ECLI:NL:GHAMS:2025:2541

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 september 2025
Publicatiedatum
25 september 2025
Zaaknummer
23-001085-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van wederspanningheid met letsel en belediging van politieambtenaren in Zaandam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is beschuldigd van wederspannigheid met letsel en belediging van politieambtenaren. De feiten vonden plaats op 29 januari 2023 in Zaandam, waar de verdachte zich met geweld heeft verzet tegen de aanhouding door ambtenaren, wat resulteerde in een gekneusde enkel van een verbalisant. Daarnaast heeft de verdachte beledigende uitlatingen gedaan richting de ambtenaren, waaronder de woorden "apen in gele pakjes" en "kanker sukkels". Het hof heeft de verweren van de verdediging verworpen en geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De strafoplegging is vastgesteld op een taakstraf van 100 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Tevens is er een vordering tot schadevergoeding van €750,00 toegewezen aan de benadeelde partij, die immateriële schade heeft geleden door de belediging en het letsel.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001085-23
datum uitspraak: 18 september 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 4 april 2023 in de strafzaak onder parketnummer 15-027515-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 september 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte, zijn raadsvrouw en de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 januari 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen (een) ambtena(a)r(en), [slachtoffer] en/of [benadeelde partij] , werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten horecadienst in en om het horecagebied Zaanstad en/of belast met de aanhouding van verdachte ter zake belediging van een ambtenaar in functie (Politie), door zich in een andere richting te bewegen, zich los te rukken en/of zijn armen naar zich toe te trekken in de tegenovergestelde richting als dat de ambtena(a)r(en) hem bewogen en/of door met zijn benen de enkel en/of het onderbeen van voornoemde [benadeelde partij] af te klemmen en/of te knijpen, ten gevolge waarvan die [benadeelde partij] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of dat door die voornoemde handelingen voor die [benadeelde partij] , dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten gekneusde en/of pijnlijke enkel ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 29 januari 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer] en/of [benadeelde partij] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, te weten horecadienst in en/om het horecagebied Zaanstad in zijn/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/hun de woorden toe te voegen: "Apen in gele pakjes." en/of "Kanker sukkels", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring, een andere kwalificatie van de bewezenverklaarde feiten en een andere strafoplegging komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 en 2 tenlastegelegde kan worden bewezenverklaard.
De raadsvrouw heeft voor beide feiten vrijspraak bepleit en daartoe het volgende aangevoerd. Met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde stelt de verdediging dat, gelet op de ontkennende verklaring van de verdachte, niet overtuigend bewezenverklaard kan worden dat sprake is geweest van (af)klemming van de enkel van de verbalisant door de verdachte. Volgens de raadsvrouw was sprake van een hectische situatie, waarin het mogelijk is dat het been van de verbalisant onder de verdachte terecht is gekomen. Daarbij voelde de verbalisant pas pijn toen hij de vriendin van de verdachte wegduwde, zodat de pijn in de enkel ook bij die beweging kan zijn ontstaan. Indien het hof van oordeel is dat sprake is van ‘klemming’, dan kan volgens de raadsvrouw het letsel niet bewezenverklaard worden, nu slechts sprake is van drukpijn en dit niet valt onder het in artikel 181 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) bedoelde lichamelijk letsel.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de verdediging betoogd dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van de uitlating "Apen in gele pakjes", nu deze woorden op zichzelf niet als beledigend kunnen worden aangemerkt. Bovendien heeft de verdachte de woorden geuit tegen zijn vriendin en dus niet naar de verbalisanten.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt daartoe als volgt.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft verzet tegen zijn aanhouding en daarbij onder meer de enkel van verbalisant [benadeelde partij] tussen zijn benen heeft geklemd, ten gevolge waarvan de verbalisant een gekneusde enkel (contusie) heeft opgelopen. Het verweer wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen die het hof, in geval dat beroep in cassatie wordt ingesteld, zal uitwerken in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
Het hof acht eveneens bewezen dat de verdachte de verbalisanten heeft beledigd. Het hof overweegt dat de uitlating “apen in gele pakjes” op zichzelf niet zonder meer een belediging hoeft op te leveren. In de onderhavige zaak is deze uitlating echter in samenhang gebruikt met de woorden “kanker sukkels”. In die context heeft de gewraakte zinssnede wel degelijk een beledigend karakter en is zij geschikt de verbalisanten in een ongunstig daglicht te stellen en hen aan te randen in hun eer en goede naam. Daarmee was ook die uitlating beledigend en kan deze als zodanig gekwalificeerd worden. Daarbij weegt het hof mee dat de uitlatingen luidkeels in het openbaar zijn gedaan, terwijl er veel uitgaanspubliek aanwezig was op straat, en de verdachte daarbij in de richting van de verbalisanten keek.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 29 januari 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad, zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren [slachtoffer] en [benadeelde partij] , werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten horecadienst in en om het horecagebied Zaanstad en belast met de aanhouding van verdachte ter zake belediging van een ambtenaar in functie (politie), door zich in een andere richting te bewegen, zich los te rukken en zijn armen naar zich toe te trekken in de tegenovergestelde richting als dat de ambtenaren hem bewogen en door met zijn benen de enkel van voornoemde [benadeelde partij] af te klemmen en dit misdrijf of de daarmee gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel voor die [benadeelde partij] , te weten een gekneusde enkel ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op 29 januari 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad opzettelijk ambtenaren, te weten [slachtoffer] en [benadeelde partij] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten horecadienst in en om het horecagebied Zaanstad in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hun de woorden toe te voegen: "Apen in gele pakjes" en "Kanker sukkels.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het
onder 1bewezenverklaarde levert op:
wederspannigheid,
en
wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Het
onder 2bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf en maatregel

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 140 uren, te vervangen door 70 dagen hechtenis, waarvan 40 uren voorwaardelijk, te vervangen door 20 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter opgelegd.
