ECLI:NL:GHAMS:2025:2528

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 september 2025
Publicatiedatum
23 september 2025
Zaaknummer
23-001287-25
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis kantonrechter inzake rijden zonder rijbewijs door jeugdige verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2008, was aangeklaagd voor het rijden zonder rijbewijs op 21 oktober 2024 te Amsterdam. De kantonrechter had eerder een werkstraf van zestien uren opgelegd, waarvan acht uren voorwaardelijk. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep dezelfde straf gevorderd, terwijl de raadsvrouw een geheel voorwaardelijke geldboete en taakstraf heeft verzocht. Het hof heeft de zaak onderzocht tijdens de zitting op 4 september 2025 en heeft de vordering van de advocaat-generaal gevolgd. Het hof oordeelde dat de verdachte de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht door zonder rijbewijs te rijden en dat hij geen lering heeft getrokken uit eerdere veroordelingen. Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden, en heeft de eerdere straf van de kantonrechter bevestigd, met een deels voorwaardelijke werkstraf. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het bewezenverklaarde als strafbaar is gekwalificeerd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001287-25
datum uitspraak: 18 september 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 16 mei 2025 in de strafzaak onder parketnummer 96-355783-24 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2008,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 september 2025.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 21 oktober 2024 te Amsterdam, als bestuurder van een motorrijtuig (snorfiets) heeft gereden op de weg, de Jan Van Galenstraat, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 oktober 2024 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig (snorfiets) heeft gereden op de weg, de Jan Van Galenstraat, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De kantonrechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een werkstraf van zestien uren subsidiair acht dagen jeugddetentie, waarvan acht uren subsidiair vier dagen jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de kantonrechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep primair verzocht een geheel voorwaardelijke geldboete en subsidiair een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft op 21 oktober 2024 met een bromfiets op de openbare weg gereden zonder in het bezit te zijn van een rijbewijs. Daarmee heeft hij de verkeersveiligheid van zichzelf en van andere weggebruikers in gevaar gebracht. Bovendien is de verdachte, als hij deelneemt aan het gemotoriseerd verkeer zonder dat hij een rijbewijs heeft, niet verzekerd.
Uit het strafblad van de verdachte van 25 augustus 2025 volgt dat hij op 1 juli 2024 een strafbeschikking heeft gekregen voor een soortgelijk feit. Nog geen vier maanden later is de verdachte opnieuw in aanraking gekomen met politie en justitie vanwege het rijden zonder rijbewijs. De verdachte heeft uit de eerdere veroordeling en strafoplegging kennelijk geen lering getrokken, hetgeen het hof in het nadeel van de verdachte weegt.
Gelet op het voorgaande en gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd, ziet het hof geen aanleiding om af te wijken van de straf zoals die door de kantonrechter in eerste aanleg is opgelegd. Een geheel voorwaardelijke straf zoals door de raadsvrouw is verzocht legt naar het oordeel van het hof onvoldoende gewicht in de schaal om strafbaar gedrag in de toekomst te voorkomen.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke werkstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y en 77z van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 107 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
16 (zestien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
8 (acht) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot
8 (acht)uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
4 (vier) dagen jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.A. Boon, mr. M.T.C. de Vries en mr. N.R.A. Meerbeek, in tegenwoordigheid van mr. C.E. Dongelmans, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 september 2025.
De oudste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.