ECLI:NL:GHAMS:2025:252

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2025
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
23-000031-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en kinderporno: seksuele uitbuiting van kwetsbare vrouwen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1984, werd beschuldigd van mensenhandel in vereniging, waarbij hij samen met een medeverdachte drie jonge kwetsbare vrouwen heeft uitgebuit door middel van dwang, misleiding en misbruik van hun kwetsbare positie. De vrouwen, die in de prostitutie werkten, werden onder druk gezet om hun verdiensten af te staan aan de verdachte en zijn medeverdachte. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van het vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno, door seksinstructiefilmpjes op te nemen van een prostituee met twee minderjarige jongens. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf van 36 maanden op, met aftrek van het voorarrest. Tevens werden vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding voor de geleden materiële en immateriële schade. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte op laakbare wijze misbruik hadden gemaakt van het vertrouwen van de slachtoffers.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000031-22
datum uitspraak: 31 januari 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 24 december 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-870177-18 tegen
[verdachte],
geboren te [plaats 2] op [geboortedatum 1] 1984,
[adres 1]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
9 september 2022, 20 september 2022, 14 januari 2025, 16 januari 2025 en 17 januari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte, de raadsman en de advocaten van de benadeelde partijen naar voren hebben gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 15 juli 2017 tot en met 30 september 2017 te [plaats 3] , gemeente Haarlemmermeer, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, genaamd [benadeelde 1] , (telkens) met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang en/of een andere feitelijkheid en/of of door dreiging met een andere feitelijkheid en/of door misleiding, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
1) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting (artikel 273f lid 1 sub 1), en/of
2) heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard), dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [benadeelde 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) (artikel 273f lid 1 sub 4), en/of
3) heeft gedwongen of bewogen hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die [benadeelde 1] met of voor een derde tegen betaling (artikel 273f lid 1 sub 9),
en/of
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [benadeelde 1] , door het verdiende (contante) geld in te nemen en/of te houden (artikel 273 f lid 1 sub 6),
waarbij die andere feitelijkheid en/of die dreiging met een andere feitelijkheid heeft/hebben bestaan uit:
- het onder controle houden van die [benadeelde 1] (onder andere door het plaatsen van een of meer camera('s) in de woning waarin die [benadeelde 1] verbleef en/of het via die camera('s) (toe)zicht houden op die [benadeelde 1] en/of op het door die [benadeelde 1] verrichte prostitutiewerkzaamheden, en/of via een open telefoonverbinding mee te luisteren bij de prostitutiewerkzaamheden van die [benadeelde 1] ), waardoor het voor die [benadeelde 1] werd bemoeilijkt zich aan die controle en/of die prostitutiewerkzaamheden te onttrekken;
en/of waarbij voornoemde (onder 2) "enige handeling" heeft bestaan uit:
- het laten verblijven van die [benadeelde 1] in een woning waarover hij, verdachte en/of zijn mededader(s) de vrije beschikking had(den) (aan de [adres 2] ) en/of het ter beschikking stellen van die woning als werkplek (voor prostitutiewerkzaamheden van die [benadeelde 1] );
- het maken van foto's voor advertenties op één of meer website(s) waarin die [benadeelde 1] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden;
- het aanmaken en/of onderhouden (waaronder begrepen het "omhoog plaatsen") van één of meer advertenties op één of meer website(s) waarin die [benadeelde 1] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden;
- het geven van uitleg en/of instructie aan die [benadeelde 1] met betrekking tot de door die [benadeelde 1] te verrichten prostitutiewerkzaamheden;
- het onderhouden van contacten met en/of het maken van afspraken met (potentiële)(prostitutie)klant(en) voor die [benadeelde 1] en/of het maken van afspraken met die (potentiële) klant(en) over de aard van de prostitutiewerkzaamheden en/of de daarvoor te betalen bedragen;
- het bepalen welke klanten die [benadeelde 1] moest aannemen voor haar prostitutiewerkzaamheden, en/of
- het ter beschikking stellen van condooms en/of werkkleding (lingerie) voor de prostitutiewerkzaamheden van die [benadeelde 1] , en/of
- het begeleiden van die [benadeelde 1] bij/naar escortwerkzaamheden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 februari 2017 tot en met 17 april 2018 te [plaats 3] , gemeente Haarlemmermeer, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, genaamd [benadeelde 2] , (telkens) met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang en/of een andere feitelijkheid en/of of door dreiging met een andere feitelijkheid en/of door misleiding, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
1) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting (artikel 273f lid 1 sub 1), en/of
2) heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [benadeelde 2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) (artikel 273f lid 1 sub 4), en/of
3) heeft gedwongen of bewogen hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die [benadeelde 2] met of voor een derde tegen betaling (artikel 273f lid 1 sub 9),
en/of
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [benadeelde 2] door het verdiende (contante) geld in te nemen en/of door de beschikking te hebben over de bankrekening en/of de bankpas en/of de inloggegevens van de bankrekening van die [benadeelde 2] (artikel 273 f lid 1 sub 6),
waarbij die andere feitelijkheid en/of die dreiging met een andere feitelijkheid heeft/hebben bestaan uit:
- het onder controle houden van die [benadeelde 2] (onder andere door het plaatsen van een of meer camera('s) in de woning waarin die [benadeelde 2] verbleef en/of het via die camera('s) (toe)zicht houden op die [benadeelde 2] en/of op het door die [benadeelde 2] verrichte prostitutiewerkzaamheden, en/of via een open telefoonverbinding mee te luisteren bij de prostitutiewerkzaamheden van die [benadeelde 2] ), waardoor het voor die [benadeelde 2] werd bemoeilijkt zich aan die controle en/of die prostitutiewerkzaamheden te onttrekken en/of
- het opleggen van (geldelijke) boetes aan die [benadeelde 2] ,
- het dwingen, althans bewegen, (onvrijwillige) seks te hebben met drie, althans een of meer, man(nen) in aanwezigheid van hem, waarbij hij, verdachte, die [benadeelde 2] en/of die man(nen) instructies gaf,
en/of waarbij voornoemde (onder 2) "enige handeling" heeft bestaan uit:
- het laten verblijven van die [benadeelde 2] in een woning waarover hij, verdachte en/of zijn mededader(s) de vrije beschikking had(den) (aan de [adres 2] ) en/of het ter beschikking stellen van die woning als werkplek (voor prostitutiewerkzaamheden van die [benadeelde 2] );
- het maken van foto's voor advertenties op één of meer website(s) waarin die [benadeelde 2] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden;
- het aanmaken en/of onderhouden (waaronder begrepen het "omhoog plaatsen") van een of meer advertenties op één of meer website(s) waarin die [benadeelde 2] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden;
- het geven van uitleg en/of instructie aan die [benadeelde 2] met betrekking tot de door die [benadeelde 2] te verrichten prostitutiewerkzaamheden;
- het onderhouden van contacten met en/of het maken van afspraken met (potentiële)(prostitutie)klant(en) voor die [benadeelde 2] en/of het maken van afspraken met die (potentiële) klant(en) over de aard van de prostitutiewerkzaamheden en/of de daarvoor te betalen bedragen;
- het bepalen welke klanten die [benadeelde 2] moest aannemen voor haar prostitutiewerkzaamheden, en/of
- het ter beschikking stellen van condooms en/of werkkleding (lingerie) voor de prostitutiewerkzaamheden van die [benadeelde 2] , en/of
- het begeleiden van die [benadeelde 2] bij/naar escortwerkzaamheden;

3.3.hij in of omstreeks de periode van 28 september 2017 tot en met 17 april 2018 te [plaats 3] , gemeente Haarlemmermeer, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, genaamd [slachtoffer 1] , (telkens) met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang en/of een andere feitelijkheid en/of of door dreiging met een andere feitelijkheid en/of door misleiding, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,1) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting (artikel 273f lid 1 sub 1), en/of2) heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) (artikel 273f lid 1 sub 4), en/of3) heeft gedwongen of bewogen hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] met of voor een derde tegen betaling (artikel 273f lid 1 sub 9),en/of(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1] door het verdiende (contante) geld in te nemen en/of te houden (artikel 273 f lid 1 sub 6),waarbij die andere feitelijkheid en/of die dreiging met een andere feitelijkheid heeft/hebben bestaan uit:- het onder controle houden van die [slachtoffer 1] (onder andere door het plaatsen van een of meer camera('s) in de woning waarin die [slachtoffer 1] verbleef en/of het via die camera('s) (toe)zicht houden op die [slachtoffer 1] en/of op het door die [slachtoffer 1] verrichte prostitutiewerkzaamheden, en/of via een open telefoonverbinding mee te luisteren bij de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 1] ), waardoor het voor die [slachtoffer 1] werd bemoeilijkt zich aan die controle en/of die prostitutiewerkzaamheden te onttrekken;- het dwingen, althans bewegen, (onvrijwillige) seks te hebben met twee, althans een of meer, man(nen) in aanwezigheid van hem, waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer 1] en/of die man(nen) instructies gaf,en/of waarbij voornoemde (onder 2) "enige handeling" heeft bestaan uit:- het laten verblijven van die [slachtoffer 1] in een woning waarover hij, verdachte en/of zijn mededader(s) de vrije beschikking had(den) (aan de [adres 2] ) en/of het ter beschikking stellen van die woning als werkplek (voor prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 1] );- het maken van foto's voor advertenties op één of meer website(s) waarin die [slachtoffer 1] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden;- het aanmaken en/of onderhouden (waaronder begrepen het "omhoog plaatsen") van één of meer advertenties op één of meer website(s) waarin die [slachtoffer 1] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden;- het geven van uitleg en/of instructie aan die [slachtoffer 1] met betrekking tot de door die [slachtoffer 1] te verrichten prostitutiewerkzaamheden;- het onderhouden van contacten met en/of het maken van afspraken met (potentiële)(prostitutie)klant(en) voor die [slachtoffer 1] en/of het maken van afspraken met die (potentiële) klant(en) over de aard van de prostitutiewerkzaamheden en/of de daarvoor te betalen bedragen;- het bepalen welke klanten die [slachtoffer 1] moest aannemen voor haar prostitutiewerkzaamheden, en/of- het ter beschikking stellen van condooms en/of werkkleding (lingerie) voor de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 1] , en/of- het begeleiden van die [slachtoffer 1] bij/naar escortwerkzaamheden;

4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 07 mei 2017 tot en met 10 mei 2017 te [plaats 3] , althans in Nederland, (telkens) tezamen en in verenging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) afbeelding(en), te weten één of meerdere film(s),
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die (telkens) kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer 2] van [geboortedatum 2] 1999 en/of [slachtoffer 3] van [geboortedatum 3] 1999 is/zijn betrokken of schijnbaar is/zijn betrokken, heeft/hebben vervaardigd, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de penis oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een volwassen vrouw door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (
zoals omschreven in PV 2017255432, documentcode 180524.1438.1006, pagina E177 t/m E186 in het einddossier)
en/of
het door een volwassen vrouw met de hand(en) betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel en/of de billen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of (
zoals omschreven in PV 2017255432, documentcode 180524.1438.1006, pagina E177 t/m E186 in het einddossier)
en/of
het geheel of gedeeltelijk laten ontdoen van zijn kleding door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/fiims nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling (
zoals omschreven in PV 2017255432, documentcode 180524.1438.1006, pagina E177 t/m E186 in het einddossier)
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het gezicht en/of het lichaam van een volwassen vrouw, gepleegd door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (
zoals omschreven in PV 2017255432, documentcode 180524.1438.1006, pagina E177 t/m E186 in het einddossier);

5.

