ECLI:NL:GHAMS:2025:254

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2025
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
23-003483-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel door het werven van twee 18-jarige vrouwen voor prostitutie met het oogmerk van uitbuiting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1999, werd beschuldigd van mensenhandel in vereniging door het werven van twee 18-jarige vrouwen voor prostitutie met het oogmerk van uitbuiting. De rechtbank had de verdachte eerder vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar het hof oordeelde dat de verdachte niet-ontvankelijk was in zijn hoger beroep tegen deze vrijspraken. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van de slachtoffers, die beiden in een moeilijke situatie verkeerden. De verdachte heeft hen onder druk gezet en misleid om hen te laten werken in de prostitutie, waarbij hij financieel voordeel heeft behaald uit hun werkzaamheden. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van het voorarrest. De uitspraak benadrukt de ernst van mensenhandel en de impact op de slachtoffers, die psychische en emotionele schade kunnen ondervinden van dergelijke misdrijven.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003483-21
datum uitspraak: 31 januari 2025
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 24 december 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-860174-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
[adres 1] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 september 2022, 20 september 2022, 14 januari 2025, 16 januari 2025 en 17 januari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
Aan de verdachte wordt verweten dat hij mensenhandel heeft medegepleegd als bedoeld in artikel 273f, eerste lid, aanhef en sub 1º, sub 4º, sub 6º en sub 9 º (oud), van het Wetboek van Strafrecht (Sr) ten aanzien van [slachtoffer 1] (onder 1 tenlastegelegd) en [slachtoffer 2] (onder 2 tenlastegelegd). De rechtbank heeft de verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde medeplegen van mensenhandel – als bedoeld in artikel 273f, eerste lid, aanhef en sub 6º, Sr (oud) – en het onder 2 tenlastegelegde medeplegen van mensenhandel – als bedoeld in artikel 273f, eerste lid, aanhef en sub 6º en sub 9º, Sr (oud) – vrijgesproken. De verdachte heeft onbeperkt hoger beroep tegen het vonnis ingesteld. Dit betekent dat het hoger beroep mede gericht is tegen deze beslissingen tot vrijspraak.
Gelet op artikel 404, vijfde lid, Sv staat voor de verdachte tegen beslissingen tot vrijspraak geen hoger beroep open. Naar het oordeel van het hof is het onder 1 en 2 tenlastegelegde medeplegen van mensenhandel – waarvan de verdachte is vrijgesproken – impliciet cumulatief tenlastegelegd, zodat de beslissingen tot vrijspraak hebben te gelden als beslissingen ten aanzien van zelfstandige feiten. Het hof zal de verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte, voor zover inhoudelijk nog aan de orde, tenlastegelegd dat:

1.

hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2017 tot en met 01 juli 2017 te [plaats 1] , gemeente Haarlemmermeer, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, genaamd [slachtoffer 1] , (telkens) met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door misleiding, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
1) heeft geworven en/of gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting (artikel 273f lid 1 sub 1) en/of
2) heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) (artikel 273f lid 1 sub 4), en/of
3) heeft gedwongen of bewogen hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] met of voor een derde tegen betaling (artikel 273f lid 1 sub 9),
waarbij voornoemde (onder 2) "enige handeling" heeft bestaan uit:
- het laten verblijven van die [slachtoffer 1] in een woning (aan de [adres 2] ) en/of het ter beschikking stellen van die woning als werkplek (voor prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 1] );
- het maken van foto's voor advertenties op één of meer website(s) waarin die [slachtoffer 1] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden;
- het aanmaken en/of onderhouden van één of meer advertenties op één of meer website(s) waarin die [slachtoffer 1] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden;
- het geven van uitleg en/of instructie aan die [slachtoffer 1] met betrekking tot de door die [slachtoffer 1] te verrichten prostitutiewerkzaamheden;
- het onderhouden van contacten met en/of het maken van afspraken met (potentiële)(prostitutie)klant(en) voor die [slachtoffer 1] en/of het maken van afspraken met die (potentiële) klant(en) over de aard van de prostitutiewerkzaamheden en/of de daarvoor te betalen bedragen;
- het bepalen welke klanten die [slachtoffer 1] moest aannemen voor haar prostitutiewerkzaamheden;

2.

hij in of omstreeks de periode van 28 maart 2018 tot en met 24 april 2018 te [plaats 1] , gemeente Haarlemmermeer, en/of te [plaats 2] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, genaamd [slachtoffer 2] , (telkens) met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door misleiding, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
1) heeft geworven met het oogmerk van uitbuiting (artikel 273f lid 1 sub 1), en/of
2) heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) (artikel 273f lid 1 sub 4), en/of
waarbij voornoemde (onder 2) "enige handeling" heeft bestaan uit:
- het regelen van één of meer werkplek(ken) (te [plaats 1] en/of te [plaats 2] ) voor die [slachtoffer 2] ;
- het maken van foto's voor advertenties op één of meer website(s) waarin die [slachtoffer 2] werd/zou worden aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden en/of het sturen door hem, verdachte, van die foto's naar zijn mededader(s) (om deze te gebruiken bij het aanmaken van voornoemde advertenties);
- het regelen van een werktelefoon ten behoeve van de werkzaamheden van die [slachtoffer 2] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de verdachte (hierna: [verdachte] ) vrij te spreken van het onder 1 tenlastegelegde. Aangeefster [slachtoffer 1] heeft [verdachte] in haar eerste drie verklaringen niet genoemd. Pas in haar verhoor van 10 juli 2018 en haar aangifte van 14 september 2018 verklaart zij over een rol van [verdachte] . Volgens de raadsman maakt de verklaring van [slachtoffer 1] bij de raadsheer-commissaris in de zaak van [verdachte] van 9 november 2023 duidelijk dat het initiatief niet van [verdachte] kan zijn gekomen, omdat hij op de betreffende dag (18 januari 2017) vast zat op het politiebureau, hetgeen ook blijkt uit een door de raadsman overgelegde productie. Ook uit de verklaring van [slachtoffer 3] van 18 januari 2018 blijkt dat [medeverdachte 1] degene is geweest die contact met [slachtoffer 1] heeft opgenomen en ervoor heeft gezorgd dat zij de prostitutie inging. Voorts blijkt uit de verklaring van [slachtoffer 1] bij de raadsheer-commissaris dat [verdachte] niet op [adres 2] woonde, maar er af en toe verbleef. Eveneens blijkt uit deze verklaring dat [verdachte] geen geld van haar heeft ontvangen uit haar prostitutiewerkzaamheden. Zij betaalde wel eens iets voor hem, maar dat deed zij al voordat zij de prostitutie inging. [verdachte] weet, net zomin als [slachtoffer 1] , iets af van de overschrijving van € 270,00 van haar rekening naar zijn rekening. Er is te weinig steunbewijs voor de tenlastegelegde mensenhandel.
