ECLI:NL:GHAMS:2025:24

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 januari 2025
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
200.322.353/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenovereenkomst voor juridische en fiscale werkzaamheden met terugvordering van voorschot

In deze zaak gaat het om een consumentenovereenkomst tussen [appellant] en Taxeco Adviseurs B.V. voor het verrichten van juridische en fiscale werkzaamheden. De overeenkomst stipuleert een uurtarief voor de fiscalisten en een voorschot van € 50.000,- exclusief BTW dat door [appellant] moest worden betaald. Na drie maanden heeft [appellant] de overeenkomst opgezegd en vordert zij het volledige voorschot terug, terwijl Taxeco een bijbetaling van ruim € 18.000,- eist. Het hof oordeelt dat het transparantievereiste is nageleefd en dat er geen sprake is van een oneerlijk beding. De door Taxeco gedeclareerde uren zijn gemotiveerd betwist door [appellant], en het hof schat de daadwerkelijk verrichte uren. Uiteindelijk wordt Taxeco veroordeeld tot terugbetaling van ongeveer € 30.385,25 inclusief BTW aan [appellant]. De proceskosten worden ook aan Taxeco opgelegd, aangezien zij in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.322.353/01
zaaknummers rechtbank Amsterdam : C/13/712861 / HA ZA 22-77 en C/13/721328 / HA ZA 22-612
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 7 januari 2025
inzake
[appellant] ,
wonend te [plaats] ,
appellante in principaal appel,
geïntimeerde in incidenteel appel,
advocaat: mr. K.G.O. Afriyieh te Haarlem,
tegen
TAXECO ADVISEURS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde in principaal appel,
appellante in incidenteel appel,
advocaat: mr. T. Meevis te Eindhoven.
Partijen worden hierna [appellant] en Taxeco genoemd.

1.De zaak in het kort

Taxeco en [appellant] hebben een (consumenten)overeenkomst gesloten tot het door Taxeco verrichten van juridische en fiscale werkzaamheden voor [appellant] . In deze overeenkomst is het uurtarief genoemd van de twee fiscalisten van Taxeco, alsmede is bepaald dat [appellant] een voorschot dient te betalen van € 50.000,- exclusief BTW. [appellant] heeft na ruim drie maanden de overeenkomst opgezegd. [appellant] vordert het volledige voorschot terug, dan wel een gedeelte hiervan. Taxeco daarentegen vordert bijbetaling van ruim € 18.000,-. Het hof oordeelt dat in dit geval is voldaan aan het transparantievereiste. Daarmee is er geen sprake van een oneerlijk beding. Evenmin heeft Taxeco haar precontractuele informatieplicht van artikel 6:230l sub c BW geschonden. Omdat de door Taxeco geschreven uren gemotiveerd door [appellant] zijn betwist en Taxeco op die betwisting amper inhoudelijk heeft gereageerd, worden de door Taxeco in redelijkheid in rekening te brengen uren door het hof geschat. Naar aanleiding daarvan dient Taxeco ruim € 26.525,- exclusief BTW van het betaalde voorschot terug te betalen.

2.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 21 december 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 21 september 2022, gewezen tussen [appellant] als eiseres en Taxeco als gedaagde in de zaak met nummer C/13/712861 / HA ZA 22-77 en tussen Taxeco als eiseres en [appellant] als gedaagde in de zaak met nummer C/13/721328 / HA ZA 22-612.
Op 21 februari 2023 is door dit hof een tussenarrest gewezen waarbij een mondelinge behandeling na aanbrengen is gelast. Deze mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 mei 2023. Tussen partijen is geen minnelijke regeling tot stand gekomen.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven namens [appellant] , met producties;
- memorie van antwoord in principaal appel, memorie van grieven in incidenteel appel;
- memorie van antwoord in incidenteel appel.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 6 september 2024 doen bepleiten, [appellant] door mr. Afriyieh, voornoemd, en Taxeco door mr. Meevis, voornoemd. Mr. Afriyieh deed dit aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en
- voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - alsnog:
(primair) voor recht zal verklaren dat de overeenkomst tussen [appellant] en Taxeco middels het arrest in deze zaak is vernietigd wegens strijdigheid met artikel 6:230l sub c BW en Taxeco € 60.500,- inclusief BTW aan [appellant] dient te restitueren, genoemd bedrag te vermeerderen met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente;
(subsidiair) voor recht zal verklaren dat een bedrag van € 49.065,50 inclusief BTW onverschuldigd is voldaan en Taxeco dit bedrag aan [appellant] dient te restitueren, genoemd bedrag te vermeerderen met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente;
(meer subsidiair) Taxeco zal veroordelen tot terugbetaling aan [appellant] van een bedrag in goede justitie vast te stellen, dit bedrag te vermeerderen met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente;
en Taxeco te veroordelen in de proceskosten in hoger beroep dan wel in beide instanties.