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 07 mei 2017 tot en met 18 augustus 2017 te [plaats 3] , althans in Nederland, (telkens) tezamen en in verenging met een ander of anderen, althans alleen afbeelding(en), te weten één of meerdere gegevensdragers, te weten een mobiele telefoon (met beslagnummer AD-SMT-001) en/of een mobiele telefoon (met beslagnummer AD-SMT-002), bevattende afbeelding(en), te weten (een) film(s) en/of video('s),
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, , te weten [slachtoffer 2] van [geboortedatum 2] 1999 en/of [slachtoffer 3] van [geboortedatum 3] 1999, is/zijn betrokken of schijnbaar is/zijn betrokken,
heeft/hebben verspreid (door het activeren en/of (vervolgens) verzenden van de afbeelding(en) via een webcam en/of gebruik van de applicatie [App] ) en/of heeft/hebben in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft/hebben verschaft
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het de penis oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een volwassen vrouw door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (
zoals omschreven in PV 2017255432, documentcode 180524.1438.1006 pagina E177 t/m E186 in het einddossier)
en/of
het door een volwassen vrouw met de hand(en) betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel en/of de billen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of (
zoals omschreven in PV 2017255432, documentcode 180524.1438.1006 pagina E177 t/m E186 in het einddossier)
en/of
het geheel of gedeeltelijk laten ontdoen van zijn kleding door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling (
zoals omschreven in PV 2017255432, documentcode 180524.1438.1006 pagina E177 t/m E186 in het einddossier)
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het gezicht en/of het lichaam van een volwassen vrouw, gepleegd door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 laar nog niet had bereikt (
zoals omschreven in PV 2017255432, documentcode 180524.1438.1006 pagina E177 t/m E186 in het einddossier).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten komt dan de rechtbank.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte zich in vereniging schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel jegens [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] en tezamen ook: de aangeefsters), zoals onder 1, 2 en 3 tenlastegelegd. Daarbij hebben de verdachte en zijn medeverdachte(n) gebruik gemaakt van de middelen misbruik van een kwetsbare positie, misbruik van uit feitelijke verhoudingen vloeiend overwicht, misleiding en een andere feitelijkheid. De handelingen die de advocaat-generaal bewezen acht zijn het werven, vervoeren en huisvesten, waarbij de verdachte het oogmerk tot uitbuiting had (sub 1°), alsmede het dwingen en/of het bewegen om zich beschikbaar te stellen voor het verrichten van seksuele handelingen (sub 4°), het opzettelijk voordeel trekken uit de uitbuiting (sub 6°) en het zich laten bevoordelen uit de financiële opbrengst (sub 9°). De advocaat-generaal heeft ten aanzien van de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten aangevoerd dat de verklaringen van de aangeefsters gedetailleerd en consistent zijn en steun vinden in objectieve bewijsmiddelen, zodat deze kunnen worden gebruikt voor het bewijs. De advocaat-generaal kan zich ten aanzien van alle tenlastegelegde feiten vinden in de uitwerking van de vastgestelde feiten en omstandigheden in het vonnis en sluit zich daarbij aan.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van artikel 273f, eerste lid, sub 1°, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) vrijspraak bepleit van de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten omdat er ten aanzien van [benadeelde 1] en [slachtoffer 1] geen sprake was van de toepassing van een middel en er ten aanzien van [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [slachtoffer 1] geen sprake was van een uitbuitingssituatie, noch van een oogmerk tot uitbuiting. [verdachte] heeft de aangeefsters proberen te helpen en te stimuleren, onder meer door het bijbrengen van discipline. Er was geen sprake van dwang of van een situatie waarbij de aangeefsters geen andere keuze hadden dan het misbruik te ondergaan. Zij hebben zelf de weloverwogen keuze gemaakt om de sekswerkzaamheden te verrichten.
De verdediging heeft ten aanzien van artikel 273f, eerste lid, sub 4° en sub 9°, Sr vrijspraak bepleit van de onder 1 en 3 tenlastegelegde feiten bij gebrek aan de toepassing van middelen.
Ten aanzien van eerste lid, sub 6° heeft de verdediging voor de feiten 1, 2 en 3 vrijspraak bepleit nu uit het dossier niet kan volgen dat [verdachte] naast zijn eigen verdiensten, daadwerkelijk geld heeft ontvangen afkomstig van de aangeefsters.
Juridisch kader mensenhandel
Aan de verdachte is meermalen het delict mensenhandel tenlastegelegd, strafbaar gesteld in artikel 273f Sr (oud). Deze strafbaarstelling is gericht op het tegengaan van uitbuiting van mensen. Het belang van het individu bij het behoud van zijn of haar lichamelijke en/of geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid staat daarbij voorop. Artikel 273f Sr (oud) beoogt bescherming te bieden tegen de aantasting van die integriteit en/of vrijheid. Van een uitbuitingssituatie in de prostitutie kan worden gesproken wanneer de betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin de ‘gemiddelde mondige prostituee in Nederland’ verkeert, die zelf bepaalt voor wie, maar ook waar, wanneer, met wie, en onder welke omstandigheden hij/zij werkt.
De aan de verdachte gemaakte verwijten van mensenhandel zijn in de tenlastelegging opgesplitst in specifieke verwijten, die in het Wetboek van Strafrecht worden beschreven in artikel 273f, eerste lid, aanhef en subs 1°, 4°, 6° en 9° Sr (oud). Het verwijt onder 1° ziet op gedragingen (werven, overbrengen/vervoeren en huisvesten/opnemen) die er toe strekken een ander in een uitbuitingssituatie te brengen. Daarbij is het oogmerk van uitbuiting vereist. Het verwijt onder 4° ziet op handelingen waardoor een ander zich beschikbaar stelt voor het verrichten van arbeid of diensten, in dit geval het verrichten van seksuele handelingen met derden tegen betaling. Uitbuiting is daarbij een impliciet bestanddeel. Het verwijt onder 6° heeft betrekking op het opzettelijk voordeel trekken uit uitbuiting. Onder 9° gaat het over het zich laten bevoordelen uit de financiële opbrengst van die seksuele handelingen met derden. Het voordeel trekken onder sub 9º vindt plaats onder een of meer van de genoemde middelen en onder het oogmerk van uitbuiting.
Middelen
Om tot een veroordeling van de verwijten onder 1°, 4° en 9° te komen, moet vast komen te staan dat gebruik is gemaakt van een of meerdere specifiek in artikel 273f, eerste lid, aanhef en sub 1° Sr (oud) genoemd(e) middel(en). Deze kunnen – voor zover in onderhavige zaak relevant - bestaan uit ‘een andere feitelijkheid’, ‘misleiding’, ‘misbruik van uit feitelijke omstandigheden voorvloeiend overwicht’ en ‘misbruik van een kwetsbare positie’. Deze middelen beïnvloeden de wil en dienen te leiden tot het ontbreken van vrijwilligheid. Vooropgesteld wordt dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat instemming van het slachtoffer met de uitbuiting niet in de weg hoeft te staan aan een bewezenverklaring van mensenhandel, als één van de in de wet omschreven middelen is gebruikt. De beperking van de keuzevrijheid van het slachtoffer is voldoende om een gedwongen karakter van het prostitutiewerk aan te nemen. Er hoeft in dat geval geen sprake te zijn geweest van een zodanige dwang of druk dat er voor het slachtoffer geen andere keuze meer mogelijk was. Het gaat erom dat het slachtoffer in die keuzevrijheid is beperkt.
Het hof zal bij de latere beoordeling in het bijzonder moeten onderzoeken of de verdachte de volgende middelen heeft aangewend: een andere feitelijkheid, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of misbruik van een kwetsbare positie. Het hof zal daarom nader ingaan op de betekenis van deze middelen.
‘Feitelijkheden’ zijn handelingen van zodanige aard zijn, dat zij in de gegeven omstandigheden leiden tot een zodanige psychische druk dat het slachtoffer hieraan geen weerstand kan bieden.
Bij ‘misleiding’ gaat het om opzettelijk een foutieve voorstelling van zaken geven. Anders gezegd: misleiding behelst het bewust in strijd met de werkelijkheid een ander iets voorspiegelen.
Een nadere invulling van het begrip ‘misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht’ kan worden gevonden in de memorie van toelichting bij één van de voorlopers van de bepaling. Daarin schrijft de wetgever dat een dergelijk misbruik wordt verondersteld indien de prostituee in een situatie verkeert of komt te verkeren die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren. Met deze toelichting heeft de wetgever bedoeld het bestanddeel inzake misbruik te objectiveren en daarmee de bescherming van de bepaling uit te breiden.
Onder ‘kwetsbare positie’ dient mede te worden verstaan: “een situatie waarin een persoon geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan”.
