ECLI:NL:GHAMS:2025:2527

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 september 2025
Publicatiedatum
23 september 2025
Zaaknummer
23-000832-25
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake drugsdelicten met cocaïne en MDMA door minderjarige verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2006, was aangeklaagd voor het aanwezig hebben van cocaïne en MDMA, alsook voor de verkoop en verstrekking van cocaïne. De tenlastelegging omvatte verschillende hoeveelheden cocaïne en MDMA, die onder de Opiumwet vallen. Het hof heeft de zaak behandeld na een onderzoek ter terechtzitting op 4 september 2025, waarbij de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte hun standpunten hebben gepresenteerd.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 december 2024 en 12 maart 2025 in Amsterdam opzettelijk cocaïne heeft aanwezig gehad en verkocht. De politierechter had eerder een jeugddetentie van zes weken opgelegd, waarvan vier weken voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. In hoger beroep heeft het hof de straf heroverwogen en besloten dat de eerder opgelegde straf passend is, gezien de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke delicten. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie van zes weken, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder meldplicht en deelname aan onderwijs.

Daarnaast heeft het hof beslissingen genomen over het beslag, waarbij een geldbedrag van €60,00 verbeurd is verklaard en andere in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte zijn teruggegeven. Het hof heeft de veroordeling van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het bewezenverklaarde is vastgesteld en de verdachte is vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting, waarbij de voorzitter niet in staat was om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000832-25
datum uitspraak: 18 september 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 maart 2025 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-396760-24 (hierna: zaak A) en 13-077913-25 (hierna: zaak B) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2006,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 september 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak A:
hij op of omstreeks 14 december 2024 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 3,86 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ongeveer 5,67 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ongeveer 1,64 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal, bevattende cocaïne en/of
- ongeveer 5 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal, bevattende MDMA,
zijnde cocaïne en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Zaak B:hij op of omstreeks 12 maart 2025 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1,43 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A en zaak B tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:hij op 14 december 2024 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 3,86 gram cocaïne en
- ongeveer 5,67 gram cocaïne en
- ongeveer 1,64 gram cocaïne en
- ongeveer 5 tabletten MDMA.
Zaak B:
hij op 12 maart 2025 te Amsterdam opzettelijk heeft verkocht en verstrekt 0,77 gram cocaïne.
Hetgeen in zaak A en zaak B meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A en zaak B bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak A bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in de zaak B bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in zaak A en zaak B bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A en zaak B bewezenverklaarde veroordeeld tot een jeugddetentie van zes weken, waarvan vier weken voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijke strafdeel heeft de politierechter een viertal bijzondere voorwaarden gekoppeld.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft op 14 december 2024 te Amsterdam een sok bij zich gehad waarin meerdere wikkels cocaïne en MDMA zaten. Op 12 maart 2025 heeft de verdachte in het centrum van Amsterdam op straat cocaïne verkocht en verstrekt aan een ander. De verspreiding van harddrugs – en als afgeleide: het gebruik daarvan – vormt een bedreiging voor de volksgezondheid. Tevens brengt het onrust in de samenleving met zich mee en leidt het veelal – direct en indirect – tot diverse vormen van criminaliteit, waaronder ook zware drugscriminaliteit die de samenleving in ernstige mate ondermijnt. Met zijn handelen heeft de verdachte hieraan een bijdrage geleverd.
Uit het strafblad van de verdachte van 25 augustus 2025 volgt dat hij eerder voor een soortgelijk strafbaar feit, te weten de handel in harddrugs op 31 juli 2024, onherroepelijk is veroordeeld. Viereneenhalve maand later is de verdachte aangehouden met een sok met meerdere wikkels cocaïne en MDMA (het in zaak A bewezenverklaarde). Vervolgens heeft hij zich drie maanden later tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis in die zaak - en nadat hij op 28 januari 2025 overigens veroordeeld werd voor het voorhanden hebben van harddrugs op 31 juli 2024 - schuldig gemaakt aan het verkopen en verstrekken van cocaïne (het in zaak B bewezenverklaarde). Het voorgaande weegt het hof in het nadeel van de verdachte.
Gelet hierop en gelet op wat rechters in soortgelijke gevallen aan straf opleggen, vindt het hof de door de raadsman verzochte oplegging van een geheel voorwaardelijke werkstraf niet in de rede liggen. Het hof acht de deels voorwaardelijke jeugddetentie, zoals die is opgelegd door de politierechter in eerste aanleg, dan ook passend en geboden. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij baat heeft bij de lopende bijzondere voorwaarden en dat hij zich hieraan wil houden. Hierin ziet het hof aanleiding om aan het voorwaardelijk strafdeel opnieuw de bijzondere voorwaarden te verbinden, zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.

Beslag

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd ten aanzien van het beslag dezelfde beslissingen te nemen zoals de politierechter dat heeft gedaan.
Het hof overweegt als volgt.
Teruggave aan de verdachte
Van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 70,00 kan niet worden vastgesteld dat deze geheel of grotendeels is verkregen door middel van of uit de baten van het in zaak B bewezenverklaarde, noch dat het in zaak B bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot het geldbedrag. Daarmee is het geldbedrag niet vatbaar voor verbeurdverklaring en is het hof van oordeel dat dit aan de verdachte moet worden teruggegeven.
Het hof zal ook de teruggave aan de verdachte gelasten van de inbeslaggenomen scooter, nu het belang van strafvordering zich hier niet tegen verzet.
Verbeurdverklaren
Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 60,00 is volgens de koper van de cocaïne aan verdachte betaald in zaak B. Het zal worden verbeurd verklaard aangezien het geheel of grotendeels door middel van het in zaak B tenlastegelegde en bewezenverklaarde is verkregen.
Onttrekking aan het verkeer
Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven verdovende middel cocaïne, is bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte in zaak B begane feit aangetroffen. Het behoort aan de verdachte toe en kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten dan wel tot belemmering van de opsporing daarvan. Het zal worden onttrokken aan het verkeer aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z en 77aa van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A en zaak B tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak A en zaak B bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
6 (zes) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
4 (vier) weken,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dat noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht
dat de verdachte zich meldt wanneer hij hiertoe wordt uitgenodigd bij Reclassering Nederland op het adres [adres 2] . De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Volgen van onderwijs
dat de verdachte vanaf september 2025 de opleiding [opleiding] , of een andere passende opleiding, volgt totdat hij deze positief heeft afgerond.
Dagbesteding
dat de verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk met een vaste structuur.
Meewerken aan schuldhulpverlening
dat de verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van
afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden, onder andere door het overleggen van loonstroken en bankafschriften.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarde(n) en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 60,00 EUR Geld (PL1300-2025059980-6630181);
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 1 STK Verdovende Middelen (PL 1300-2025059980-6630174);
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 STK Scooter (PL 1300-2025059980-6584801);
- 70,00 EUR Geld (PL 1300-2025059980-6630181).
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de straf.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.T.C. de Vries, mr. R.A. Boon en mr. N.R.A. Meerbeek, in tegenwoordigheid van mr. C.E. Dongelmans, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 september 2025.
De voorzitter is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.