Taxeco heeft in principaal appel geconcludeerd tot bekrachtiging, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep.
Taxeco heeft in incidenteel appel geconcludeerd tot vernietiging, voor zover de vordering van Taxeco tot veroordeling van [appellant] tot betaling van € 18.210,50 exclusief kosten is afgewezen, en opnieuw rechtdoende, die vorderingen - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog toe te wijzen met veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in incidenteel appel.
[appellant] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen in incidenteel appel.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 3.1 tot en met 3.11 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.
3.1
[appellant] heeft al lange tijd een geschil met de Belastingdienst. Zij is daarin in hoger beroep door het gerechtshof Amsterdam bij uitspraak van 15 december 2020 in het gelijk gesteld. [appellant] wilde de betrokken belastinginspecteur strafrechtelijk laten vervolgen. Omdat haar toenmalig advocaten de slagingskans klein vonden, is zij op zoek gegaan naar een andere rechtsbijstandverlener.
3.2
Taxeco is een advieskantoor dat zich richt op het geven van juridisch- en belastingadvies.
3.3
Op 16 juni 2021 is Taxeco met [appellant] een overeenkomst van opdracht (hierna: de overeenkomst) aangegaan. Hierin staat onder meer het volgende:
"Wij zijn gaarne bereid om als uw juridisch en fiscaal adviseur op te treden met betrekking tot de volgende werkzaamheden:
- u bij te staan en te vertegenwoordigen bij het opstarten van een artikel 12 Sv-procedure (en bij andere eventueel op te starten procedures) die verband houden met uw geschil met de Belastingdienst;
- u bij te staan en te vertegenwoordigen voor wat betreft de communicatie met de Belastingdienst en derden waaronder eventueel de media; en
- voorts al datgene te doen dat TaXeCo Adviseurs B.V. (…) in verband met het voorgaande nodig acht. (…)
Ter zake van deze overeenkomst gelden voor onze werkzaamheden de volgende uurtarieven: EUR 500 exclusief BTW voor ondergetekende(de heer [naam 1], toevoeging hof)
en EUR 750 exclusief BTW voor mr. [naam 2]. In dit verband hebben wij afgesproken dat u ons een voorschotbedrag betaalt van EUR 50.000 exclusief BTW, welk bedrag in twee deelbetalingen door u zal worden vooruitbetaald.
3.4
Op 16 juni 2021 heeft [appellant] aan Taxeco, in het bijzonder aan haar managing partner drs. [naam 1] (hierna: [naam 1]) en haar senior partner mr. [naam 2] (hierna: [naam 2]) een volmacht verleend voor dezelfde werkzaamheden als die hiervoor in de eerste geciteerde alinea van de overeenkomst zijn opgesomd.
3.5
[appellant] heeft op 16 juni 2021 respectievelijk 15 juli 2021 de deelbetalingen van het voorschot van € 60.500,- inclusief BTW voldaan.
3.6
Na 16 juni 2021 heeft Taxeco werkzaamheden voor [appellant] verricht.
3.7
Op 7 oktober 2021 heeft [appellant] per e-mail Taxeco verzocht de werkzaamheden te staken en het voorschotbedrag te restitueren.
3.8
Op 22 oktober 2021 heeft Taxeco een eindfactuur aan [appellant] gestuurd. In de factuur staat dat na aftrek van de door [appellant] betaalde voorschotten nog een bedrag van
€18.210,50 inclusief btw moet worden betaald.