In de toelichting op het zesde lid van artikel 273f Sr (oud) wordt opgemerkt dat de bestanddelen ‘misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht’ en ‘misbruik van een kwetsbare positie’ elkaar grotendeels overlappen. Zo beschouwd lijkt er geen wezenlijk verschil te bestaan tussen beide misbruikmiddelen, in die zin dat in beide gevallen de afhankelijkheidspositie van het vermeende slachtoffer centraal staat en deze middelen zich enkel van elkaar lijken te onderscheiden door de aard van deze afhankelijkheid: door de positie van het slachtoffer (kwetsbaar) of de relatie tussen de dader en het slachtoffer (overwicht). Het ligt bovendien voor de hand dat vaak sprake zal zijn van een combinatie van beide. In lijn hiermee concludeert het hof dat voor beantwoording van de vraag of sprake is van een kwetsbare positie of een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht in beide gevallen betekenis toekomt aan de feitelijke omstandigheden die het slachtoffer persoonlijk betreffen, die gelegenheid tot uitbuiting scheppen en die maken dat het slachtoffer niet of slechts in verminderde mate de mogelijkheid heeft een vrije keuze te maken met betrekking tot het aangaan of voortzetten van de arbeidsrelatie. Het gebruik maken van deze afhankelijkheid van de betrokkene door de verdachte kan een van de genoemde vormen van misbruik opleveren.
Uitbuiting
Het bestanddeel ‘uitbuiting’ is in de wet niet gedefinieerd, anders dan door de opsomming in het tweede lid van een aantal vormen van uitbuiting, waaronder gedwongen of verplichte arbeid of diensten. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de ratio van dit (impliciete) bestanddeel van de bepaling is gelegen in strafbaarstelling van een verscheidenheid aan moderne vormen van slavernij. Daarbij kan worden gedacht aan tewerkstelling onder dwang of het misbruik maken van een afhankelijke positie van een persoon die onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs geen andere keuze heeft dan in een toestand van uitbuiting te geraken.
De vraag of - en zo ja, wanneer - sprake is van ‘uitbuiting’ in de zin van deze bepaling, is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van die vraag komt (in een geval als dit) onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt, en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd.
Opzet
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat voor het bewijs van door ‘misbruik’ handelen toereikend is dat de dader zich bewust moet zijn geweest van de relevante feitelijke omstandigheden van de betrokkene waaruit het overwicht voortvloeit, dan wel verondersteld moet worden voort te vloeien, in die zin dat voorwaardelijk opzet ten aanzien van die omstandigheden bij hem aanwezig moet zijn. Datzelfde geldt voor gevallen waarin sprake is van een kwetsbare positie van het slachtoffer als bedoeld in die bepaling.
Naast dit opzetvereiste geldt een ander, zwaarder opzetvereiste ten aanzien van de uitbuiting, namelijk in de vorm van het oogmerk van uitbuiting.
Oordeel van het hof
Inleiding
Uit het dossier en het verhandelde op de zitting is het volgende komen vast te staan. [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna ook: de verdachten) hadden in de tenlastegelegde periode een relatie met elkaar en zij woonden samen in [plaats 2] . [verdachte] was in die periode 32/33 jaar oud. [medeverdachte 1] was in die periode 25-27 jaar oud en had eerder zelf prostitutiewerkzaamheden verricht. De verdachten hadden in deze periode, via de moeder van [verdachte] , de beschikking over een huurwoning aan de [adres 2] . [verdachte] huisvestte daar voetballers die hij via zijn voetbalacademie begeleidde bij hun droom om profvoetballer te worden. De voetballers betaalden geen huur voor hun verblijf in [plaats 3] . In dezelfde periode dat de voetballers in de woning werden gehuisvest, hebben [benadeelde 2] , [benadeelde 1] en [slachtoffer 1] er verbleven. Daar hebben zij met medeweten van [verdachte] en [medeverdachte 1] prostitutiewerkzaamheden verricht.
Betrouwbaarheid [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [slachtoffer 1]
Het hof acht de aangeefsters betrouwbaar in hun verklaringen en zal hun verklaringen gebruiken voor het bewijs. Redengevend daarvoor is dat hun verklaringen worden ondersteund door andere onderzoeksresultaten (waaronder telecom) en daarnaast elkaar op belangrijke punten ondersteunen, in die zin dat daaruit in grote lijnen een vaste werkwijze van de verdachten valt te destilleren. Die werkwijze bestaat telkens uit het benaderen van jonge vrouwen met een ‘krasje’ om hen, nadat zij hun vertrouwen hebben gewonnen, in en vanuit de woning aan de [adres 2] prostitutiewerkzaamheden te laten verrichten. Dat de aangeefsters de verdachten aanvankelijk wat betreft hun strafrechtelijke verwijtbaarheid nog ‘uit de wind houden’, doet aan het voorgaande niet af. Dat is een patroon dat zich laat verklaren door de zorgvuldig opgebouwde loyaliteit van de aangeefsters richting de verdachten, een patroon dat zich vaker voordoet in mensenhandelzaken.
Middelen
Ten aanzien van het onder1 tenlastegelegde ( [benadeelde 1] )
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 1] misbruik hebben gemaakt van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht op aangeefster [benadeelde 1] .
[benadeelde 1] was in de tenlastegelegde periode 20 jaar oud. Daarmee was er tussen [verdachte] en haar sprake van een aanzienlijk leeftijdsverschil.
[benadeelde 1] heeft verklaard dat zij tijdens haar werk bij de [restaurant] door [verdachte] werd benaderd, waarbij hij haar vroeg of ze een vriend had en of ze een drankje konden doen. Diezelfde avond kwam het tot een ontmoeting waarbij [verdachte] [benadeelde 1] heel veel vragen stelde over haar thuissituatie. [benadeelde 1] beantwoordde deze vragen eerlijk - ze is naar eigen zeggen naïef en goed van vertrouwen - en vertelde dat ze thuis vaak ruzie met haar moeder had en dat haar moeder schulden had. Diezelfde avond stelde [verdachte] haar voor, nadat hij geprobeerd had seks te hebben met [benadeelde 1] , om geld te verdienen met prostitutie. [benadeelde 1] antwoordde aanvankelijk met ‘nee’, waarop [verdachte] haar vroeg of ze haar moeder dan niet wilde helpen met haar schulden. Vervolgens zei ze ‘ja’. [benadeelde 1] zegt zelf dat ze moeite heeft met ‘nee’ zeggen en zich heeft laten ompraten. Toen ze in de auto zaten, belde [verdachte] met [medeverdachte 1] en zei hij dat ‘ze’ er nog een [het hof begrijpt: een prostituee] hadden en dat ze wel aan haar zelfvertrouwen moesten werken. [benadeelde 1] heeft verder verklaard dat [verdachte] die eerste dag volgens haar deed alsof hij haar leuk vond. Later bleek haar dat hij een vrouw en kinderen had. Hij zei dat hij als een broer voor haar was. Hij noemde haar ‘zusje’. [benadeelde 1] heeft [verdachte] ook verteld over haar licht verstandelijke handicap en dat ze daarvoor al vanaf heel jong werd begeleid, waarop [verdachte] zei dat ze geen begeleiders nodig had, omdat het in haar hoofd zou zitten en de begeleiders haar dom zouden maken, en dat hij haar wel zou helpen. Uit WhatsApp-communicatie tussen [benadeelde 1] en [verdachte] blijkt dat [benadeelde 1] hem – in reactie op een bericht van haar begeleider met onder meer de vraag hoe het met haar ging – om advies vroeg hoe hierop te reageren. [verdachte] reageerde hierop dat [benadeelde 1] moest zeggen dat het goed met haar ging, ze ging samenwonen met een vriendin en ze daar in de buurt werk zou zoeken. Ook zei hij dat hij haar toch ook kon helpen, zoals hij had gezegd. In het kader van haar verstandelijke vermogens wijst het hof op een WhatsApp-gesprek tussen [benadeelde 1] en [verdachte] waarin hij aan [benadeelde 1] vroeg: 'Hoeveel is daar nu ahar’. Hierop stuurde [benadeelde 1] een foto waarop 3 biljetten van € 10,-, 3 biljetten van € 20,- en 3 biljetten van € 50,- te zien zijn met de vraag: “hoeveel is dit raak steeds de tel kwijt”.
Ongeveer een week na de eerste ontmoeting startte [benadeelde 1] met prostitutiewerkzaamheden in de woning aan de [adres 2] , waar zij fulltime verbleef. Ze heeft verklaard dat ze in het begin haar mond niet durfde open te doen tegen [verdachte] en [medeverdachte 1] . Doordat [verdachte] haar ‘zusje’ noemde, voelde ze zich meer op haar gemak en ging ze ook terugpraten.
In de woning waren camera’s geplaatst, welke camera’s op afstand met behulp van de app [App] konden worden bediend. De app was geïnstalleerd op zowel de telefoon van [verdachte] , als die van [medeverdachte 1] . [benadeelde 1] werd geobserveerd, tijdens de sekswerkzaamheden, maar ook als zij zat te eten. Met de camera’s werden ook filmpjes van de seks gemaakt om te kijken of [benadeelde 1] het goed deed. Op 5 augustus 2017 vond een chatgesprek plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] waarin [medeverdachte 1] schreef: “Ik ga ze even afluisteren via de cam”. Op de telefoons van [verdachte] en [medeverdachte 1] stonden (heimelijk) opgenomen beelden van de slaapkamer waarop te zien was dat onder meer [benadeelde 1] seks had met verschillende mannen.
Na ongeveer drie weken heeft [benadeelde 1] tegen [verdachte] gezegd dat ze wilde stoppen met het werk. Daarop zei [verdachte] dat ze moest volhouden omdat het anders voor niets was geweest en dat ze voor haar rijbewijs ging, wat niet is gebeurd. Toen [benadeelde 1] een volgende keer zei te willen stoppen reageerde [verdachte] dat ze vanwege haar ontslag bij de [winkel] op een zwarte lijst stond en daarom geen ander werk zou vinden als ze weg zou gaan. [benadeelde 1] heeft in dit kader ook verklaard dat [verdachte] het heel goed kon uitleggen dat, als ze weg zou gaan, het dan weer verkeerd met haar zou gaan, dat ze het niet zou redden en dat ze geen werk zou kunnen vinden, waardoor ze haar moeder weer in de problemen zou brengen. Ook beloofde [verdachte] aan [benadeelde 1] dat ze masseuse van zijn voetbalteam kon worden. Ook dat is een reden waarom [benadeelde 1] is doorgegaan met de prostitutiewerkzaamheden. Daarnaast moest [benadeelde 1] enige tijd haar wachtwoord van Snapchat aan [verdachte] afstaan zodat ze minder contact had met haar vrienden. Ten slotte heeft [benadeelde 1] verklaard bang te zijn geweest voor een confrontatie met [verdachte] . In dat verband heeft ze verklaard gehoord te hebben hoe [verdachte] aangeefster [benadeelde 2] uitschold. [benadeelde 2] heeft hierover verklaard dat [verdachte] op momenten kon schreeuwen en schelden, waardoor zij op een bepaalde manier bang voor hem was. Ook [slachtoffer 1] heeft verklaard dat [verdachte] heel boos kon worden.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde ( [benadeelde 2] )
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 1] aangeefster [benadeelde 2] hebben misleid en dat zij misbruik hebben gemaakt van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht op haar.