De raadsvrouw heeft verzocht om aansluiting te zoeken bij de LOVS-oriëntatiepunten. Volgens haar dient voor belediging een geldboete te worden opgelegd en voor wederspannigheid een taakstraf voor de duur van 30 uren. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn en de toepasselijkheid van artikel 63 Sr zou de in eerste aanleg opgelegde, en door de advocaat-generaal geëiste, straf gematigd moeten worden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het beledigen van twee politieambtenaren door “apen in gele pakjes” en “kanker sukkels” naar hen te roepen. Daarmee heeft de verdachte de betrokken verbalisanten in hun eer en goede naam aangetast. Het schreeuwen van grove en kwetsende bewoordingen jegens hen is onaanvaardbaar en tast het gezag van de politie aan. Vervolgens hebben de ambtenaren de verdachte voor die belediging aangehouden. De verdachte heeft zich hiertegen met geweld verzet. Daarbij heeft hij de enkel van een verbalisant zodanig bekneld dat deze gekneusd was. Daarmee heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van de verbalisant aangetast en diens werkzaamheden ernstig bemoeilijkt. Geweld tegen politieambtenaren die hun werk doen is een ernstig feit en veroorzaakt in de regel gevoelens van onveiligheid bij de mensen die daarvan getuige zijn. Het incident vond plaats in het uitgaansgebied van Zaandam waar veel publiek aanwezig was.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 augustus 2025 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld wegens geweld tegen politieambtenaren en was hij een week voor de onderhavige feiten ook in aanraking gekomen met de politie voor belediging, welke zaak is afgedaan met een strafbeschikking. Verder is artikel 63 Sr van toepassing.
Gelet op de ernst van de feiten, de recidive en de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd, acht het hof een taakstraf voor de duur van 100 uren aangewezen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de verdachte de onderhavige feiten heeft gepleegd terwijl hij onder invloed was van alcohol. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij geen alcohol meer gebruikt om te voorkomen dat hij nogmaals in dergelijke situaties terecht zal komen. Om de verdachte er van te weerhouden om in de toekomst nogmaals strafbare feiten te plegen, zal het hof een deel van die taakstraf in voorwaardelijke vorm opleggen en daaraan een proeftijd van twee jaren verbinden.
Het hof merkt ten overvloede op dat de door de raadsvrouw aangehaalde LOVS-oriëntatiepunten in deze zaak niet van toepassing zijn. Voor belediging van een ambtenaar in functie en voor wederspannigheid bestaan voor volwassenen geen oriëntatiepunten.
Redelijke termijn
Het hof stelt vast dat de behandeling van de zaak in hoger beroep niet binnen de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden heeft plaatsgevonden. De redelijke termijn is in hoger beroep met ongeveer vier maanden overschreden. Gelet op de strafmodaliteit en de hoogte van de straf die het hof zal opleggen, zal worden volstaan met de enkele constatering dat de redelijke termijn is geschonden, zonder dat hieraan gevolgen voor de strafoplegging worden verbonden.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf voor de duur van 100 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 1.200,00 ter zake immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 750,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering op dezelfde wijze kan worden toegewezen als in eerste aanleg.
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering te matigen, omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
Grondslag voor schadevergoeding
Het hof is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) geeft een limitatieve opsomming van de gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, te weten in geval van:
oogmerk om zodanige schade toe te brengen;
lichamelijk letsel, aantasting in de eer of goede naam of aantasting in de persoon op andere wijze;
bepaalde gevallen van aantasting van de nagedachtenis van een overledene.
De verdachte heeft de benadeelde partij beledigd en letsel toegebracht. Daarmee is sprake van zowel een aantasting in de eer en goede naam als van lichamelijk letsel in de zin van artikel 6:106 sub b BW. De verdachte heeft aldus onrechtmatig gehandeld jegens de benadeelde partij, zodat hij recht heeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg daarvan.
Begroting van de schade omvang
De begroting van de omvang van de immateriële schade is voorbehouden aan de rechter, die daarbij niet is gebonden aan de gewone regels omtrent stelplicht en bewijslast. Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW – net als de rechtbank – begroten op een schadebedrag van € 750,00. Daarbij is in het bijzonder gelet op:
  • de aard en de ernst van de normschending;
  • de aantasting in de eer of goede naam van de benadeelde partij en de in de strafmotivering beschreven omstandigheden waaronder zich dit handelen heeft afgespeeld;
  • de aantasting van de lichamelijke integriteit van de benadeelde partij;
  • het lichamelijk letsel dat de benadeelde partij bij het geweld heeft opgelopen;
  • de schadevergoedingen die in soortgelijke gevallen door rechters worden toegekend.
Voor het overige deel van de vordering geldt dat nadere bewijsvoering noodzakelijk zou zijn, hetgeen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Om die reden zal het hof de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel kan bij de burgerlijke rechter aan de orde worden gesteld.
Resumerend
Het hof zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 750,00 ter zake immateriële schade en de benadeelde partij voor het restant (€ 450,00) niet-ontvankelijk verklaren. Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevraagd door de benadeelde partij, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade. Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f Sr opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 180, 181, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 15 (vijftien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op
29 januari 2023.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. van der Heijden, mr. C.P.E.M. Fonteijn-van der Meulen en mr. C. Beuze, in tegenwoordigheid van mr. S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 september 2025.