4.Beoordeling

4.1
In eerste aanleg heeft [appellant] gevorderd Taxeco te veroordelen tot betaling van
€ 49.065,50 (inclusief BTW), te vermeerderen met kosten en rente. [appellant] legt hieraan te grondslag dit bedrag onverschuldigd te hebben betaald, dan wel dat Taxeco wanprestatie heeft gepleegd en [appellant] hierdoor schade heeft geleden, dan wel dat Taxeco voor genoemd bedrag en ten laste van [appellant] ongerechtvaardigd is verrijkt. Genoemd bedrag van € 49.065,50 is het verschil tussen het door [appellant] aan Taxeco betaalde voorschot, en het bedrag waarop Taxeco volgens [appellant] aanspraak kan maken wegens door Taxeco ten behoeve van [appellant] verrichte werkzaamheden.
4.2
Taxeco heeft in eerste aanleg gevorderd [appellant] te veroordelen tot betaling van
€ 18.210,50 (inclusief BTW), zijnde de vergoeding voor de door Taxeco ten behoeve van [appellant] verrichte werkzaamheden voor zover deze het betaalde voorschot van € 50.000,- exclusief BTW te boven gingen.
4.3
De rechtbank heeft beide vorderingen afgewezen. De rechtbank heeft aan het afwijzen van de vordering van [appellant] ten grondslag gelegd dat zij het door haar gevorderde bedrag niet onverschuldigd heeft betaald, aangezien aan die betaling een tussen [appellant] en Taxeco gesloten overeenkomst ten grondslag lag. De overige grondslagen voor haar vordering slagen ook niet, omdat die er in wezen op neer komen dat Taxeco minder werk heeft verricht dan correspondeert met het door Taxeco uiteindelijk ontvangen bedrag, maar [appellant] heeft die stelling - mede gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door Taxeco - onvoldoende onderbouwd, aldus de rechtbank. Naar het oordeel van de rechtbank heeft ook Taxeco haar vordering, dat naast het door [appellant] al betaalde voorschot nog € 18.210,50 moet worden betaald vanwege door Taxeco verrichte werkzaamheden, mede gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door [appellant] , onvoldoende onderbouwd.
4.4
[appellant] komt in hoger beroep op tegen de afwijzing van haar vordering door de rechtbank en voert daartoe vier grieven aan (genoemd grieven 1,2, 4 en 5). Het hof zal de nummering zoals genoemd door [appellant] aanhouden. Grief 1 houdt in dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat geen sprake is van een door [appellant] onverschuldigd betaald bedrag omdat aan die betaling een overeenkomst ten grondslag lag. Ter toelichting op haar grief voert [appellant] aan dat van het door haar betaalde voorschot van € 60.500,- inclusief BTW € 49.065,50 (inclusief BTW) onverschuldigd is betaald, omdat de door haar erkende uren (11,4 uur voor [naam 1] en 5 uur voor [naam 2]) corresponderen met een bedrag van € 11.434,50 (inclusief BTW). Met grief 2 bestrijdt [appellant] het oordeel van de rechtbank dat ook de overige grondslagen voor haar vordering haar niet kunnen baten. [appellant] voert hiertoe aan dat zij de grondslag voor haar vordering voldoende heeft onderbouwd, dat juist Taxeco haar op de hoogte had moeten houden van de door laatstgenoemde verrichte werkzaamheden en dat de stelplicht en bewijslast daarom bij Taxeco liggen. [appellant] voert in de toelichting op grief 2 ook aan dat vanwege het niet bij aanvang duidelijk maken hoeveel uren de werkzaamheden in beslag zouden nemen, en er ook nooit een tussentijdse declaratie is gestuurd, Taxeco haar precontractuele informatieplicht heeft geschonden en er tevens sprake is van een oneerlijk beding in de zin van Richtlijn 93/13/EEG. Grief 4 keert zich tegen de overweging van de rechtbank dat de verwijzing naar artikel 7:411 lid 1 BW [appellant] niet kan baten, omdat er uurtarieven zijn afgesproken. [appellant] voert ter onderbouwing van deze grief aan dat de hoogte van de declaratie in verhouding moet staan tot de werkzaamheden die zijn verricht. De feitelijk verrichte werkzaamheden zijn beperkt tot correspondentie met de Belastingdienst, cliënte zelf en derden, zonder dat er procedures zijn gevoerd of concepten daartoe zijn ontvangen. Met grief 5 voert [appellant] aan dat de rechtbank ten onrechte niet heeft geoordeeld over de door haar gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. Taxeco voert in incidenteel appel aan dat de door haar gevorderde € 18.210,50 (met kosten) ten onrechte is afgewezen met het argument dat deze vordering onvoldoende is onderbouwd. Taxeco voert aan deze vordering te hebben onderbouwd met een urenspecificatie met een omschrijving per tijdsregel, en dat dat voldoende is.