[benadeelde 2] was in de tenlastegelegde periode 18/19 jaar oud. Daarmee was er tussen [verdachte] en haar sprake van een aanzienlijk leeftijdsverschil. Tussen [medeverdachte 1] en [benadeelde 2] was er eveneens een leeftijdsverschil, terwijl [medeverdachte 1] eerder zelf prostitutiewerkzaamheden had verricht. [benadeelde 2] ging in die periode nog naar school.
[benadeelde 2] heeft verklaard dat ze voordat ze op de [adres 2] prostitutiewerkzaamheden ging verrichten nooit eerder dat werk had gedaan. Het idee kwam van medeverdachte [medeverdachte 2] . [benadeelde 2] had schulden en was smoorverliefd op [medeverdachte 2] . Ze had alles voor hem over. Haar vriendinnen zeiden tegen haar dat hij niet goed voor haar was, maar daar wilde zij niets van weten. [benadeelde 2] eerste reactie op het idee van [medeverdachte 2] om in de prostitutie te gaan werken was ‘nee, dat ga ik echt niet doen, ben je gek geworden’. [medeverdachte 2] bleef er echter over doorgaan en uiteindelijk stemde [benadeelde 2] toch in, ook vanwege haar schulden. Achteraf ziet zij in dat hij misbruik van haar heeft gemaakt. [slachtoffer 1] heeft hierover verklaard dat [medeverdachte 2] gebruik maakte van [benadeelde 2] , dat het geen liefde was en dat het alleen maar voor het geld was. De ‘relatie’ tussen [benadeelde 2] en [medeverdachte 2] duurde vanaf begin 2017 tot eind mei/begin juni 2017. In de telefoon van [medeverdachte 2] is een Snapchat-bericht van 4 juni 2017 van [benadeelde 2] aan [medeverdachte 2] aangetroffen met als inhoud: “
Ga je dit echt tegen me zeggen, dat je niet op me kan bouwen? Het gene wat ik nu doe ben ik voor jou begonnen denk je dat ik zelf op dit idee zou komen en dat ik er trots op ben? Dan wil je nu zeggen je kan niet op me bouwen.. je bent gek je beseft niet hoeveel dingen ik heb laten liggen voor jou hoeveel ruzies en shit. Maar denk zo als je zo over me wil denken vergeet niet wie al je dingen betaald heeft de afgelopen tijd".
[benadeelde 2] , [medeverdachte 2] en [verdachte] ontmoetten elkaar bij het [locatie] . Hier vertelde [verdachte] aan [benadeelde 2] hoe alles werkte [het hof begrijpt: wat betreft de prostitutiewerkzaamheden]. Een paar weken later ging ze naar de woning aan de [adres 2] .
[benadeelde 2] opende op initiatief van [verdachte] en [medeverdachte 1] een bankrekening bij de ABN-Amro. [verdachte] en [medeverdachte 1] hadden beiden een bankpas van deze rekening en verrichtten via internetbankieren allerlei transacties vanaf deze rekening. Vanaf deze rekening werd maandelijks de huur van de [adres 2] betaald. [benadeelde 2] had geen toegang tot haar rekening.
[benadeelde 2] wilde wel stoppen met het werk, maar ze kon nergens anders naartoe. Ze woonde ook fulltime op de [adres 2] . [verdachte] heeft tegen haar gezegd dat ze daar wel mocht wonen, maar dan moest ze wel in de prostitutie werken. Hij haalde haar dan weer over om te blijven zodat ze haar eigen plek hield, iets wat op dat moment heel belangrijk was voor haar. Daarnaast hielden [verdachte] en [medeverdachte 1] aan [benadeelde 2] voor dat er een boete van € 10.000,00 was opgelegd in verband met een prostitutiecontrole, welke [benadeelde 2] van hen moest betalen. In werkelijkheid was geen boete opgelegd, maar was er een waarschuwing geweest waarbij er gedreigd werd met een boete. Om dit verhaal te ondersteunen werd op 21 juli 2017 aan [benadeelde 2] een screenshot van een overboeking van
€ 10.000,00 van de bankrekening van [medeverdachte 1] gestuurd. [benadeelde 2] betaalde vervolgens maandelijks af op deze ‘boete’. [benadeelde 2] kon niet weg zolang de boete niet was afbetaald. Ook was [benadeelde 2] op een bepaalde manier wel bang voor [verdachte] . Hij kon op momenten schreeuwen en schelden, hetgeen bevestigd wordt door aangeefster [benadeelde 1] . Ook [slachtoffer 1] heeft verklaard dat [verdachte] heel boos kon worden.
Hiervoor is al overwogen dat in de woning aan de [adres 2] camera’s waren geplaatst die op afstand konden worden bediend door [verdachte] en [medeverdachte 1] . [benadeelde 2] werd zo geobserveerd, tijdens de sekswerkzaamheden, maar ook als zij zat te eten. Met een van de in de woning aanwezige camera’s werden ook filmpjes gemaakt waarop te zien was dat [benadeelde 2] seks had met drie jonge mannen en waarbij [verdachte] aanwezig was en seksinstructies gaf aan [benadeelde 2] . De filmpjes zijn aangetroffen op de telefoon van [medeverdachte 1] . Uit onderzoek naar de werking van de app [App] blijkt dat de filmpjes middels de app gemaakt zijn met de telefoon van [medeverdachte 1] . [benadeelde 2] voelde zich bij het filmen ongemakkelijk en had niet echt het gevoel dat ze ‘nee’ kon zeggen. Het hof wijst voorts op het al genoemde chatgesprek van 5 augustus 2017 tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] over afluisteren via de camera.
Daarnaast hadden [verdachte] en [medeverdachte 1] het wachtwoord van Snapchat van [benadeelde 2] , gingen ze soms op haar Snapchat-account en kon zij niet meer op haar account. Ook wisten [verdachte] en [medeverdachte 1] , buiten schooltijd, altijd waar [benadeelde 2] was via het locatie delen in WhatsApp.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde ( [slachtoffer 1] )
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 1] misbruik hebben gemaakt van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht op [slachtoffer 1] .
[slachtoffer 1] was in de tenlastegelegde periode 18 jaar oud. Daarmee was er tussen haar en [verdachte] sprake van een aanzienlijk leeftijdsverschil. Tussen [medeverdachte 1] en haar was er eveneens sprake van een leeftijdsverschil, terwijl [medeverdachte 1] eerder zelf prostitutiewerkzaamheden had verricht. [slachtoffer 1] ging in die periode nog naar school.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat ze [verdachte] voor het eerst zag in de auto in [plaats 1] . Ze heeft hem toen haar situatie uitgelegd en met hem veel gesprekken gevoerd over haar drugsgebruik. [verdachte] wist dat ze problemen had met drugs en dat ze psychische problemen had vanwege haar aan alcohol verslaafde vader die haar sloeg en haar moeder met problemen.
[slachtoffer 1] is in september 2017 in de woning aan de [adres 2] gaan wonen en is daar prostitutiewerkzaamheden gaan verrichten. Zoals hiervoor al overwogen waren in die woning camera’s geplaatst die [verdachte] en [medeverdachte 1] op afstand konden bedienden
.[verdachte] heeft filmpjes gemaakt waarop te zien is dat [slachtoffer 1] seks had met (jonge) mannen en waarbij hij aanwezig was. De filmpjes zijn aangetroffen op een HP-laptop die in beslag is genomen op het adres [adres 3] , het huisadres van [verdachte] en [medeverdachte 1] . [slachtoffer 1] heeft over het filmen verklaard dat ze dat niet leuk vond, maar dat ze dat niet durfde te zeggen. Ze was bang dat ze dan het huis moest verlaten en dan had ze niet geweten waar ze naartoe had moeten gaan. [verdachte] wist dat ze niet terug kon naar haar moeder. Ze was ook bang dat de filmpjes naar anderen zouden worden gestuurd. Soms wist ze niet eens dat hij aan het filmen was, “hij filmde echt alles”. [verdachte] liet de filmpjes zien aan [medeverdachte 1] , die ook prostituee was geweest, en zij gaf dan advies hoe ze het moest doen.
[slachtoffer 1] heeft ook een paar keer seks gehad met [verdachte] . Dit wordt bevestigd door aangeefster [benadeelde 2] . [slachtoffer 1] wilde dat eigenlijk niet. De eerste keer wist ze niet eens dat hij een vrouw had. Later wist ze dat wel en wilde ze het helemaal niet. Ten slotte heeft [slachtoffer 1] nog verklaard dat [verdachte] heel boos kon worden als ze iets fout had gedaan. Aangeefster [benadeelde 2] heeft verklaard dat [verdachte] op momenten kon schreeuwen en schelden, hetgeen bevestigd wordt door aangeefster [benadeelde 1] .
Oogmerk van uitbuiting
In relatie tot de seksindustrie spreken de wetgever en de Hoge Raad van een uitbuitingssituatie, indien de betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren. Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat [verdachte] en [medeverdachte 1] het oogmerk hadden op de uitbuiting van de aangeefsters en dat zij in een uitbuitingssituatie verkeerden. Door [verdachte] en [medeverdachte 1] is met toepassing van de besproken middelen een situatie gecreëerd van machtsongelijkheid en afhankelijkheid die werd misbruikt om de aangeefsters in de prostitutie te krijgen en te houden. Zodoende zijn de aangeefsters in hun vrijheid beperkt en zijn zij ertoe gebracht om zich te (blijven) prostitueren en een groot deel van hun verdiensten af te staan aan [verdachte] en [medeverdachte 1] . Dit kan worden afgeleid uit de volgende feiten en omstandigheden.