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer 1]
(hierna: [slachtoffer 1] ) heeft diverse verklaringen afgelegd. In de eerste drie verklaringen ziet de vraagstelling van de politie op de rollen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij haar werkzaamheden als prostituee op de [adres 2] in [plaats 1] . [slachtoffer 1] verklaart in haar eerste verhoor van 20 april 2018 ten aanzien van de rol van [verdachte] dat haar ‘ex’ [verdachte] ook verbleef op [adres 2] . In het vierde verhoor van 10 juli 2018 wordt haar gevraagd hoe zij eigenlijk met [medeverdachte 1] in contact is gekomen. Zij verklaart dan dat dit via haar ex [verdachte] is gegaan en zij vertelt meer over hoe dat is gegaan. Het hof ziet geen grond om te twijfelen aan hetgeen ze daar heeft verklaard. Dat geldt ook voor hetgeen zij in de aangifte mensenhandel, die zij uiteindelijk op 14 september 2018 tegen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft gedaan, over de rol van [verdachte] heeft verklaard en dat in lijn is met haar eerdere verklaring. Opvallend is dat zij de kwalijke rol van [verdachte] - waarover hierna meer - niet of maar met moeite lijkt te zien. In haar verhoor bij de raadsheer-commissaris van 9 november 2023 weet ze een aantal dingen niet meer en lijkt zij de rol van [verdachte] wat af te zwakken. Desalniettemin blijven haar eerdere verklaringen dat zij via en op initiatief van [verdachte] in de prostitutie is beland overeind.
Het hof volgt de raadsman niet in zijn betoog dat uit de verklaring van [slachtoffer 1] bij de raadsheer-commissaris zou blijken dat het initiatief bij [medeverdachte 1] lag en dat [verdachte] door zijn kortdurende detentie van 16 tot en met 19 januari 2017 niet de initiatiefnemer kan zijn geweest, al dan niet via Facebook Messenger. Ook de verklaring van [slachtoffer 3] dat [medeverdachte 1] contact heeft opgenomen doet niet af aan de consistente verklaring van [slachtoffer 1] dat zij voor prostitutiewerk via [verdachte] met [medeverdachte 1] in contact is gekomen. Het hof ziet in het hierna te bespreken Snapchatbericht van 4 juni 2017 voorts een belangrijke ondersteuning voor de verklaringen van [slachtoffer 1] .
Het hof gaat voorbij aan de opmerkingen die de raadsman heeft gemaakt over het verhoor van [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris in de zaken van de medeverdachten, nu deze verklaring niet in het dossier van [verdachte] is gevoegd.
Feiten en omstandigheden
[slachtoffer 1] , toen 18 jaar oud, heeft op 20 april 2018 bij de politie verklaard zij vanaf de periode rond februari 2017 prostitutiewerkzaamheden is gaan verrichten op de [adres 2] te [plaats 1] . [verdachte] verbleef daar toen ook. Zij is in die woning opgevangen door [medeverdachte 1] en heeft daar verbleven tot december 2017/januari 2018. Ze had schulden van ongeveer € 6.000,00. Ze had een heftige situatie met haar moeder, waardoor zij niet thuis kon wonen. Er werden in de woning mensen opgevangen die in een slechte situatie zaten, alsmede de voetballers die deel uitmaakten van de voetbalschool van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] was de voetbaltrainer van [verdachte] .
Verder heeft [slachtoffer 1] op 10 juli 2018 verklaard dat zij eind januari 2017 via haar ex [verdachte] met [medeverdachte 1] in contact was gekomen. Ze had voordat ze op de [adres 2] prostitutiewerkzaamheden ging verrichten nooit eerder dat werk gedaan. [verdachte] had het bedacht en voorgesteld. Het ging toen over naar [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en die gingen het regelen. [slachtoffer 1] en [verdachte] hadden op dat moment nog niet lang een relatie en [slachtoffer 1] stemde er, na aandringen door [verdachte] , mee in om geld te verdienen met prostitutiewerkzaamheden. Ze had schulden. Ze vond het eigenlijk wel raar, maar onder [verdachte] kon ze wel van mening veranderen. Als zij bijvoorbeeld eerst ‘nee’ zei, dan zei zij later ‘ja’. [verdachte] en zij hadden het over snel geld verdienen en dat had haar wel overgehaald. Op de vraag of hij er voordeel van had dat zij dit werk deed, antwoordt zij dat zij zijn zorgverzekering en telefoonabonnement betaalde. Hij kon dat zelf niet betalen, want hij had geen werk en geen geld. Zij deed dit meerdere keren voor hem. [verdachte] maakte de relatie op een gegeven moment uit. Dit was eind mei, begin juni 2017. [slachtoffer 1] weet niet waarom hij dit deed. Zij hield er dan ook liefdesverdriet aan over. Zij was heel erg verliefd op hem en had alles voor hem over. [verdachte] wist dat zij dusdanig verliefd op hem was.
Op 14 september 2018 heeft [slachtoffer 1] bij de politie nogmaals verklaard dat zij alles voor [verdachte] over had. Hij kon haar overtuigen, zij was heel erg verliefd op hem. Zij had met [verdachte] en [medeverdachte 1] afgesproken bij het [locatie] . [medeverdachte 1] ging haar vertellen hoe alles werkte. Een paar weken later ging ze naar de [adres 2] in [plaats 1] , daar had [medeverdachte 1] een plek voor haar.