Het hof overweegt als volgt.
Oneerlijk beding
4.5
Hoewel de procedure bij het gerechtshof (zie rov. 3.1) betrekking had op de inkomsten van de door [appellant] gedreven onderneming, heeft Taxeco niet bestreden het standpunt van [appellant] dat [appellant] met haar heeft gecontracteerd in de hoedanigheid van consument en dat sprake is van een consumentenovereenkomst. Het hof is echter van oordeel dat Taxeco bij het aangaan van die overeenkomst voldoende inzicht heeft gegeven over de door [appellant] te verwachten kosten. Naast het expliciet vermelden van de uurtarieven van [naam 1] en [naam 2], werd een door [appellant] te betalen voorschot van € 50.000,- exclusief BTW overeengekomen. [appellant] heeft ter zitting in hoger beroep verklaard bij het aangaan van die overeenkomst te hebben begrepen dat genoemde € 50.000,- exclusief BTW als schatting voor de totale kosten betrekking had op ‘het totaal’, terwijl namens Taxeco ter zitting is verklaard dat uit de term ‘voorschot’ blijkt dat naar verwachting in ieder geval € 50.000,- verschuldigd zou zijn. Hoewel partijen dus een verschillende opvatting hebben welke werkzaamheden precies voor genoemde € 50.000,- zouden worden verricht, staat voldoende vast dat Taxeco een indicatie heeft gegeven van de hoogte van het voor haar werkzaamheden door [appellant] te betalen bedrag. Gelet op de overige omstandigheden van deze zaak is Taxeco daarmee voldoende duidelijk en begrijpelijk (transparant) geweest en is geen sprake van een oneerlijk beding. Ook is niet gebleken dat Taxeco artikel 6:230l sub c BW of enige andere op haar rustende precontractuele informatieverplichting heeft geschonden is. De grondslag voor de primaire vordering van [appellant] ontbreekt daarmee.
Vergoeding voor de verrichte werkzaamheden
4.6.1
[appellant] baseert haar subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen erop dat zij meent dat Taxeco slechts recht heeft op betaling van de door haar op basis van de overeenkomst en in redelijkheid verrichte werkzaamheden. De subsidiaire vorderingen gaan er vanuit dat Taxeco op basis van de overeenkomst in redelijkheid slechts aanspraak heeft op 11,4 uren door [naam 1] verricht en 5 uren door [naam 2] verricht. De meer subsidiaire vordering laat het aan het gerechtshof over te bepalen welke uren op basis van de overeenkomst in redelijkheid zijn verricht. Taxeco betoogt met haar incidenteel appel dat alle door haar in het tijdsoverzicht geschreven werkzaamheden zijn verricht en door [appellant] behoren te worden betaald. De vraag is dus welke door Taxeco verrichte werkzaamheden op basis van de overeenkomst in redelijkheid voor rekening van [appellant] behoren te komen.
4.6.2
In de overeenkomst staan de door Taxeco te verrichten werkzaamheden omschreven: (i) het opstarten van een artikel 12 Sv-procedure; (ii) eventueel andere op te starten procedures die verband houden met het geschil van [appellant] met de Belastingdienst; (iii) [appellant] bijstaan en vertegenwoordigen voor wat betreft de communicatie met de Belastingdienst en derden waaronder eventueel de media en (iv) voorts al datgene te doen dat Taxeco in verband met het voorgaande nodig acht.