De aard van de tewerkstelling van de aangeefsters betrof prostitutiewerkzaamheden. Prostitutiewerkzaamheden maken al snel een inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. De periodes dat zij dat voor de verdachten hebben gedaan, waren niet van korte duur. [benadeelde 1] heeft in de periode van 27 juli 2017 tot 30 september 2017 gewerkt. Zij werkte elke dag van de week. De eerste maand werkte zij ook in het weekend, de tweede maand niet. Zij heeft verklaard dat zij gemiddeld vier klanten per dag ontving. Ook moest ze van de verdachten doorwerken met een soa, terwijl ze op internet had gelezen dat ze een week geen seks mocht hebben, wat ze hen ook heeft voorgehouden. [benadeelde 2] werkte van februari 2017 tot en met half april 2018 vanuit de woning in [plaats 3] , maar ook elders in het land, onder meer voor escortwerkzaamheden. [benadeelde 2] heeft verklaard dat ze tussen de 10 en 15 klanten per week had. [slachtoffer 1] heeft van september 2017 tot 2018 voor de verdachten gewerkt. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat ze ongeveer 20 klanten per week in de woning ontving. [benadeelde 2] en [slachtoffer 1] gingen in de tenlastegelegde periodes ook nog naar school. [benadeelde 2] heeft verklaard dat zij soms doorwerkte tot 2.00 uur ’s nachts terwijl zij dan de volgende ochtend weer naar school moest.
Door [verdachte] en [medeverdachte 1] is een situatie gecreëerd waarin de aangeefsters werden beperkt in hun bewegingsvrijheid. Dit deden zij onder meer door, zoals hiervoor ook al overwogen, in de woning aan de [adres 2] camera’s in onder meer de woonkamer en de werkkamer van de aangeefsters te plaatsen. [verdachte] en [medeverdachte 1] konden middels de app [App] op ieder gewenst moment, zowel tijdens de werkzaamheden als daarbuiten, meekijken en meeluisteren met wat zich in de woning afspeelde, iets wat zij ook deden. Ook konden deze beelden worden opgenomen. Op meerdere momenten werden de aangeefsters via de camera toegesproken terwijl zij niet aan het werk waren. Zo heeft [benadeelde 1] verklaard dat toen zij een keer aan het eten was, zij via de camera ineens 'eet smakelijk' hoorde. [benadeelde 2] is eenmaal aangesproken op het feit dat ze tekenfilms aan het kijken was, waarna ze vroeg of ze weer werd bespied. Weliswaar is aangevoerd dat de camera’s in de woning geplaatst waren om de voetballers te controleren en hen discipline bij te kunnen brengen alsmede voor de veiligheid van de aangeefsters, maar blijkens het voorgaande werden de camera’s feitelijk (ook) gebruikt ten behoeve van de beperking van de bewegingsvrijheid van de aangeefsters.
De beperking van de bewegingsvrijheid van de aangeefsters buiten werktijd ging verder dan alleen de cameracontrole. De aangeefsters moesten zich melden en om toestemming vragen als zij de woning wilden verlaten. Uit de verklaringen van [benadeelde 2] en [slachtoffer 1] blijkt dat zij die toestemming niet altijd kregen. Aan die toestemming konden ook voorwaarden worden gesteld, zoals dat er eerst een bepaald bedrag verdiend moest worden met prostitutiewerkzaamheden. Als ze wel de woning mochten verlaten voor vrije tijd, kwam het voor dat zij dan hun locatiegegevens met [verdachte] moesten delen. [benadeelde 2] moest zelfs buiten schooltijd altijd haar locatiegegevens delen met [verdachte] . Bovendien hadden [verdachte] en [medeverdachte 1] het wachtwoord van het Snapchat-account van [benadeelde 2] , waardoor zij er niet meer op kon. [benadeelde 1] heeft verklaard dat [verdachte] enige tijd haar wachtwoord van Snapchat had, zodat zij minder contact kon hebben met vrienden.
Door deze beperkingen zijn de aangeefsters in een situatie gebracht die het voor hen bemoeilijkte om zich aan de prostitutiewerkzaamheden te onttrekken. Een en ander strookt niet met het beeld van een prostituee die zelfstandig de vrije tijd kan besteden en volledig haar eigen keuzes kan maken.
Het oogmerk van uitbuiting blijkt verder uit het economisch voordeel dat door [verdachte] en [medeverdachte 1] is behaald. Zij hebben de aangeefsters een groot deel van hun verdiensten laten afstaan, zonder dat daar werkzaamheden van verdachten tegenover stonden die die bedragen konden rechtvaardigen.
De afspraak was in de basis met alle aangeefsters dat zij de helft van hun verdiensten moesten afstaan aan [verdachte] en [medeverdachte 1] . De aangeefsters moesten van [verdachte] en [medeverdachte 1] € 100,00 voor een uur, € 60,00 voor een half uur en € 50,00 voor 20 minuten rekenen. Drie uur kostte circa € 350,00. Zij moesten hun verdiensten in de keukenla leggen of afgeven bij de verdachten of de voetballers. Deze verdiensten werden, nadat dit door [verdachte] aan de aangeefsters was voorgesteld, door de verdachten beheerd. Van deze verdiensten werd dan de huur betaald. [benadeelde 2] betaalde eerst alleen een huur van € 1.150,00 per maand. Toen zij de woning deelde met achtereenvolgens [benadeelde 1] en [slachtoffer 1] , bedroeg de huur € 1.400,00 per maand, dus € 700,00 per persoon per maand. Wat betreft de hoogte van de door de aangeefsters betaalde huur, valt op dat [slachtoffer 1] verbleef in een ‘hokje’ waar alleen haar bed en wat spullen konden staan, hetgeen niet in verhouding staat tot het bedrag dat zij aan huur betaalde. Daarnaast beloofde [verdachte] voor de aangeefsters te zullen sparen, terwijl achteraf niet is gebleken dat dit is gebeurd. [slachtoffer 1] heeft hiervan slechts € 1.000,00 spaargeld gekregen, terwijl zij acht maanden heeft gewerkt. Dat [slachtoffer 1] niet tevreden was over de financiële afspraken, blijkt goed uit haar WhatsAppbericht naar [getuige] , waarin zij aangeeft dat zij en [benadeelde 2] worden gebruikt als pinautomaat. Ook van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] is niet gebleken dat er geld voor hen is gespaard. [benadeelde 1] heeft verklaard dat zij uiteindelijk nagenoeg niets aan de door haar verrichte prostitutiewerkzaamheden heeft overgehouden: toen zij wegging, had zij nog maar € 70,00. Voor zover de verdediging heeft aangevoerd dat er met de door de verdachten beheerde gelden voor de aangeefsters werd gespaard, wordt dit verweer aldus verworpen.
Bij [benadeelde 2] speelde daarbij ook dat, zoals hiervoor reeds uiteengezet, aan haar door de verdachten is voorgespiegeld dat zij een ‘boete’ van € 10.000,00 moest afbetalen, die was opgelegd naar aanleiding van een prostitutiecontrole. Deze boete bleek niet te bestaan. Vanaf dat moment werd de oorspronkelijke verdeling losgelaten en moest zij eerst deze ‘boete’ aflossen zodat reeds om die reden van sparen niets terecht kwam. Hoewel uit het dossier ook blijkt dat de aangeefsters zo nu en dan geldbedragen kregen voor huishoudelijke en persoonlijke zaken staan deze bedragen niet in verhouding tot de door de aangeefsters met hun werkzaamheden verdiende bedragen, zodat dit niet afdoet aan het voorgaande.
Verder wijst het hof er in dit verband op dat [verdachte] , op zijn initiatief, een telefoonabonnement op naam van [benadeelde 1] heeft afgesloten en een auto op haar naam heeft laten zetten. Bij het afsluiten van het abonnement is de telefoon meteen ingenomen. Ten aanzien van de auto werd [benadeelde 1] voorgehouden dat deze tijdelijk op haar naam zou staan, en later zou worden overgezet op de naam van [medeverdachte 1] . Dit is niet gebeurd.
Ten slotte hadden de verdachten, zoals hiervoor reeds overwogen, de controle over de ABN AMRO rekening van [benadeelde 2] . Op deze bankrekening werden ook de alimentatie die [benadeelde 2] van haar vader ontving en haar studiefinanciering gestort, zodat de verdachten ook deze bedragen tot hun beschikking hadden.
Al met al komt het hof gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, tot de conclusie dat [verdachte] en [medeverdachte 1] het oogmerk hadden op de uitbuiting van de aangeefsters.
Gedragingen
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde ( [benadeelde 1] )
In de tenlastelegging zijn ten aanzien van aangeefster [benadeelde 1] de verschillende vormen van mensenhandel toegespitst op artikel 273f, eerste lid, aanhef en sub 1⁰, sub 4⁰, sub 6⁰ en sub 9⁰, Sr (oud).
Het hof acht bewezen dat [verdachte] samen met [medeverdachte 1] [benadeelde 1] heeft geworven, vervoerd en gehuisvest (sub 1⁰). Zoals hiervoor is overwogen heeft [verdachte] [benadeelde 1] benaderd en haar overgehaald om vanuit de woning op de [adres 2] prostitutiewerkzaamheden te verrichten. [verdachte] heeft [benadeelde 1] in zijn auto meegenomen naar de [adres 2] en vanuit de auto heeft hij [medeverdachte 1] bij het gesprek betrokken. De volgende dag of de dag daaropvolgend heeft hij [benadeelde 1] aangezet om op zijn kosten lingerie te gaan kopen. [medeverdachte 1] heeft foto’s gemaakt voor haar seksadvertentie en deze opgesteld. [medeverdachte 1] is ook op de [adres 2] geweest. [benadeelde 1] is fulltime ingetrokken op de [adres 2] waar toen ook [benadeelde 2] woonde en prostitutiewerkzaamheden verrichtte. Naast de prostitutiewerkzaamheden vanuit huis heeft zij gewerkt als escort. Voor die escortdiensten werd [benadeelde 1] vervoerd door [getuige] , een van de voetbalpupillen van [verdachte] die ook op de [adres 2] woonde.