In het dossier bevindt zich een Snapchatgesprek tussen [slachtoffer 1] en [verdachte] van 4 juni 2017, waarin zij in reactie op een bericht van [verdachte] , inhoudende dat hij niet op haar kan bouwen, antwoordt: “Ga je dit echt tegen me zeggen dat je niet op me kan bouwen? Het gene wat ik nu doe ben ik voor jou begonnen denk dat ik zelf op dit idee zou komen en dat ik er trots op ben? Dan wil je nu zeggen je kan niet op me bouwen.. je bent gek je beseft niet hoeveel dingen ik heb laten liggen voor jou hoeveel ruzies en shit. Maar denk zo als ja zo over me wil denken vergeet niet wie al je dingen betaald heeft de afgelopen tijd.”
Middel
Naar het oordeel van het hof heeft [verdachte] misbruik gemaakt van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht op [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] was erg verliefd op hem, hetgeen [verdachte] wist. In haar beleving had zij een relatie met hem en zij had alles voor hem over. [verdachte] stelde haar voor om in de prostitutie te gaan werken om snel geld te verdienen; ze had schulden. Zij vond het een raar voorstel en wilde het aanvankelijk niet, maar hij overtuigde haar, want onder hem kon ze wel van mening veranderen. Ook uit het hiervoor genoemde Snapchatbericht van [slachtoffer 1] aan [verdachte] blijk dat het zijn idee was en dat ze voor hem de prostitutie is ingegaan. Ondersteunend voor het oordeel dat [verdachte] de verliefdheid van [slachtoffer 1] heeft misbruikt om haar de prostitutie in te krijgen, acht het hof de omstandigheid dat hij al kort na het ontstaan van de relatie het aan haar heeft voorgesteld. Nadat [verdachte] [slachtoffer 1] zover had gekregen dat zij de prostitutie in wilde gaan, was hij degene die de veel oudere (toen 32-jarige) [medeverdachte 1] heeft benaderd om de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1] samen met [medeverdachte 2] verder te regelen. Bij [medeverdachte 1] kreeg ze een plek om te wonen en kreeg zij werk als prostituee in het vooruitzicht. [slachtoffer 1] had een heftige situatie met haar moeder en kon niet thuis wonen. Het hof acht het aannemelijk dat deze omstandigheid bij [verdachte] bekend was, gelet het contact dat zij hadden over werken in de prostitutie en het feit dat hij haar met [medeverdachte 1] in contact bracht die haar huisvesting aanbood.
Oogmerk van uitbuiting
Het gebruik van genoemd middel ten behoeve van seksuele dienstverlening levert omstandigheden op waaronder het oogmerk van uitbuiting kan worden verondersteld. Het hof betrekt hierbij dat [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij het telefoonabonnement en de zorgverzekering van [verdachte] betaalde en dat blijkens genoemd Snapchatbericht zij het prostitutiewerk voor hem is gaan verrichten en ‘al zijn dingen’ voor hem betaalde. [verdachte] had zelf geen werk en geld.
Gedragingen
Sub 1°
[verdachte] heeft [slachtoffer 1] met genoemd middel geworven.
Sub 4°
Daarnaast heeft [verdachte] [slachtoffer 1] met genoemd middel bewogen om zich beschikbaar te stellen voor de prostitutie.
Sub 9°
Naar het oordeel van het hof blijkt uit het voorgaande dat [verdachte] met genoemd middel [slachtoffer 1] heeft bewogen om hem te bevoordelen uit de opbrengst van haar prostitutiewerkzaamheden. Zij betaalde zijn zorgverzekering en zijn telefoonabonnement en blijkens genoemd Snapchatbericht in de periode vóór
4 juni 2017, dus toen zij werkzaam was als prostituee, alles. Dat ze eerder, voordat zij haar werkzaamheden was begonnen, ook wel dingen voor hem zou hebben betaald, maakt dit niet anders.
Conclusie
Het onder 1 tenlastegelegde, meer specifiek sub 1°, sub 4° en sub 9°, is wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ook dient te worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde en daartoe kortgezegd het volgende aangevoerd. Wat [slachtoffer 2] betreft, moeten haar verklaringen op 19 juni 2018 bij de politie en op 12 april 2019 in de zaken van de medeverdachten bij de rechter-commissaris worden uitgesloten van het bewijs, nu de verdediging het ondervragingsrecht niet heeft kunnen uitoefenen. De getuige [slachtoffer 2] is na dagvaarding niet verschenen bij haar verhoor bij de raadsheer-commissaris en deze heeft afgezien van het geven van een bevel medebrenging. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat het bericht dat [verdachte] een ‘nieuwe kip’ heeft niet door [verdachte] zelf is geschreven, dat er geen nauwe en bewuste samenwerking was met [medeverdachte 1] en dat [verdachte] , als jonge voetballer, werd gemanipuleerd door [medeverdachte 1] . Al met al blijft er onvoldoende (steun)bewijs over om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, aldus de raadsman..
Verklaringen [slachtoffer 2]
Het hof stelt voorop dat de verklaring die [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris in de zaken van de medeverdachten heeft afgelegd niet in de zaak van [verdachte] is gevoegd, zodat die verklaring reeds hierom niet kan worden gebezigd voor het bewijs. Het verweer behoeft voor het overige geen bespreking, nu het hof de verklaring die [slachtoffer 2] bij de politie heeft afgelegd niet voor het bewijs zal gebruiken.
Feiten en omstandigheden [1]
Op 28 maart 2018 om 12.22 uur stuurt [medeverdachte 1] een WhatsAppbericht naar [medeverdachte 2] dat [verdachte] [het hof begrijpt: [verdachte] ] een nieuwe ‘Kip’ heeft, dat deze start op vrijdag en dat er ‘picca’s’ [het hof begrijpt: foto’s] gemaakt moeten worden. In de telefoon van [medeverdachte 2] zijn foto’s van een vrouw in erotische poses van diezelfde dag aangetroffen.
In een WhatsAppgesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] van 28 maart 2018, ongeveer twee uur later, vraagt [medeverdachte 1] : ‘kent ze [getuige 1] of [getuige 2] , of alleen [getuige 3] ’, waarop [verdachte] antwoordt: ‘ [getuige 3] ’. Het hof begrijpt dat het hier gaat om voetballers die [medeverdachte 1] op [adres 2] huisvest. [medeverdachte 1] reageert: ‘Maar [slachtoffer 1] moet eruit man en [getuige 3] moeten niet te veel lullen man, of jij moet daar kort zitten’. Weer ongeveer twee uur later stuurt [verdachte] een WhatsAppbericht aan [medeverdachte 1] : ‘Gap breng me gwn morgen regel ik die tel met d’r’.
