is, anders dan de verdachte, wel bevoegd om als beroepschauffeur in Nederland te rijden.
Subsidiair is betoogd dat, indien het hof van oordeel zou zijn dat het bedrijf van de verdachte wel is ingeschakeld voor de ketaminetransporten, daaruit nog niet volgt dat de verdachte deze transporten opzettelijk heeft uitgevoerd, noch dat hij op de hoogte moet zijn geweest van de aard van de transporten. Uit de stukken is immers niet gebleken van (EncroChat-)gesprekken over het transport van ketamine waaraan de verdachte heeft deelgenomen, er is niet gebleken van (relevante) contacten tussen de verdachte en medeverdachten, in de tenlastegelegde periode is geen ketamine aangetroffen en niet is vastgesteld hoe de lading is vervoerd en zelfs niet of de chauffeur de inhoud kon waarnemen.
Het oordeel van het hof
Inleiding
Uit de in de bewijsmiddelen opgenomen EncroChat-berichten tussen de accounts
[EncroChat-account 1]en
[EncroChat-account 2], geïdentificeerd als [medeverdachte 1] respectievelijk [medeverdachte 2] , komt naar voren dat zij intensief met elkaar hebben gecommuniceerd, waarbij vaak de term “keta” valt. Uit deze berichten kan worden afgeleid dat de gesprekken gaan over transporten van ketamine uit Duitsland, op welke data deze transporten plaatsvonden en op welke plaatsen de hoeveelheden van 40 kilogram en tweemaal 100 kilogram ketamine door de transporteur zijn afgeleverd.
Drie transporten (40 kilogram en tweemaal 100 kilogram) door de verdachte als transporteur
Het hof stelt vast dat kenmerkende overeenkomsten bestaan tussen de verdachte en de beschrijvingen van de transporteur, zoals gegeven in diverse EncroChat-gesprekken. De transporteur wordt telkens aangeduid met de naam [naam 1] , uit [plaats 3] , zijnde de voornaam en geboorteplaats van de verdachte. De medeverdachte [medeverdachte 2] onderhoudt blijkens de EncroChat-gesprekken met [medeverdachte 1] contact met deze [naam 1] . De verdachte heeft verklaard dat hij [medeverdachte 2] kent en het nummer van zijn zakelijke telefoon (eindigend op - [telefoonnummer] ) is ook opgeslagen in de telefoon van [medeverdachte 2] . Uit de EncroChat-gesprekken volgt dat de transporteur van de ketamine een bedrijf aan beide kanten van de Nederlands-Duitse grens heeft. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte een bedrijf heeft met twee vestigingen, die zich nabij de Nederlands-Duitse grens bevinden, namelijk in [plaats 1] (Nederland) en [plaats 2] (Duitsland). Bovendien is gebleken dat eerdergenoemd telefoonnummer van de verdachte, eindigend op - [telefoonnummer] , zich bij elk van de drie transporten begeeft in de richting van de plaatsen van de overdracht van de ketamine, te weten:
  • Transport 1 (21 en 22 april 2020): de zakelijke telefoon van de verdachte vertrok op 22 april 2020 te 18.30 uur vanaf [plaats 3] en wordt om 20.31 uur in Hoofddorp geregistreerd. Dit komt overeen met een bericht van
  • Transport 2 (28 en 29 april 2020):
  • Transport 3 (27 en 28 mei 2020): op 28 mei 2020 om 13.59 uur bevindt de zakelijke telefoon van de verdachte zich in [plaats 3] . Vanaf deze locatie is het gemiddeld twee uur rijden naar Libanees restaurant [eetgelegenheid] te Amsterdam, waar - zo leidt het hof uit de in de bewijsmiddelen opgenomen chatberichten af - [naam 1] de door hem opgehaalde ketamine zal afleveren. Blijkens EncroChat-berichten van
Dat de Mercedes Benz Vito met kenteken [kenteken 2] op naam van een ander dan de verdachte stond, welke persoon eveneens bedrijfsvestigingen aan beide kanten van de Nederlands-Duitse grens zou hebben, leidt niet tot een ander oordeel. Dit doet immers geen afbreuk aan het samenstel van de hiervoor weergegeven typische overeenkomende kenmerken, op basis waarvan wordt geconcludeerd dat de verdachte de transporteur van de drie ketaminetransporten is geweest. In dat licht merkt het hof nog op dat betreffende Mercedes Benz Vito is aangetroffen op het bedrijfsterrein van de verdachte en dat een politieobservatie van 10 juni 2020 aantoont dat de verdachte daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt van betreffende auto.