Het hof acht op grond van het voorgaande tevens bewezen dat [verdachte] samen met [medeverdachte 1] [benadeelde 1] heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot verrichten van seksuele diensten (sub 4⁰).
Het hof acht ten slotte bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 1] opzettelijk voordeel hebben getrokken (sub 6⁰) en [benadeelde 1] hebben bewogen om hen te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele diensten (sub 9⁰).
Voor zover de verdediging vrijspraak heeft bepleit ten aanzien van het tenlastegelegde opzettelijk voordeel trekken (sub 6⁰) geldt dat dat verweer wordt verworpen. Het hof verwijst daarvoor naar hetgeen met betrekking tot de financiën is overwogen onder ‘oogmerk van uitbuiting’.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde ( [benadeelde 2] )
In de tenlastelegging zijn ten aanzien van aangeefster [benadeelde 2] de verschillende vormen van mensenhandel toegespitst op artikel 273f, eerste lid, aanhef en sub 1⁰, sub 4⁰, sub 6⁰ en sub 9⁰, Sr (oud).
Het hof acht bewezen dat [verdachte] samen met [medeverdachte 1] [benadeelde 2] heeft geworven, vervoerd en gehuisvest (sub 1⁰). Zoals hiervoor reeds is overwogen is [benadeelde 2] via [medeverdachte 2] in contact gekomen met [verdachte] en [medeverdachte 1] om prostitutiewerkzaamheden te verrichten vanuit de woning op de [adres 2] . [medeverdachte 1] was op de hoogte dat [benadeelde 2] woonachtig was op de [adres 2] en vanuit die woning prostitutiewerk deed. [medeverdachte 1] is ook op de [adres 2] geweest. De hoogte van de huur werd door [verdachte] en [medeverdachte 1] aan haar verteld. [benadeelde 2] heeft ook escortwerk gedaan. Voor die escortdiensten werd [benadeelde 2] vervoerd door [verdachte] , [medeverdachte 1] of [getuige] .
Het hof acht voorts bewezen dat [verdachte] samen met [medeverdachte 1] [benadeelde 2] heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot verrichten van seksuele diensten (sub 4⁰). [benadeelde 2] heeft met [verdachte] afspraken gemaakt over de financiën.. [medeverdachte 1] heeft een seksadvertentie opgesteld, daarvoor foto’s van [benadeelde 2] gemaakt en de advertentie online geplaatst en beheerd. [medeverdachte 1] onderhield de afspraken met klanten, maakte afspraken over de werkzaamheden en de kosten, welke afspraken zij via WhatsApp doorgaf aan [benadeelde 2] .
Het hof acht ten slotte bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 1] opzettelijk voordeel hebben getrokken (sub 6⁰) en haar hebben bewogen om hen te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele diensten (sub 9⁰). Het hof verwijst daarvoor naar hetgeen met betrekking tot de financiën is overwogen onder ‘oogmerk van uitbuiting’.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde ( [slachtoffer 1] )
In de tenlastelegging zijn ten aanzien [slachtoffer 1] de verschillende vormen van mensenhandel toegespitst op artikel 273f, eerste lid, aanhef en sub 1⁰, sub 4⁰, sub 6⁰ en sub 9⁰, Sr (oud).
Het hof acht bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] hebben vervoerd en gehuisvest (sub 1⁰). Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat [slachtoffer 1] via een ander in contact is gekomen met [verdachte] en dat er een ontmoeting heeft plaatsgevonden tussen [slachtoffer 1] en [verdachte] in de auto. Hierna is [slachtoffer 1] op de [adres 2] terechtgekomen. [medeverdachte 1] was op de hoogte dat [slachtoffer 1] woonachtig was op de [adres 2] en vanuit die woning prostitutiewerk deed.
[verdachte] heeft haar alles uitgelegd [het hof begrijpt: over het prostitutiewerk] en er zijn financiële afspraken gemaakt. [slachtoffer 1] heeft ook escortwerkzaamheden verricht. Zij werd dan gebracht door [getuige] [het hof begrijpt: [getuige] ]. Tijdens een escortcontrole door de politie in een hotel in [plaats 4] bleek dat [slachtoffer 1] met de auto was gebracht door [medeverdachte 1] .
Het hof acht voorts bewezen dat [verdachte] samen met [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot verrichten van seksuele diensten. [slachtoffer 1] heeft met [verdachte] afspraken gemaakt over de financiën. [medeverdachte 1] heeft een seksadvertentie opgesteld, daarvoor foto’s van [slachtoffer 1] gemaakt en de advertentie online geplaatst en beheerd. [medeverdachte 1] onderhield de afspraken met klanten, maakte afspraken over de werkzaamheden en de verdiensten, welke afspraken zij via WhatsApp doorgaf aan [slachtoffer 1] .
Het hof acht ten slotte bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 1] opzettelijk voordeel hebben getrokken (sub 6⁰) en haar hebben bewogen om hen te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele diensten (sub 9⁰). Het hof verwijst daarvoor naar hetgeen met betrekking tot de financiën is overwogen onder ‘oogmerk van uitbuiting’.
Medeplegen
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 1] de mensenhandel tezamen en in vereniging hebben gepleegd. Naar het oordeel van het hof volgt uit het vorenoverwogene en de bewijsmiddelen dat tussen hen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, waarbij ook de rol van [medeverdachte 1] voldoende significant en wezenlijk is geweest om die conclusie te kunnen trekken.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde mensenhandel jegens [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [slachtoffer 1] heeft begaan.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 4 en 5 tenlastegelegde
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] heeft schuldig gemaakt aan het vervaardigen en het bezit van kinderpornografisch materiaal, door videobeelden op te nemen van twee minderjarige jongens, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , terwijl zij seks hebben met aangeefster [benadeelde 2] .
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 4 en 5 tenlastegelegde vervaardigen, bezit en verspreiden van kinderporno nu – samengevat – het door de artikelen beschermde belang gelet op de leeftijd van de jongens niet in voldoende mate is geraakt.
Oordeel van het hof
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van [verdachte] en [medeverdachte 1] bij het onder 4 en 5 tenlastegelegde het volgende af.
Op 7 mei 2017 heeft [verdachte] [benadeelde 2] bewogen seks te hebben met drie jongens uit het voetbalteam van [verdachte] . Dit vond plaats in de woning aan de [adres 2] . Met een van de in de woning aanwezige camera’s werden daarvan ook filmpjes gemaakt, terwijl [verdachte] aanwezig was en seksinstructies gaf aan [benadeelde 2] . De filmpjes zijn aangetroffen op de telefoon van [medeverdachte 1] . Uit onderzoek naar de werking van de app [App] blijkt dat de filmpjes middels de app gemaakt zijn met de telefoon van [medeverdachte 1] . Het dossier bevat geen aanknopingspunten dat het iemand anders is geweest die op 7 mei 2017 gebruik heeft gemaakt van de ( [App] -app op de) telefoon van [medeverdachte 1] , zodat het hof ervan uitgaat dat zij op 7 mei 2017 de gebruiker is geweest van de telefoon en de app. Het is dus [medeverdachte 1] geweest die de camerabeelden heeft opgenomen en op de telefoon heeft opgeslagen. Uit de verklaringen van [benadeelde 2] volgt verder dat [verdachte] samen met haar de beelden heeft teruggekeken, zodat hij kon zeggen wat zij beter kon doen.
Op grond van het voorgaande oordeelt het hof dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht het hof bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 1] zich samen schuldig hebben gemaakt aan het vervaardigen en het bezit van videobeelden waarop twee 17-jarige jongens, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , seksuele handelingen verrichten met [benadeelde 2] .
Ten aanzien van het vervaardigen en het bezit van kinderporno is de leeftijd van de minderjarige geobjectiveerd. Dit houdt in dat ten aanzien van de minderjarigheid geen opzet van [verdachte] of [medeverdachte 1] is vereist. Mede gelet hierop wordt het verweer verworpen dat het beschermend belang van het bepaalde in artikel 240b Sr niet in voldoende mate is geraakt. De strekking is gelegen in het tegengaan van (al dan niet op realistische wijze gesuggereerd) seksueel misbruik van jeugdigen en van de exploitatie daarvan, waaronder te begrijpen het verleiden van minderjarigen om hieraan deel te nemen. Dat belang wordt ook internationaal krachtig ondersteund (vgl. Kamerstukken II 2008/09, 31810, 3, p. 1). Dat de jongens beiden 17 jaar oud waren, betekent dat zij minderjarig waren en dus onder de bescherming van dit artikel vallen. Het is dan ook irrelevant voor de bewijsvraag dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , ten tijde van het vervaardigen van de filmpjes, bijna 18 jaar oud waren.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 15 juli 2017 tot en met 30 september 2017 te [plaats 3] , gemeente Haarlemmermeer, en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, [benadeelde 1] , telkens door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht,
1) heeft geworven, vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting, en
2) heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard, en
3) heeft bewogen hem, verdachte, en zijn mededader, te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van [benadeelde 1] met of voor een derde tegen betaling,
en
telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [benadeelde 1] , door het verdiende geld in te nemen en te houden;
2.
hij in de periode van 1 februari 2017 tot en met 17 april 2018 te [plaats 3] , gemeente Haarlemmermeer, en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, [benadeelde 2] , telkens door misleiding en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht,
1) heeft geworven, vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting, en
2) heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard, en
3) heeft bewogen hem, verdachte, en zijn mededaders, te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van [benadeelde 2] met of voor een derde tegen betaling,
en
telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [benadeelde 2] door het verdiende geld in te nemen en door de beschikking te hebben over de bankrekening en de bankpas en de inloggegevens van de bankrekening van [benadeelde 2] ;

3.3.hij in de periode van 28 september 2017 tot en met 17 april 2018 te [plaats 3] , gemeente Haarlemmermeer, en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 1] , telkens door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht,1) heeft vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting, en2) heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard, en3) heeft bewogen hem, verdachte, en zijn mededader, te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van [slachtoffer 1] met of voor een derde tegen betaling,entelkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 1] door het verdiende geld in te nemen en te houden;

4.
hij op 7 mei 2017 in Nederland, tezamen en in verenging met een ander, afbeeldingen, te weten films, van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer 2] geboren op [geboortedatum 2] 1999 en [slachtoffer 3] geboren op [geboortedatum 3] 1999 zijn betrokken, heeft vervaardigd, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de penis oraal, vaginaal of anaal penetreren van het lichaam van een volwassen vrouw door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en
het door een volwassen vrouw met de handen betasten en aanraken van het geslachtsdeel van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en
het laten ontdoen van zijn kleding door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,
en
het masturberen bij het gezicht van een volwassen vrouw, gepleegd door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt;

5.5.