4.6.3
Vast staat dat Taxeco aan [appellant] , tot aan het moment dat [appellant] op 7 oktober 2021 aan Taxeco te kennen gaf geen verder gebruik van de diensten van Taxeco te willen maken (dus de overeenkomst opzegde), geen overzicht heeft gegeven van de door Taxeco aan de zaak bestede tijd of kosten. Taxeco heeft [appellant] pas na die opzegging een tijdoverzicht gegeven. In dit door Taxeco opgestelde urenoverzicht is zowel van [naam 1] als van [naam 2] per dag vermeld hoeveel tijd waaraan is besteed. [appellant] heeft dat overzicht (voor het eerst) in hoger beroep gedetailleerd bestreden. Zij heeft daarbij per datum vermeld of zij de daarop bestede tijd erkent, dan wel gemotiveerd bestrijdt. Op die gedetailleerde betwisting door [appellant] heeft Taxeco, op enkele kleine posten na, niet anders gereageerd dan door bij herhaling te stellen dat de door haar geschreven tijd correct was.
Het hof is van oordeel dat van Taxeco een gemotiveerdere reactie op de betwisting door [appellant] had mogen worden verwacht. Zo vermeldde Taxeco dat op 16 augustus 2021 een bespreking met [appellant] had plaatsgevonden, waarbij zowel [naam 1] als [naam 2] 3 uur aanwezig waren. [appellant] heeft in reactie daarop gesteld dat [naam 1] inderdaad 3 uur aanwezig was, maar dat [naam 2] de bespreking een uur van te voren verliet, in verband met een andere bespreking, en [naam 2] derhalve slechts 2 uur aanwezig was geweest. Taxeco heeft daar in het geheel niet op gereageerd, de betwisting door [appellant] dus ook niet bestreden, maar desondanks haar vordering die mede gebaseerd was op de aanwezigheid van [naam 2] gedurende drie uur gehandhaafd. Taxeco heeft bijvoorbeeld ook niet bestreden de betwisting door [appellant] , dat [appellant] op 18 juni 2021 enige stukken aan [naam 1] heeft verstrekt, dat het dossier van de vorige advocaat pas na de bespreking op 23 juni 2021 werd verstrekt, en dat het daarom niet goed mogelijk is dat [naam 1] aan de bestudering van die paar door [appellant] verstrekte stukken voorafgaand aan de bespreking op 23 juni 2021 al twintig uur heeft besteed, zoals Taxeco wel stelt.
Het hof acht verder van belang dat geen van beide bestuurders, [naam 1] en [naam 2], op enige zitting bij de rechtbank en het gerechtshof aanwezig zijn geweest, om aldaar een toelichting te kunnen geven op de door hen aan de zaak bestede tijd. Soms werd voor de afwezigheid van [naam 1] van te voren een verklaring gegeven (‘privé-omstandigheden’), soms pas ter zitting (‘behoorlijk ziek’) maar de afwezigheid van [naam 2] werd in het geheel niet toegelicht anders dan dat de meeste tijd in de zaak door [naam 1] was besteed. Het hof merkt daarbij op dat Taxeco ook voor de werkzaamheden van [naam 2] 26,8 x € 750,- = € 20.100,- excl. BTW in rekening heeft gebracht. Tenslotte staat vast dat Taxeco geen tussentijdse declaraties heeft verstuurd, en pas een einddeclaratie heeft verstrekt na het opzeggen van de overeenkomst door [appellant] .