Op 30 maart 2018 appt [verdachte] aan [medeverdachte 1] : ‘Ze weet van me vrouwtje man’. [medeverdachte 1] reageert dat hij een gesprek heeft gezien in WhatsApp, dat ‘zij’ [het hof begrijpt: [slachtoffer 2] ] met ‘hem’ wou praten en ‘zeiken bij [getuige 3] over t feit dat je over toekomst praat met haar maar je wijf hebt’. Verder appt [medeverdachte 1] : ‘nu is t [getuige 3] , die kennen we, maar zo lult ze waarschijnlijk ook met 1000 andere snap ke (je)’. [verdachte] reageert met ‘Gwn alles eraf kankeren, Snap’ [het hof begrijpt: wachtwoord laten afgeven/zorgen dat zij geen sociale media kan gebruiken], waarop [medeverdachte 1] reageert: ‘ja dat is jou taak bro’ en ‘Nieuw nr’, waarop [verdachte] reageert: ‘Geregeld’. [medeverdachte 1] vervolgt: ‘Per direct, Snap ww pakken, alles, desnoods een KK nokia gebruiken en gebruiken we haar tel voor djunta man’. Verder vervolgt [medeverdachte 1] : ‘Desnoods start ze ff [plaats 2] [het hof begrijpt: [plaats 2] ] gewoon’, waarop [verdachte] reageert: ‘kan ook’. [medeverdachte 1] vervolgt: ‘Als de (ze) het daar goed doet mag ze promoveren naar [plaats 1] ’.
Op 3 april 2018 om 13.41 uur appt [slachtoffer 2] (toen 18 jaar, hierna: [slachtoffer 2] ) aan [verdachte] : ‘ [verdachte] , me ma ligt in het ziekenhuis’ en om 14.37 uur antwoordt ze op de vraag van [verdachte] wat haar moeder heeft: ‘Kanker, Ze moest vandaag weer een operatie maar ze is nog steeds niet wakker geworden’. Vanaf 14.39 uur appt [verdachte] aan [slachtoffer 2] : ‘heb je al bankpas, wanneer komt ie, ergste geval [winkel] tel op afbetaling, werk tel s echt belangrijk’. Om 19.06 uur appt [slachtoffer 2] dat zij in het ziekenhuis bij haar moeder is. Om 19.08 uur vraagt [verdachte] : ‘en hoe zit t met die tel, hij komt helemaal uit [plaats 3] zo he’. [slachtoffer 2] reageert dat hij niet van haar kan verwachten dat zij haar telefoon gaat afgeven omdat ze bereikbaar moet blijven, geen vervangende telefoon heeft en dat het slecht met haar moeder gaat. [verdachte] reageert: ‘ik zoek ook ff oplossing, want hij [het hof begrijpt: [medeverdachte 1] ] gaat boos worden’. [slachtoffer 2] appt dat ze bij haar moeder in de kamer is waarop [verdachte] reageert: ‘is goed mop, alleen, ik heb [medeverdachte 1] [het hof begrijpt: [medeverdachte 1] ] ook gemeld, moet wel jou tel hebben heb je tijdelijk een voor bereikbaar zijn, is een Samsung je kan er alles mee (...)’. [slachtoffer 2] reageert dat ze haar telefoon wil houden, geen twee telefoons op haar naam kan krijgen en het gaat ‘fixen’ voor vrijdag. [verdachte] reageert dat ze er sowieso een mee krijgt bij de [winkel] , waarop [slachtoffer 2] , die kennelijk nog in het ziekenhuis is, appt: ‘Wacht ff er wordt aan alle kanten tegen me gepraat wacht ff.’ Hierop reageert [verdachte] : ‘Ik loop te rennen en te vliegen, terwijl je zelf niks voor over heb’, waarop [slachtoffer 2] reageert: ‘Dit moet je echt niet tegen me zeggen want ik ben nu bezig met alles te laten vallen voor ons’. [verdachte] antwoordt: ‘Alles? Je kan niet eens je tel afstaan’ en ‘Gaat ie [het hof begrijpt: [medeverdachte 1] ] je toekomst fixxen’. Als [slachtoffer 2] appt dat ze niet kan wachten totdat ze haar bankpas heeft en dat ze dan de werktelefoon gaat regelen, dat ze waarschijnlijk zaterdag ongesteld wordt en dan geen seks kan hebben, appt [verdachte] om 20.28 uur: ‘Als t vandaag niet word geregeld dan trekt ie [het hof begrijpt: [medeverdachte 1] ] z’n handen er van af, zijn kinder dingen dit’. Om 20.32 uur appt [slachtoffer 2] aan [verdachte] : ‘nee maar sorry hoor je kan toch ook wel begrijpen. Ik ga al in [plaats 2] blijven en vervolgens na een maand verhuizen naar [plaats 1] . Ik verwijder me social media. Ik ga er 100% voor ik twijfel zeker niet’ en om 20.26 uur: ‘Het is niet niks wat jullie me vragen’.
Tijdens dit gesprek met [slachtoffer 2] stuurt [verdachte] om 19.21 uur een spraakbericht naar [medeverdachte 1] , inhoudende:
‘He bro, je weet toch, kan gewoon mijn mening geven. Je weet toch wat ik denk. Ik denk, het toch beter is als je [slachtoffer 1] gewoon [plaats 2] pleurt, tenzij ze opeens nu, je weet toch, topper draait maar, en waarom, je weet toch, broer als, als deze nieuwe gewoon hier in [plaats 1] kan draaien dan kan ze alsnog die huur een beetje daar fixen, begrijp je wat ik bedoel. Kan ze het alsnog regelen. Dit lijkt mij beter he. Ik weet niet he, ik denk er net over na, je weet toch. Alsnog, als ze nou daar is of hier is dat maakt niet uit werk is werk, begrijp je beter gewoon [plaats 1] . Paf draait ze, kan ze die huur van burru regelen ook een beetje. Wat [slachtoffer 1] , je weet toch ook paf samen en dan je weet toch, gaat makkelijker. Dat is wat ik denk he. Nou je moet even zelf zeggen gewoon, wat jij denkt’.