hij in of omstreeks de periode van 7 mei 2017 tot en met 18 augustus 2017, in Nederland tezamen en in verenging met een ander, afbeeldingen, te weten films, van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer 2] geboren op [geboortedatum 2] 1999 en [slachtoffer 3] geboren op [geboortedatum 3] 1999, is betrokken, in bezit heeft gehad, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de penis oraal, vaginaal of anaal penetreren van het lichaam van een volwassen vrouw door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en
het door een volwassen vrouw met de handen betasten en aanraken van het geslachtsdeel van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en
het laten ontdoen van zijn kleding door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,
en
het masturberen bij het gezicht van een volwassen vrouw, gepleegd door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt.
Hetgeen onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de in de bijlage bij dit arrest opgenomen bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De verdediging heeft ten aanzien van de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten aangevoerd dat indien het hof komt tot het aannemen van een uitbuitingssituatie, ontslag van alle rechtsvervolging dient te volgen, omdat er geen sprake is van een schadelijke vorm van uitbuiting. Er is (telkens) sprake geweest van een “wederzijds voordelige situatie”. Een en ander is in lijn met toekomstige wetgeving en daarin tot uitdrukking gebracht gewijzigd inzicht van de wetgever.
Het hof verwerpt het beroep op ontslag van alle rechtsvervolging. Op 25 april 2024 is het wetsvoorstel Modernisering strafbaarstelling mensenhandel ingediend bij de Tweede Kamer (Kamerstukken 365471). De wetgever heeft het voorstel ingediend omdat de huidige strafbaarstelling van mensenhandel als complex en op onderdelen als te beperkt wordt ervaren. Het wetsvoorstel strekt ertoe die strafbaarstelling toegankelijker te maken en op onderdelen te verruimen, in het bijzonder ten aanzien van arbeidsuitbuiting. De plenaire behandeling van het voorstel heeft op dit moment nog niet plaatsgevonden. Het hof ziet reeds gelet op het stadium waarin het voorstel zich bevindt, geen aanleiding de strafbaarstelling anders uit te leggen dan op grond van de ten tijde van het bewezenverklaarde geldende wetgeving. Een andere beslissing zou buiten de rechtsvormende taak van de rechter vallen.
Geen (andere) omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde levert
telkensop:
mensenhandel, terwijl de in artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 1°, 4°, 9° en 6° van het Wetboek van Strafrecht omschreven feiten worden gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straf
De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5,5 jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal als bijkomende straf gevorderd dat aan de verdachte een beroepsverbod als voetbaltrainer, voetbalcoach en voetbalmakelaar en een bestuursverbod voor aanverwante bedrijven krijgt opgelegd voor de duur van vijf jaren.
De raadsman heeft verzocht bij oplegging van een straf rekening te houden de omstandigheid dat het feiten betreft van meer dan 7,5 jaar geleden. De verdachte heeft geen geweld toegepast en evenmin gedreigd met geweld. De verdachte heeft vanaf zijn schorsing uit de voorlopige hechtenis van oktober 2018 tot heden altijd een goed contact met de reclassering gehad, inzet getoond en heeft zijn leven een nieuwe wending gegeven. De reclassering heeft positief over de verdachte geadviseerd. De verdachte heeft, samen met zijn partner, de zorg voor drie kinderen uit zijn vorige relatie en een (jong) kind uit zijn huidige relatie. Er is veel media-aandacht voor de zaak van de verdachte geweest. Het openbaar ministerie heeft een heksenjacht tegen de verdachte gevoerd. Daarnaast is er een aanslag bij de woning van de verdachte in [plaats 2] gepleegd, wat onder meer reden was om naar [land] te verhuizen. De raadsman heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van de al ondergane voorlopige hechtenis met daarnaast een voorwaardelijk deel en eventueel een langere taakstraf. Ten slotte heeft de raadsman verzocht om af te zien van oplegging van de gevorderde verboden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn partner gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan de seksuele uitbuiting van drie jonge, kwetsbare vrouwen. Twee van hen waren slechts 18 jaar oud. Ze hadden schulden, konden niet thuis wonen of hadden een drugsprobleem. Een van hen was 20 jaar oud en had een licht verstandelijke beperking. Niet is gebleken dat een van hen eerder in de prostitutie had gewerkt. De verdachten hebben gebruik gemaakt van misleiding en hebben misbruik gemaakt van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht.
De verdachte - toen 32/33 jaar oud - heeft een initiërende rol gespeeld bij de seksuele uitbuiting van de slachtoffers, onder meer doordat hij een van de slachtoffers actief heeft benaderd en door op de slachtoffers in te praten om de prostitutie in te gaan en te blijven. Hij deed zich voor als een soort vaderfiguur die het beste met hen voorhad. Hij ging bij het werven, samen met de medeverdachte, voortvarend te werk. De medeverdachte - toen 25-27 jaar oud en met ervaring in de prostitutie - maakte foto’s en advertenties en het slachtoffer werd gehuisvest in de [adres 2] , alwaar de werkzaamheden begonnen. Als het slachtoffers eenmaal voor de verdachte en de medeverdachte aan het werk was, veranderde de vaderlijke houding en toon van de verdachte. De verdachten zetten de slachtoffers onder druk om voor hen te blijven werken, onder meer door een van de slachtoffers met een fictieve schuld op te zadelen en tegen een ander slachtoffer te zeggen dat ze nergens anders werk zou vinden. Een derde slachtoffer was bang dat, als zij wegging, door de verdachte gemaakte seksfilmpjes van haar zouden worden verspreid. De verdachte en de medeverdachte hebben hierdoor op zeer laakbare wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat deze kwetsbare slachtoffers in hen stelden. De verdachte heeft de slachtoffers meerdere keren overgehaald hun werkzaamheden te blijven verrichten op momenten dat zij zeiden hiermee te willen stoppen. Daarbij heeft hij, met zijn medeverdachte, de slachtoffers in een afhankelijke positie gebracht door aan hen woonruimte aan te bieden, maar hun verblijf in de woning afhankelijk te maken van hun bereidheid om prostitutiewerkzaamheden te verrichten onder de door hen gestelde voorwaarden. Verder heeft de verdachte met de medeverdachte hen in een afhankelijke positie gebracht door controle op ze uit te oefenen via apps, camera’s en filmopnames en door een groot deel van het door hen verdiende geld in te nemen. Twee van de slachtoffers moesten hun wachtwoorden van Snapchat inleveren en van een van de slachtoffers beheerden de verdachte en de medeverdachte haar bankrekening. Het is stuitend om in het WhatsAppverkeer van de verdachte en de medeverdachte te lezen hoe er over de slachtoffers wordt gesproken: ‘ [benadeelde 2] moet gewoon klaar zijn’, ‘ze ligt weer in haar kk bed’, ‘Neem op dan tering hr’ en ‘fix goeie doekoe bij de kk hoeren’. In de elkaar opvolgende WhatsAppgroepen waarin de verdachte, de medeverdachte, de slachtoffers en enkele voetballers zitten krijgen de slachtoffers op directieve wijze opdrachten van de medeverdachte, worden bedragen genoemd en wordt de slachtoffers opgedragen het verdiende geld klaar te leggen voor de verdachte en de medeverdachte. De slachtoffers betaalden de huur voor de woning, waarin de verdachte de voetballers van zijn voetbalacademie huisvestte.
De verdachte heeft met zijn handelen een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers en hun persoonlijke vrijheid, en daarmee een grove inbreuk op hun fundamentele rechten. De verdachte en zijn medeverdachte hebben hierbij hun eigen (financiële) belangen op de voorgrond gesteld zonder zich ook maar enige rekenschap te geven van de gevolgen van hun handelen voor de slachtoffers. Stuitend is dat de verdachte zogenaamde ‘seksinstructiefilmpjes’ maakte met twee van de slachtoffers waarbij zij seks hadden met in de woning verblijvende voetballers. Hierbij gaf de verdachte opdrachten aan de slachtoffers die zij moesten uitvoeren. De medeverdachte was ook betrokken bij het vervaardigen hiervan.
De ervaring leert dat slachtoffers van mensenhandel hier gedurende lange tijd nog psychische en emotionele schade van kunnen ondervinden. Dit blijkt mede uit de ter terechtzitting voorgelezen indringende slachtofferverklaringen van twee van de slachtoffers. Hieruit blijkt dat zij tot op de dag van vandaag kampen met psychische klachten als gevolg van de feiten en daar in hun dagelijks leven mee worstelen.
Ten aanzien van het eveneens bewezen medeplegen van het vervaardigen en het bezit van kinderporno, waaraan de verdachte zich schuldig heeft gemaakt doordat bij het opnemen van ‘seksinstructiefilmpjes’ twee van de betrokken voetballers minderjarig waren, merkt het hof op dat het deze feiten bij het bepalen van de aan de verdachte op te leggen straf slechts in geringe mate laat meewegen. Hierbij is van belang dat deze jongens op een haar na meerderjarig waren toen de beelden werden vervaardigd en dat ten aanzien van hen ook niet is gebleken dat zij hier op enigerlei wijze (psychische) schade van hebben ondervonden.
Het hof houdt verder rekening met de straffen die in vergelijkbare gevallen van seksuele uitbuiting worden opgelegd, zoals die blijken uit de daarop van toepassing zijnde oriëntatiepunten van het LOVS. In strafvermeerderende zin houdt het hof rekening met het feit dat er in het onderhavige geval sprake is van aan langdurige uitbuitingssituatie, van meerdere slachtoffers, van een fictieve schuld en dat er sprake is van medeplegen.
De verdachte heeft verklaard dat hij dingen anders had moeten doen en dat hij er financieel inderdaad wel wat aan heeft overgehouden. Hij heeft echter geen ware openheid van zaken gegeven en er niet ten volle blijk van gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien.