4.6.4
Taxeco stelt twee concept-stukken te hebben opgesteld, te weten een concept artikel 12-Sv klaagschrift (verder: klaagschrift) en een concept kort geding dagvaarding. Het eerste concept zou op 9 juli 2021 per post aan [appellant] zijn toegestuurd en het tweede stuk per post op 23 juli 2021 en voorts tijdens de bespreking op 16 augustus 2021 aan [appellant] ter hand zijn gesteld. [appellant] betwist die stukken voorafgaand aan haar opzegging op 7 oktober 2021 te hebben ontvangen. Taxeco voert aan dat de reden van het op 9 respectievelijk 21 juli 2021 per post toesturen van de stukken aan [appellant] daarin gelegen was, dat [appellant] in die periode
- in China - op vakantie was, onbereikbaar was en “vanaf (de week van) 5 juli 2021” niet gestoord wilde worden. [appellant] heeft nadrukkelijk betwist in China op vakantie te zijn geweest en te hebben afgesproken niets te willen ontvangen. Het hof constateert dat de door Taxeco geschreven tijd op 16 juli 2021 voor een telefoongesprek met [appellant] niet overeenkomt met Taxeco’s stelling dat [appellant] (tijdens haar vakantie) onbereikbaar was. Maar ook als er vanuit moet worden gegaan dat Taxeco genoemde twee concepten heeft opgesteld en voorafgaand aan de opzegging door [appellant] op 7 oktober 2021 aan [appellant] heeft doen toekomen, dan nog betreft dit, zoals [appellant] heeft aangevoerd en door Taxeco niet gemotiveerd is betwist, betrekkelijk globale concepten, die hoofdzakelijk bestaan uit algemene informatie over het indienen van een klacht gebaseerd op artikel 12 Sv, dan wel een kort geding dagvaarding. Van de onder 4.6.2 genoemde door Taxeco voor [appellant] te verrichten werkzaamheden is daarmee tot aan de opzegging door [appellant] slechts een zeer beperkt gedeelte aantoonbaar gerealiseerd. Al deze omstandigheden bijeen leiden voor het hof tot de conclusie dat het door zeer ervaren fiscalisten in rekening brengen van 89,9 uren plus 26,8 uren voor de door Taxeco verrichte werkzaamheden, de grenzen van het redelijke verre overschrijden.
4.6.5
Taxeco heeft niet bestreden het standpunt van [appellant] , dat indien de werkelijke aan de zaak bestede uren en dus kosten, minder zouden blijken te zijn dan het betaalde voorschot, dit verschil door Taxeco dient te worden terugbetaald, net zo min als [appellant] heeft bestreden dat als de werkelijke uren en daarmee gepaard gaande kosten het bedrag van het voorschot zouden overschrijden, door haar een bijbetaling diende plaats te vinden. Het is daarom nodig vast te stellen hoeveel tijd Taxeco aan de zaak heeft besteed. De stelplicht en bewijslast hiervan liggen bij Taxeco. Omdat Taxeco op de gemotiveerde betwisting door [appellant] van de urenspecificatie amper gemotiveerd heeft gereageerd (slechts in noot 2 bij punt 13 MvA principaal appel, memorie van grieven in incidenteel appel, wordt geconstateerd dat een drietal posten niet zijn betwist) en voor het overige niet anders heeft gereageerd dan door te herhalen dat haar overzicht juist was, en daarmee bijvoorbeeld niet heeft gereageerd op de opmerking van [appellant] dat een tijdsbesteding van 20 uur voor de bestudering van enkele stukken niet goed mogelijk is, ziet het hof geen andere mogelijkheid dan een schatting te maken van de in redelijkheid aan genoemde zaak te besteden tijd. Bij deze stand van zaken wordt niet aan bewijsvoering toegekomen, zoals (overigens summier) door Taxeco is aangeboden.
4.6.6
Taxeco heeft de tijd die door [naam 1] besteed is aan de gesprekken met [appellant] gedetailleerd genoteerd, en die tijdsbesteding is door [appellant] niet gemotiveerd bestreden, anders dan met de stelling dat de betreffende gesprekken weinig over de zaak zelf gingen. Het hof zal daarom de door Taxeco geschreven tijd voor de gesprekken met [naam 1] overnemen, alsmede de tijd van de door [naam 2] aan gesprekken met [appellant] bestede tijd, met uitzondering van de bespreking op 16 augustus 2021.
Het hof acht het redelijk dat [naam 1] aan het voorbereiden van een concept-klaagschrift alsmede het opstellen van en concept kort geding dagvaarding en het ten behoeve daarvan bestuderen van het dossier in totaal zestien uur heeft besteed. Voorts acht het het hof redelijk dat [naam 1] en Aarts voorafgaand aan de bespreking op 16 augustus 2021 twee uur met elkaar overleg hebben gehad dan wel deze tijd gebruikt hebben de bespreking op 16 augustus 2021 voor te bereiden.