Hierna en ook in de tussentijd appt [medeverdachte 1] aan [verdachte] vanaf 19.22 uur: ‘Sturen haar [plaats 2] met [getuige 3] , [plaats 1] is heet beetje, maar daarom moet die snol wel meeten straks’, waarop [verdachte] reageert: ‘Jaa komt goed half 10 he’. Om 20.30 uur appt [verdachte] aan [medeverdachte 1] : ‘Ze maakt me mad, Kk hoer, ik heb gezegd dat als t zo gaat jij je handen er af trekt, je bent niet op kinderdingetjes’
Om 21.21 uur belt [slachtoffer 2] [medeverdachte 1] en zegt: ‘ik moest je moet spoed bellen. Kan ik jou over 10 minuutjes even bellen?’, waarop [medeverdachte 1] zegt: ‘ja, maar waar ben je nu? Ik ben in west’, waarop [slachtoffer 2] antwoordt: ‘ [plaats 4] ’. [medeverdachte 1] reageert: ‘Okee, maar wat is de planning dan schat. Ik ben nu hier he?’. [slachtoffer 2] reageert dat ze nog even bij haar moeder is en afwacht wat er allemaal gebeurt en vraagt of [medeverdachte 1] [verdachte] heeft gesproken, waarop [medeverdachte 1] zegt: ‘Nee, niet echt, wat dan? Ja hij zei me wel dingen over die telefoon. Dat je een beetje moeilijk deed ofzo?’ en ‘Ja, hij was heel boos, maar ik word niet snel boos, maar ik rij nu wel vanuit [plaats 3] voor Jan lul speciaal voor jou…’
Op 6 april 2018 appt [verdachte] aan [slachtoffer 2] : ‘Augustus moet ik 19 ruggen [het hof begrijpt: € 19.000,00] hebben om [land] te regelen, ik heb er echt weinig tot geen vertrouwen in als ik eerlijk moet zijn, ik weet 1000% dat die tel vandaag niet gefixt is’. [slachtoffer 2] appt dat ze wil doen wat ze kan en het voor hem wil doen maar nu in een vervelende periode met haar moeder zit. Verder appt ze: ‘ik wil een toekomst met jou ik wil dit allemaal meer dan graag zelfs. Maar ik wil ook er zijn voor me broertjes en zusjes, m’n moeder kunnen zien zolang nog mogelijk is’ en ‘je wilt dat ik al die dingen ga regelen en ga lopen naaien zodat die 19 ruggen in augustus dr zijn’.
Op 7 april 2018 vraagt [verdachte] of [slachtoffer 2] haar telefoon al heeft geregeld en reageert zij dat zij haar pas al binnen heeft.
Op 8 april 2018 vraagt [slachtoffer 2] aan [verdachte] of ze aankomende dinsdag de telefoon gaan regelen. [verdachte] vraagt: ‘Dus we gaan t doorzetten?’ waarop [slachtoffer 2] bevestigend reageert.
Uit een WhatsAppgesprek van 12 april 2018 blijkt dat [slachtoffer 2] online een telefoon heeft besteld.
Op 13 april 2018 appt [slachtoffer 2] aan [verdachte] : ‘Ga je mee vandaag naar daar’, waarop [verdachte] reageert dat hij haar brengt maar niet blijft. [slachtoffer 2] reageert: ‘Ik ben wel een beetje zenuwachtig man’ en ‘Oh kan je [medeverdachte 1] [het hof begrijpt: [medeverdachte 1] ] vragen of ik moet zoenen’.
Op 16 april 2018 appt [slachtoffer 2] aan [verdachte] : ‘Ik weet niet of ik dit kan, ik blijf herinnert aan jou en noe heel de dag vraag je al een tijdje me te komen opzoeken. Gebeurt steeds niet maar daar kan je wel gaan snap je niet man, duurt wel erg lang afsluiten met haar, heb ook echt niet het idee dat dat gebeurt, aangezien ze helemaal in love met je is’.
Op donderdag 19 april 2018 appt [verdachte] aan [slachtoffer 2] : ‘hoe gaan we doen met werk?’, waarop [slachtoffer 2] reageert: ‘Gaat het werk nog door? [medeverdachte 1] is er toch niet’. [verdachte] reageert: ‘Dat maakt niet uit, ik ben er toch’ en ‘ik vraag je alleen of je vandaar die spa kan halen, dan gaan we morgen of overmorgen [plaats 2] al’, waarop [slachtoffer 2] reageert: ‘Overmorgen als het kan’. Later die dag appt [slachtoffer 2] aan [verdachte] : ‘Gaan we zaterdag nog naar [plaats 2] ’, waarop [verdachte] ‘Jaa’ antwoordt. [slachtoffer 2] vraagt: ‘Blijf je, is me eerste dag zou het fijn vinden als je blijft’.
Op (zaterdag) 21 april 2018 appt [verdachte] aan [slachtoffer 2] : ‘Uhm ik was vergeten dat alleen [medeverdachte 1] vrouwtje fie pikkas had’ en vraag of ze zelf foto’s kan maken ‘en je mond vol spuiten maja, ik ben geil ook’. Als [slachtoffer 2] hem appt dat ze hem wil zien reageert hij: ‘Maak jij goeie foto’s dan kan ik alles rond maken, daarna kan ik je wel ff komen checken’. [verdachte] appt: ‘Gezicht word zoizo goed bedekt daar zorg ik voor’ en ‘Stuur me 10 dan kies ik de beste uit ja’. Als [slachtoffer 2] appt dat ze nog even gaat liggen, omdat zij zich ziek voelt, reageert [verdachte] : ‘Schat komop, ff doorbijten toch’, waarop [slachtoffer 2] zegt dat ze aan het overgeven is en dat zij echt niet zomaar op haar telefoon zit. [verdachte] reageert: ‘Oke geen probleem, maar dan meeten we andere dag ja want word ook laat anders’ en ‘als je me vandaag ook teleursteld ga ik t laten voor wat t is oke dan weet je dat’.