Het hof heeft daarnaast acht geslagen op de over de verdachte opgemaakte reclasseringsrapportages, laatstelijk op 4 december 2024, en op hetgeen zijn toezichthouder ter terechtzitting van het hof op 14 januari 2025, in het kader van de nog steeds voortdurende schorsing van de voorlopige hechtenis, naar voren heeft gebracht, waaruit de door de raadsman aangevoerde persoonlijke omstandigheden genoegzaam blijken.
Ten slotte heeft het hof kennis genomen van het de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 31 december 2024, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Naar het oordeel van het hof is, gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend, ook al betreft het feiten van langer geleden. Het hof realiseert zich dat het ondergaan van een dergelijke gevangenisstraf een grote impact op het persoonlijke leven van de verdachte en zijn gezin zal hebben, maar is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten niet kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, dat nog geen 6 maanden heeft geduurd.
In beginsel acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijk gevangenisstraf van 42 maanden passend en geboden. Het hof ziet geen aanleiding voor oplegging van een deels voorwaardelijke straf.
Vervolgens stelt het hof vast dat de behandeling van de zaak niet heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is in eerste aanleg met de inverzekeringstelling van de verdachte aangevangen op 17 april 2018 (schorsing uit de voorlopige hechtenis 8 oktober 2018) en het vonnis is gewezen op 24 december 2021. Aldus is de te hanteren redelijke termijn van twee jaar met een jaar en ruim 8 maanden overschreden. Het hoger beroep is namens de verdachte op 4 januari 2022 ingesteld, terwijl het hof heden arrest wijst. Dit betekent dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden met bijna 13 maanden. In totaal bedraagt de overschrijding daarmee 3 jaar en ongeveer 9 maanden.
Het hof acht, gelet op genoemde overschrijding van de redelijke termijn die niet aan de verdachte is toe te rekenen, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden passend en geboden.
Het hof zal het geschorste bevel voorlopige hechtenis opheffen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv, aan de orde is.
Beroepsverbod en bestuursverbod
Het hof stelt voorop dat de bewezenverklaarde mensenhandel ernstige feiten betreft. De verdachte heeft door zijn eigen handelen gezorgd voor een vermenging van die gepleegde feiten met zijn beroep als voetbaltrainer/coach/makelaar. Desalniettemin ziet het hof onvoldoende grond voor oplegging van de gevorderde verboden. Hierbij betrekt het hof dat de verdachte reeds is geschorst door de KNVB en de FIFA . Het als bijkomende straf aan de verdachte opleggen van de gevorderde verboden, bijna acht jaar na de gepleegde feiten, acht het hof thans niet langer opportuun en ook niet proportioneel, mede gelet op het verhandelde ter terechtzitting over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Beslag
Onder de verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen, die nog niet zijn teruggegeven:
2. een wificamera met adapter (453843);
3. een zilveren telefoontoestel, merk Nokia (453844);
4. een witte telefoontoestel, merk Apple (453706);
5. een telefoontoestel, merk Apple (453833);
6. een zwarte Blackberry-telefoontoestel (453852);
7. een telefoontoestel, merk Vodafone (453853);
8. een grijze telefoontoestel, merk Apple (453864);
9. een HP-computer (453862);
10. een harde schijf, merk Samsung (453856);
11. een camera met oplader (453712);
12. een kaart met instructies huishouden (453716);
13. een zwarte iPhone (453713);
14. een witte camera met oplader (453715);
15. een telefoontoestel, merk Apple (453872);
16. een wit/zilveren telefoontoestel, merk Apple (4538540);
17. een camera met oplader (453702);
18. een witte USB-stick, merk Lexar (454702);
19. een geheugenkaart, merk Lexar (544942).
De hierboven weergegeven nummering komt overeen met de in het dossier aanwezige lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
De advocaat-generaal en de raadsman hebben zich beiden op het standpunt gesteld dat het hof ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen dient te beslissen conform het vonnis waarvan beroep.
Onttrekken aan het verkeer
Het onder 4 en 5 bewezenverklaarde is begaan met behulp van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven iPhone onder beslagnummer 16. Dit betreft de iPhone waarop het kinderpornografisch materiaal is aangetroffen. Het zal aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Verbeurdverklaring
Het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde is begaan of voorbereid met betrekking de inbeslaggenomen en niet teruggegeven camera’s onder beslagnummers 2, 11, 14 en 17, iPhones onder beslagnummers 13 en 15, HP-laptop onder beslagnummer 9 en geheugenkaart onder beslagnummer 19. Zij zijn onder de verdachte in beslag genomen. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard.
Overig
Het hof is van oordeel dat de overige onder de verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten zes mobiele telefoons (beslagnummers 3 tot en met 8), een externe harde schijf (beslagnummer 10), een kaart met instructies (beslagnummer 12) en een USB-stick (beslagnummer 18) dienen te worden teruggegeven aan de verdachte. Het hof acht het niet noodzakelijk dat voornoemde externe harde schijf in zijn geheel wordt gewist, maar het is voldoende als de map ' [naam] ' met daarin 114 foto’s wordt gewist.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 22.000,00, bestaande uit € 12.000,00 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 18.650,00, bestaande uit € 8.650,00 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de totale vordering dient te worden toegewezen. De raadsman heeft namens de verdediging de vordering niet betwist.
Het hof overweegt als volgt.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden, mede gelet op de onderbouwde stellingen van de benadeelde partij die van de zijde van de verdachte niet zijn betwist. Nu dit deel van de vordering het hof voorts niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, ligt het voor toewijzing gereed.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voorts voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte ook immateriële schade heeft geleden. De aard en de ernst van de normschending brengen mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Zij is immers voor enige duur op grove wijze aangetast in haar lichamelijke en geestelijke integriteit. De omvang van de immateriële schade zal op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek naar maatstaven van billijkheid worden geschat op € 10.000,00. Het hof neemt daarbij in aanmerking de ernst van het feit, de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zoals deze naar het oordeel van het hof voldoende zijn onderbouwd en de toegekende schadevergoedingen in vergelijkbare gevallen. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Resumerend is de verdachte gehouden tot vergoeding van het gehele gevorderde schadebedrag. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade. Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f Sr opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 54.207,37, bestaande uit € 39.207,37 aan materiële schade en € 15.000,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 50.562,54, bestaande uit € 38.062,54 aan materiële schade en € 12.500,00 aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het materiële schadebedrag voor zover dat door de rechtbank is toegewezen en voor het immateriële schadebedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de (aangepaste) vordering dient te worden toegewezen. De raadsman heeft namens de verdediging de vordering niet betwist.
Het hof overweegt als volgt.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade van € 38.062,54 heeft geleden, mede gelet op de onderbouwde stellingen van de benadeelde partij die van de zijde van de verdachte niet zijn betwist. Nu dit deel van de vordering het hof voorts niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, ligt het voor toewijzing gereed.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voorts voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte immateriële schade heeft geleden. De aard en de ernst van de normschending brengen mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Zij is immers voor langere duur op grove wijze aangetast in haar lichamelijke en geestelijke integriteit. De omvang van de immateriële schade zal op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek naar maatstaven van billijkheid worden geschat op € 15.000,00. Het hof neemt daarbij in aanmerking de ernst van het feit, de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zoals deze naar het oordeel van het hof voldoende zijn onderbouwd en de toegekende schadevergoedingen in vergelijkbare gevallen. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Resumerend is de verdachte gehouden tot vergoeding van € 53.062,54, bestaande uit € 38.062,54 aan materiële schade en € 15.000,00 aan immateriële schade. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade. Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f Sr opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 57, 240b (oud), 248 en 273f (oud) Sr.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- nr. 2: 1.00 STK Wificamera met adapter (453843);
- nr. 9: 1.00 STK Computer HP (453862);
- nr. 11: 1.00 STK Camera met oplader (453712);
- nr. 13: 1.00 STK Telefoontoestel Kl:zwart IPHONE (453713);
- nr. 14: 1.00 STK Kl:wit; camera met oplader (453715);
- nr. 15: 1.00 STK Telefoontoestel APPLE (453872);
- nr. 17: 1.00 STK camera met oplader (453702);
- nr. 19: 1.00 STK Geheugenkaart LEXAR (544942).
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- nr. 16: 1.00 STK Telefoontoestel Kl:wit/zilver APPLE (4538540).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- nr. 3: 1.00 STK Telefoontoestel Kl:zilver; NOKiA (453844);
- nr. 4: 1.00 STK Telefoontoestel Kl:wit; APPLE (453706);
- nr. 5: 1.00 STK Telefoontoestel APPLE (453833);
- nr. 6: 1.00 STK Telefoontoestel Kl:zwart BLACKBERRY (453852);
- nr. 7: 1.00 STK Telefoontoestel VODAFONE (453853);
- nr. 8: 1.00 STK Telefoontoestel Kl:grijs APPLE (453864);
- nr. 10: 1.00 STK Gegevensdrager Kl:zwart; SAMSUNG harde schijf (453856);
- nr. 12: 1.00 STK Kaart met instructies huishouden (453716);
- nr. 18: 1.00 STK USB-stick Kl:wit LEXAR (454702);
waarbij wordt bepaald dat de onder nr. 10 genoemde harde schijf niet eerder wordt teruggegeven dan nadat de map ' [naam] '; van deze schijf is gewist.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 22.000,00 (tweeëntwintigduizend euro) bestaande uit € 12.000,00 (twaalfduizend euro) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 22.000,00 (tweeëntwintigduizend euro) bestaande uit € 12.000,00 (twaalfduizend euro) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 105 (honderdvijf) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 22 augustus 2017.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 53.062,54 (drieënvijftigduizend tweeënzestig euro en vierenvijftig cent) bestaande uit € 38.062,54 (achtendertigduizend tweeënzestig euro en vierenvijftig cent) materiële schade en € 15.000,00 (vijftienduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 53.062,54 (drieënvijftigduizend tweeënzestig euro en vierenvijftig cent) bestaande uit € 38.062,54 (achtendertigduizend tweeënzestig euro en vierenvijftig cent) materiële schade en € 15.000,00 (vijftienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 255 (tweehonderdvijf) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 9 september 2017.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C. Fetter, mr. R. van der Heijden en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
31 januari 2025.
[…]