Uitspraak
9 september 2025.
Gerechtshof Amsterdam
Op 9 september 2025 vond de terechtzitting plaats in het Gerechtshof Amsterdam, waar de verdachte, die zonder advocaat verscheen, werd gehoord over de tijdigheid van zijn hoger beroep. De verdachte was eerder op 17 juni 2024 bij verstek veroordeeld door de rechtbank Noord-Holland. De dagvaarding was op 29 maart 2024 betekend. Het hoger beroep werd pas op 7 februari 2025 ingesteld, wat buiten de wettelijke termijn viel. De advocaat-generaal vorderde dat de verdachte niet-ontvankelijk werd verklaard in het hoger beroep, omdat deze te laat was ingesteld. De verdachte voerde aan dat hij in een vreemde staat verkeerde en daardoor niet in staat was om een weloverwogen beslissing te nemen over het inschakelen van een advocaat. Het hof oordeelde echter dat de wettelijke termijnen voor het instellen van rechtsmiddelen strikt moeten worden nageleefd en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding konden rechtvaardigen. Het hof verklaarde de verdachte dan ook niet-ontvankelijk in het hoger beroep, waarmee de eerdere veroordeling in stand bleef. De beslissing werd ter openbare terechtzitting mondeling uitgesproken.