Vrijspraak ten aanzien van de hoeveelheid van 500 kilogram
Het hof is van oordeel dat, hoewel het dossier aanwijzingen bevat voor een vierde transport van 500 kilogram ketamine, niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat dit transport daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, laat staan dat de verdachte als pleger of medepleger hierbij betrokken was. De omstandigheid dat de verdachte op 10 juni 2020 (de veronderstelde datum van het transport) een restaurant bezoekt waar ook [medeverdachte 2] aanwezig is en op 23 juni 2020 van [medeverdachte 2] een envelop met onbekende inhoud overhandigd heeft gekregen, is voor een bewezenverklaring van de hoeveelheid van 500 kilogram ketamine onvoldoende. Ook het gegeven dat in een opgenomen vertrouwelijk gesprek van 27 juni 2020 door [medeverdachte 2] wordt gesproken over een “paar honderd kilo” ketamine die er nog zou liggen, leidt niet tot een ander oordeel, evenals het aantreffen van 350 kilo ketamine in de loods van [medeverdachte 1] op 28 oktober 2020. Het hof betrekt daarbij dat uit EncroChat-gesprekken volgt dat de medeverdachten niet enkel zelf ketamine uit Berlijn hebben ingevoerd, althans laten afleveren, maar ook dat zij van
verschillendebetrokkenen hoeveelheden ketamine hebben ontvangen. Reeds gelet daarop is niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid vast te stellen dat de hiervoor in het OVC-gesprek genoemde hoeveelheid ketamine respectievelijk de bij de doorzoeking aangetroffen ketamine afkomstig was van het vermeende transport van 500 kilogram ketamine op of omstreeks 10 juni 2020. Het hof zal de verdachte daarom vrijspreken van de tenlastegelegde 500 kilogram ketamine.
Rijverbod
Voor zover de verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte de transporten vanuit Berlijn niet heeft kunnen uitvoeren, omdat hij een rijverbod in Duitsland had, overweegt het hof als volgt. Het gegeven dat het de verdachte reeds jaren niet zou zijn toegestaan motorvoertuigen in Duitsland te besturen, betekent niet dat de verdachte dit verbod ook heeft nageleefd. Het hof wijst hierbij op de veroordeling van de verdachte door het Amtsgericht Langenfeld te Duitsland van 6 juli 2023 wegens het besturen van een voertuig zonder rijbewijs of zonder bevoegdheid dat te doen (pagina 7 van het uittreksel van de Justitiële Documentatie van de verdachte van 19 november 2024). Daarnaast is niet uitgesloten de mogelijkheid dat de verdachte andere personen als chauffeur heeft ingeschakeld, waarbij hij dan aanwezig was als bijrijder. Het hof verwerpt het verweer.
Wetenschap en opzet
Het hof is van oordeel dat de verdachte ten tijde hier van belang wist dat hij ketamine vervoerde en dus opzettelijk handelde. Uit EncroChat-gesprekken tussen de medeverdachten volgt immers dat de verdachte zeer hoge beloningen ontving voor de transporten. Zo bericht
[EncroChat-account 1]( [medeverdachte 1] ) op 3 april 2020 aan
[EncroChat-account 2]( [medeverdachte 2] ): “
Gewoon [naam 1] 17.500 voor transport” en op 4 mei 2020 “
Praat met [naam 1] dat jullie met 25.000 uitkomen. Dat is 100.000 per maand. Daar moet je toch mee kunnen uitkomen met hem”en
“Hij heeft ook al voor 16.000 euro gedaan. Of nou 40kg is of 100 zelfde risico.” Dergelijke hoge beloningen verhouden zich niet tot een transport van reguliere goederen, maar passen daarentegen bij een illegaal transport van deze aard. Uit laatstgenoemd bericht volgt ook dat de verdachte die risico’s kende, want kennelijk moest [medeverdachte 2] er met de verdachte uitkomen wat betreft de vergoeding en daarbij aangeven dat de risico’s qua kilo’s niet uitmaakten. Ook uit een ander chatbericht volgt dat de verdachte van de aard van het transport op de hoogte was. Op 11 mei 2020 bericht
[EncroChat-account 1]immers aan
[EncroChat-account 3], nadat laatstgenoemde zijn zorgen heeft geuit over mogelijke grenscontroles: “
Doesn’t matter for my tp (het hof begrijpt: ‘transport’) guy bro. He lives and have his company by the border. Both sides. In village. He uses the border pass in the village. If there is controles and he knows he wont go.” De verdachte nam derhalve geen enkel risico en vertrok alleen als er geen controles waren. Het hof acht ten slotte ook onaannemelijk dat een organisatie, gelet op de waarde en risico’s van illegale transporten als de onderhavige, een onwetende transporteur inschakelt, temeer nu deze transporteur in direct contact stond met medeverdachte [medeverdachte 2] , die hij ook kende en naar wie hij in geval van ontdekking van het transport meteen zou kunnen leiden.