Op 24 april 2018 appt [slachtoffer 2] aan [verdachte] : ‘Het voelt alsof ik hier alleen goed ben voor het geld’ en ook dat het haar irriteert dat ‘noe’ er nog is en ‘Ik wil al die dingen voor je doen maar krijg er niks voor terug, het enige wat ik wil is dat noe daar niet meer is en dat is ze wel’. [verdachte] reageert: ‘Snap ik maar ik heb al uitgeled dat t avontuur in [land] zou beginnen ging je ook akkoord mee dus is niet mijn fout maar je denkt toch niet dat ik der ga laten voor al dit gebluf want vanaf jou kant is er nog helemaal niks gekomen terwijl ik wel druk bezig ben geweest om dingen te regelen’.
Op 28 april 2018 appt [slachtoffer 2] aan [verdachte] : ‘Focus je gwoon op noe verwijder me nummer ook of blokkeer me desnoods’ en ‘Want we weten allebei dat dit gewoon een show was, en ik niet me je mee zou gaan naar [land] ’. [verdachte] reageert: ‘Kijk wij zouden samen knallen en daar iets beginnen wat denk je als ik gevoelens voor je krijg dat ik t prima vind met werk enzo??’ en ‘Daarom zei ik, focus hier, genieten daar’. [slachtoffer 2] reageert: ‘Ja maar dat betekemt dat ik niet meer ben dan iemand die loopt te naaien voor jou zodat je naar [land] kan gaan’ en ‘En daar is het fout gegaan want ik kreeg die gevoelens wel voor jou’. Ze appt ook: ‘Zelfs nadat ik de eerste keer te horen kreeg dat je iets met noe had zelfs toen dacht ik nog van ik ga dr 100% voor’ en uiteindelijk ‘zodra je bereid bent noe te laten mag jr bij me terugkomen’.
Uit het voorgaande blijkt dat [verdachte] aan [slachtoffer 2] in strijd met de waarheid heeft voorgehouden dat zij samen een toekomst hadden en naar [land] zouden gaan. Zij zouden daar samen gaan genieten en iets opbouwen. Er moest een bedrag van € 19.000,00 geregeld worden. [slachtoffer 2] zou als prostituee gaan werken om het geld voor hun gezamenlijke toekomst te verdienen. Zij geloofde – aanvankelijk – in die gezamenlijke toekomst en had gevoelens voor [verdachte] ontwikkeld. Uit de vastgestelde feiten en omstandigheden blijkt echter dat [verdachte] nooit het plan had om een gezamenlijke toekomst met haar op te bouwen, maar geld aan haar wilde verdienen. Tekenend is dat [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] bericht dat [verdachte] een ‘nieuwe kip’ heeft en dat er foto’s moeten worden gemaakt. [verdachte] had al een vriendin en [medeverdachte 1] en [verdachte] maken zich zorgen dat [slachtoffer 2] daar achter is gekomen en bespreken dat voorkomen moet worden dat zij met mensen gaat praten die zij niet kennen, haar Snapchatwachtwoord, telefoon en alles moet per direct worden afgepakt.
Als [slachtoffer 2] aan [verdachte] laat weten dat haar moeder, die kanker heeft, na een operatie nog steeds niet wakker is geworden, informeert [verdachte] twee minuten daarna of zij haar bankpas al heeft en voert hij de druk op [slachtoffer 2] op om haar eigen telefoon af te staan en een werktelefoon te regelen. Als [slachtoffer 2] aan [verdachte] laat weten dat zij in het ziekenhuis bij haar moeder is, blijft hij doorgaan met druk zetten en geeft hierbij aan dat [medeverdachte 1] boos wordt. Tegelijkertijd onderhoudt [verdachte] contact met [medeverdachte 1] , adviseert hem om [slachtoffer 1] in [plaats 2] ‘te pleuren’ zodat ‘deze’ in [plaats 1] kan beginnen en daar aan de huur kan meebetalen en vertelt aan [medeverdachte 1] hoe hij [slachtoffer 2] onder druk zet, namelijk door tegen haar te zeggen dat [medeverdachte 1] zijn handen ervan aftrekt als het zo gaat. [verdachte] is boos op [slachtoffer 2] , die haar telefoon niet wil afgegeven om bereikbaar te zijn voor haar familie, en vindt dat zij moeilijk doet. [medeverdachte 1] , die [slachtoffer 2] die dag wilde ontmoeten, zegt tegen haar, als blijkt dat ze nog in [plaats 4] en niet in [plaats 5] is in strijd met de waarheid dat hij speciaal voor haar uit [plaats 3] is gekomen. De leugen dat [medeverdachte 1] speciaal voor [slachtoffer 2] uit [plaats 3] zou komen, had [verdachte] ook al aan haar verteld.
Nadat [medeverdachte 1] heeft besloten dat [slachtoffer 2] naar [plaats 2] gaat, gaat [verdachte] met haar daar naartoe. Als [slachtoffer 2] in [plaats 2] zit, vraagt [verdachte] haar om geile foto’s van zichzelf te maken, nu eerder van haar gemaakte foto’s op het toestel van [medeverdachte 2] staan, hij kan dan alles in orde maken. Als [slachtoffer 2] zegt dat zij zich ziek voelt, zegt [verdachte] dat ze even moet doorbijten en dat hij ermee ophoudt als zij hem vandaag weer teleurstelt. Ondanks haar verzoek en ondanks dat zij zich ziek voelt, komt hij niet langs.
In latere berichten is te lezen dat [slachtoffer 2] zich beklaagt dat [verdachte] haar niet komt opzoeken, dat ze alles voor hem wil doen maar er niets voor terugkrijgt en dat het haar dwars zit dat hij bij zijn vriendin blijft. Zij begint te twijfelen aan zijn intenties. [verdachte] blijft de leugen echter volhouden: hier ‘samen knallen’ en in [land] gaan ze samen iets opbouwen en genieten. [slachtoffer 2] gelooft er echter niet meer in, nu [verdachte] bij zijn vriendin blijft. Evenwel zijn haar gevoelens voor [verdachte] nog steeds dusdanig dat ze zegt dat als hij zijn vriendin laat gaan, hij bij haar mag terugkomen.