Op 16 augustus 2021 heeft een bespreking met [appellant] plaatsgevonden, waarbij Taxeco twee opties voorstelde. In de ene optie zou slechts een kort geding en een artikel 12-procedure worden gevoerd, in de tweede optie ook een bodemprocedure. De bodemprocedure zou kunnen worden gestart vanwege de uitingen van [appellant] dat haar problemen met de Belastingdienst groter waren en veel langer hebben geduurd dan zij aanvankelijk had gemeld. Taxeco schatte de kosten voor optie twee op € 300.000,- exclusief BTW. Anders dan [appellant] aanvoert is het hof van oordeel dat, gelet op de in het dossier aanwezige correspondentie, [appellant] niet onmiddellijk op 16 augustus 2021 heeft laten weten optie twee niet te willen. [appellant] liet dat pas op 7 oktober 2021 weten. Het hof acht het daarom redelijk dat [naam 1] aan het bestuderen van de mogelijkheid van een bodemprocedure twee uur extra heeft besteed, en [naam 2] een uur. Dat [naam 1] enkele berichtjes aan de inspecteur van de Belastingdienst heeft gestuurd is door [appellant] niet bestreden; het hof zal de hiervoor door [naam 1] genoteerde tijd overnemen, net als de geschreven tijd voor een telefoongesprek met deze inspecteur.
4.6.7
Alles bij elkaar resulteert dit in een redelijk geacht urenaantal van 37,7 voor [naam 1] en van 7,5 voor [naam 2]. Toegepast op het overeengekomen uurtarief leidt dat tot een door [appellant] aan Taxeco te betalen bedrag van € 24.475,- exclusief BTW, zijnde € 29.614,75 inclusief BTW. [appellant] heeftaan Taxeco betaalt € 60.500,- inclusief BTW, zodat Taxeco aan haar dient terug te betalen € 30.385,25 inclusief BTW. Dit laatste bedrag is door [appellant] aan Taxeco te veel betaald, zodat de grieven 1 en 2 gedeeltelijk slagen. Daarmee behoeft grief 4 geen bespreking meer. De primaire en subsidiaire vordering komen niet voor toewijzing in aanmerking, omdat de daarbij gevorderde verklaring voor recht niet kan worden afgegeven: de aldaar genoemde bedragen van € 60.500,- inclusief BTW respectievelijk € 49.065,50 (inclusief BTW) zijn immers niet onverschuldigd betaald. Wel zal worden toegewezen de meer subsidiaire vordering. Taxeco wordt veroordeeld aan [appellant] te betalen een bedrag van
€ 30.385,25 inclusief BTW. Over dit bedrag is wettelijke rente gevorderd vanaf de datum van dit arrest; die wettelijke rente wordt toegewezen.
4.7
[appellant] heeft onvoldoende onderbouwd welke buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht die voor vergoeding in aanmerking komen. Voor zover in de dagvaarding in eerste aanleg wel wordt gesproken over door [appellant] gemaakte buitengerechtelijke incassokosten hebben deze betrekking op een vordering die niet is toegewezen. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten wordt daarom afgewezen. Grief 5 faalt.
4.8
Als de in principaal en incidenteel appel overwegend in het ongelijk gestelde partij zal Taxeco in de proceskosten in appel worden veroordeeld. Hetzelfde geldt voor de proceskostenveroordeling in eerste aanleg met nummer HA ZA 22-77.

5.Beslissing

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis ;
doet opnieuw recht alsvolgt:
veroordeelt Taxeco tot betaling aan [appellant] van een bedrag van € 30.385,25 inclusief BTW in verband met de gedeeltelijke terugbetaling van het voorschot, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de datum van dit arrest tot aan de voldoening;.
veroordeelt Taxeco in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van [appellant] begroot op € 314,- aan verschotten en € 1.126,- voor salaris, in principaal hoger beroep tot op heden op € 914,18 aan verschotten en € 4.713,- voor salaris en in incidenteel hoger beroep tot op heden op € 1.571,- voor salaris;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.C. Boot, F.J. van der Poel en M. Kuhllmann en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2025.