Conclusie
Op grond van de bewijsmiddelen en het hiervoor overwogene is naar het oordeel van het hof voldoende komen vast te staan dat de verdachte, als transporteur van de ketamine, een onmisbare schakel vormde in de ten laste gelegde groothandel – hij had bedrijven op de juiste locaties en verzorgde het transport van de ketamine tot op de afgesproken locatie in Nederland – waarbij sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen, onder wie [medeverdachte 2] , met wie hij voortdurend in contact stond gedurende het transport, en [medeverdachte 1] , bij wie de ketamine werd afgeleverd. Het hof acht derhalve bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van het drijven van een groothandel in ketamine, te weten een totale hoeveelheid van 240 kilogram, in de periode van 27 maart 2020 tot en met 28 mei 2020.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 27 maart 2020 tot en met 28 mei 2020 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer en/of Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk zonder registratie in een grote hoeveelheid ketamine (te weten 40 kilogram en 100 kilogram en 100 kilogram) een groothandel heeft gedreven.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De economische kamer van de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde (derhalve inclusief de 500 kilogram) zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren.
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het drijven van een groothandel in ketamine, zonder dat hij over de daarvoor vereiste registratie beschikte. De verdachte heeft in totaal 240 kilogram ketamine van Duitsland naar Nederland vervoerd. De stof ketamine wordt buiten de reguliere medische wereld als recreatieve drug gebruikt. Gelet op de hoeveelheid van 240 kilogram zal de ketamine bestemd zijn geweest voor verdere handel. Ketamine is schadelijk voor de gezondheid en kan bij langdurig frequent gebruik ernstige gevolgen voor de gebruikers hebben. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij enkel met het oog op eigen financieel gewin heeft gehandeld.
Blijkens een de verdachte betreffend het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 19 november 2024 is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
Het hof komt tot een lagere straf dan gevorderd door de advocaat-generaal, gelet op de partiële vrijspraak van de hoeveelheid van 500 kilogram ketamine. Anderzijds acht het hof het medeplegen van het feit bewezen, hetgeen als uitgangspunt een hogere straf rechtvaardigt dan die de rechtbank aan de verdachte heeft opgelegd. Het hof is van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van de feiten, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof acht in beginsel, alles afwegende, een gevangenisstraf van 24 maanden passend en geboden.
Het hof stelt evenwel vast dat de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in hoger beroep is overschreden. Als uitgangspunt in deze zaak heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 24 maanden nadat de redelijke termijn is aangevangen en met een eindarrest binnen 24 maanden nadat hoger beroep is ingesteld, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Het hof constateert dat de procedure in hoger beroep, die is gestart met het instellen van appel op 16 mei 2022 en geëindigd met het arrest van dit hof op 30 januari 2025, langer heeft geduurd dan 24 maanden. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep met ruim acht maanden ziet het hof aanleiding tot vermindering van de straf en zal de verdachte worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 38 van de Geneesmiddelenwet en de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
21 (eenentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg, mr. M. Senden en mr. L.F. Roseval, in tegenwoordigheid van mr. S. den Hartog, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 januari 2025.
[…]

Voetnoten

1.Het hof merkt op dat op pagina 1 van het vonnis (bovenaan) bij de vermelding van de kamer die het vonnis in de strafzaak heeft gewezen de toevoeging ‘economische’ ontbreekt. Nu echter deze toevoeging wel is opgenomen in de processen-verbaal van het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg, op welke zittingen zowel de strafzaak als de ontnemingszaak door dezelfde rechters is behandeld, en ook is opgenomen in het vonnis in de ontnemingszaak, welk vonnis door dezelfde rechters in hetzelfde onderzoek op dezelfde datum is gewezen, is er sprake van een kennelijke omissie in het vonnis van de strafzaak. Het hof gaat er dan ook van uit dat het vonnis in de strafzaak is gewezen door de meervoudige economische strafkamer.