Middelen
Het hof is van oordeel dat [verdachte] gebruik heeft gemaakt van de middelen misleiding en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht. [verdachte] heeft [slachtoffer 2] in strijd met de waarheid voorgehouden dat zij een gezamenlijke toekomst hadden. [slachtoffer 2] geloofde hier in, zelfs toen zij erachter kwam dat [verdachte] een vriendin had, en wilde er ‘100% voor gaan’. Verder was [verdachte] degene die de aanzienlijk oudere (toen 33 jaar) [medeverdachte 1] kende, met wie hij haar in contact bracht in verband met prostitutiewerkzaamheden. [medeverdachte 1] zou ‘haar toekomst fixen’. [verdachte] zette haar samen met [medeverdachte 1] onder druk, dit alles terwijl haar moeder op dat moment ernstig ziek was,
hetgeen [verdachte] wist.
Oogmerk van uitbuiting
Het gebruik van de genoemde middelen ten behoeve van seksuele dienstverlening levert omstandigheden op waaronder het oogmerk van uitbuiting kan worden verondersteld. Het hof betrekt hierbij verder dat [slachtoffer 2] een bedrag van € 19.000,00 zou moeten verdienen in verband met een door [verdachte] gefingeerde gezamenlijke toekomst in [land] , dat [verdachte] aangeeft dat als ‘deze’ ( [slachtoffer 2] ) in de woning in [plaats 1] ‘gaat draaien’ ze de huur kan gaan betalen en dat [slachtoffer 1] dan in [plaats 2] kan worden ‘gepleurt’ en dat [slachtoffer 2] haar telefoon moest afstaan en al haar sociale media moest verwijderen. Evident was er geen sprake van dat [slachtoffer 2] zou gaan werken onder omstandigheden waarin de gemiddelde mondige prostituee in Nederland verkeert, die zelf bepaalt voor wie, waar, wanneer, met wie en onder welke omstandigheden zij werkt
Gedragingen
Sub 1°
[verdachte] heeft [slachtoffer 2] met genoemde middelen geworven.
Sub 4°
[verdachte] heeft met genoemde middelen [slachtoffer 2] bewogen om zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden. [medeverdachte 2] heeft foto’s in lingerie van haar gemaakt, [slachtoffer 2] heeft ten behoeve van het werk een bankpas en een telefoon geregeld en zij is in verband met prostitutiewerk gaan verblijven in [plaats 2] . Ook heeft [verdachte] [slachtoffer 2] aangezet meer foto’s van zichzelf te maken zodat hij die kon gebruiken in het kader van het regelen van de prostitutiewerkzaamheden. [medeverdachte 1] heeft ook verklaard dat zij zou gaan werken als prostituee.
Medeplegen
Het hof is van oordeel dat [verdachte] de feiten in een nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 1] heeft gepleegd. [medeverdachte 1] meldt aan [medeverdachte 2] dat [verdachte] ‘een nieuwe kip’ heeft en dat er foto’s moeten worden gemaakt. Kennelijk had [verdachte] [medeverdachte 1] over [slachtoffer 2] verteld. [verdachte] onderhoudt nauw contact met [medeverdachte 1] over [slachtoffer 2] , zet haar samen met hem onder druk, hetgeen [medeverdachte 1] bevestigd en daarmee versterkt in een rechtstreeks gesprek met [slachtoffer 2] . [medeverdachte 1] en [verdachte] bespreken gezamenlijk waar [slachtoffer 2] gaat worden geplaatst.
Verweer vrijspraak in verband met kwetsbaarheid [verdachte]
Het verweer van de raadsman dat [verdachte] dient te worden vrijgesproken omdat – kort weergegeven – hij ten tijde van de feiten 18 jaar oud was (ten tijde van het werven van [slachtoffer 2] was de verdachte 19 jaar oud), een moeilijke jeugd heeft gehad en opkeek tegen [medeverdachte 1] , wordt verworpen, reeds omdat de genoemde omstandigheden niet redengevend kunnen zijn voor een vrijspraak en verder gelet op hetgeen hiervoor over de rol van [verdachte] is overwogen. Het hof zal verder bij de strafoplegging ingaan op de door de raadsman aangevoerde omstandigheden.
Conclusie
Het medeplegen van het onder 2 tenlastegelegde, meer specifiek sub 1° en sub 4°, is wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.

hij in de periode van 1 januari 2017 tot en met 1 juli 2017 te [plaats 1] , gemeente Haarlemmermeer, en elders in Nederland, [slachtoffer 1] , door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht,
1) heeft geworven met het oogmerk van uitbuiting en
2) heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard en
3) heeft bewogen hem te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van [slachtoffer 1] met of voor een derde tegen betaling;

2.

hij in de periode van 28 maart 2018 tot en met 24 april 2018 te [plaats 1] , in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 2] , door misleiding en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
1) heeft geworven met het oogmerk van uitbuiting en
2) heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de in de bijlage bij dit arrest opgenomen bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mensenhandel, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
mensenhandel, terwijl de in artikel 273f, eerste lid onder 1° en 4° van het Wetboek van Strafrecht omschreven feiten worden gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straffen
De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van het voorarrest.
De raadsman heeft verzocht bij oplegging van een straf rekening te houden met de persoon van de verdachte. Hij heeft gewezen op de jonge leeftijd van de verdachte ten tijde van de feiten, zijn moeilijke jeugd, zijn kwetsbaarheid, het feit dat hij erg opkeek tegen [medeverdachte 1] en de omstandigheid dat de verdachte sinds kort over een eigen huurwoning beschikt.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het werven voor de prostitutie met het oogmerk van uitbuiting van twee vrouwen van 18 jaar oud. Hij heeft een van hen misleid en bij beide slachtoffers misbruik gemaakt van het uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht. Het ene slachtoffer was smoorverliefd op hem en bereid om alles voor hem te doen. Ze had schulden en kon niet thuis wonen. Het andere slachtoffer heeft de verdachte tezamen met zijn medeverdachte onder druk gezet. Ook zij had gevoelens voor hem en hij wist dat. Het is stuitend om in het dossier te lezen hoe dit slachtoffer door de verdachten, terwijl zij bij haar ernstig zieke moeder in het ziekenhuis verblijft, onder druk wordt gezet om toch vooral zo snel mogelijk een bankpas te regelen, haar telefoon af te staan en een werktelefoon te regelen. De druk vanuit de kant van de verdachte blijft ook daarna doorgaan. Verder is stuitend om te lezen hoe de verdachte en zijn medeverdachte bespreken dat het slachtoffer erachter is gekomen dat de verdachte al een vriendin heeft en daarover met mensen wil praten. Ze bespreken dat alles van haar moet worden afgepakt (‘per direct, Snap ww pakken, alles’) teneinde te voorkomen dat zij contact met de buitenwereld heeft. Tekenend is dat de verdachte tegen de medeverdachte zegt dat ‘deze’ in [plaats 1] kan draaien zodat ze daar de huur kan betalen. De door de verdachte aangewende middelen hebben ertoe geleid dat het slachtoffers zich beschikbaar hebben gesteld voor prostitutie. Bij het eerste slachtoffer heeft de verdachte op haar zak geteerd. Desondanks heeft zij ook verklaard dat zij niet vindt dat de verdachte echt iets heeft gedaan. Wat betreft het andere slachtoffer geldt dat het niet aan de verdachte is te danken dat zij zich maar kortdurend beschikbaar heeft gesteld voor prostitutie. Het is het slachtoffer dat niet kan verkroppen dat de verdachte bij zijn vriendin blijft en ze vanwege de manier waarop hij haar behandelt niet meer gelooft in een gezamenlijke toekomst. Zij geeft wel nog aan dat de verdachte bij haar terug kan komen zodra hij weggaat bij zijn vriendin. Het is illustratief voor de mate van misleiding en misbruik dat de twee slachtoffers de kwalijke rol van de verdachte niet of nauwelijks lijken in te zien.
De verdachte heeft zich bij dit alles puur door financieel gewin laten leiden. Het tweede slachtoffer was ‘een nieuwe kip’.
Door te handelen als bewezenverklaard heeft de verdachte op indringende wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers en voorts op de vrijheid die zij zou moeten hebben om hun eigen leven vorm te geven. De verdachte heeft de belangen van de slachtoffers bij het behoud van hun waardigheid en recht op zelfbeschikking volledig ondergeschikt gemaakt aan zijn zucht naar financieel gewin. Daarnaast heeft de verdachte er op geen enkele wijze blijk van gegeven zich bewust te zijn van de ernst van zijn gedragingen en de gevolgen daarvan. Bij de politie en ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte verklaard dat hij er niets mee te maken heeft. Op de terechtzittingen van het hof is hij niet verschenen. Het hof ziet in de door zijn raadsman gestelde omstandigheden dat de verdachte een moeilijke jeugd heeft gehad, onder invloed van de medeverdachte zou hebben gestaan en thans een eigen huurwoning heeft, geen grond voor strafmatiging.
De ervaring leert dat slachtoffers van mensenhandel hier gedurende lange tijd nog psychische en emotionele schade van kunnen ondervinden.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 31 december 2024 is hij niet eerder veroordeeld en is hij na het plegen van het onderhavige feit veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor twee gekwalificeerde diefstallen (waarvan een met geweld) en vuurwapenbezit. Verder bevat het uittreksel strafbeschikkingen en veroordelingen door de kantonrechter voor verkeersfeiten in de periode tussen 2019 en 2023 en staat er nog een dergelijke zaak open. Het hof dient rekening te houden met het bepaalde in artikel 63 Sr.
Het hof houdt voorts rekening met de straffen die in vergelijkbare gevallen van seksuele uitbuiting worden opgelegd, zoals die blijken uit de daarop van toepassing zijnde oriëntatiepunten van het LOVS. In strafvermeerderende zin houdt het hof rekening met het feit dat er in het onderhavige geval sprake is van misleiding door een liefdesrelatie, meerdere slachtoffers en dat er in een geval sprake is van medeplegen.
Naar het oordeel van het hof is, gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend. De omstandigheid dat het feiten van langer geleden zijn, doet hier niet aan af.
Vervolgens staat het hof stil bij de vraag of de behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is in eerste aanleg met de inverzekeringstelling van de verdachte aangevangen op 19 juni 2018 (heenzending 22 juni 2018) en het vonnis is gewezen op 24 december 2021. Aldus is de te hanteren redelijke termijn van twee jaar met een jaar en ruim 6 maanden overschreden. Het hoger beroep is namens de verdachte op 27 december 2021 ingesteld, terwijl het hof heden arrest wijst. Dit betekent dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden met iets meer dan 13 maanden.
Het hof acht, gelet op genoemde overschrijdingen van de redelijke termijn die niet aan de verdachte zijn toe te rekenen, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv, aan de orde is.
Verbeurdverklaring
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde is begaan en voorbereid met betrekking tot de onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven telefoon van het merk Samsung. Deze behoort de verdachte toe. Het zal daarom worden verbeurd verklaard.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 57, 63 en 273f (oud) Sr.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraken ter zake van het onder 1 tenlastegelegde medeplegen van mensenhandel – als bedoeld in artikel 273f, eerste lid, aanhef en sub 6º, Sr (oud) – en het onder 2 tenlastegelegde medeplegen van mensenhandel – als bedoeld in artikel 273f, eerste lid, aanhef en sub 6º en sub 9º, Sr (oud).
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover inhoudelijk nog aan de orde, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1
STK Telefoontoestel kl: goud; Samsung S8.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C. Fetter, mr. R. van der Heijden en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
31 januari 2025.
[…]

Voetnoten

1.Voor wat betreft de vanaf hier genoemde WhatsAppcommunicatie tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] en tussen [verdachte] en [slachtoffer 2] verwijst het hof als bewijsmiddel naar een geschrift, te weten de bijlagen bij het proces-verbaal WhatsApp toestel [verdachte] van 26 juni 2018, doorgenummerde pagina’s J442 tot en met J495, meer specifiek doorgenummerde pagina’s J442 tot en met J444, J447, J448, J452 tot en met J456, J461, J462, J464, J466, J470 tot en met J472, J478, J482, J484 tot en met J488, J490 tot en met J492, en J495. Dit geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° van het Wetboek van Strafvordering is slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen ten aanzien van dit feit, die zich bevinden in de bijlage bij dit arrest.