ECLI:NL:GHAMS:2025:2394

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 september 2025
Publicatiedatum
11 september 2025
Zaaknummer
200.348.624
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over agentuurovereenkomsten en geheimhoudingsplicht tussen Tommy Hilfiger Europe B.V. en AWWG Investments B.V.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Tommy Hilfiger Europe B.V. (THE) tegen AWWG Investments B.V. en andere partijen. THE vordert een verbod op de uitvoering van agentuurovereenkomsten die AWWG c.s. zijn aangegaan met andere kledingmerken, waaronder Karl Lagerfeld en DKNY, en stelt dat zij hierdoor schade lijdt. Het hof oordeelt dat THE onvoldoende aannemelijk maakt dat in een bodemprocedure haar vorderingen zullen slagen. Het hof bekrachtigt het oordeel van de voorzieningenrechter die de vorderingen van THE in eerste aanleg heeft afgewezen. De samenwerking tussen AWWG c.s. en G-III c.s. wordt als een noodzakelijke stap gezien in het licht van de langdurige relatie tussen de partijen en de noodzaak voor AWWG om haar bedrijfscontinuïteit te waarborgen. Het hof concludeert dat de vorderingen van THE niet toewijsbaar zijn, en dat er geen schending van de informatieplicht of geheimhoudingsplicht heeft plaatsgevonden. THE wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.348.624/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/756542 KG ZA 24-779
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 16 september 2025
in de zaak van
TOMMY HILFIGER EUROPE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. J.J. Bakker te Amsterdam,
tegen

1.AWWG INVESTMENTS B.V.,

gevestigd te Amsterdam,
2.
PEPE JEANS S.L.,
gevestigd te Barcelona, Spanje
3.
PEPE RETAIL – COMÉRCIO DE TÊXTEIS, UNIPESSOAL, LTDA.,
gevestigd te Lissabon, Portugal
geïntimeerden,
advocaat: mr. D.J.F.F.M. Duynstee te Amsterdam,
en

4.G-III APPAREL GROUP LTD.,

gevestigd te New York, Verenigde Staten van Amerika,
5.
KARL LAGERFELD INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
6.
DKNY STORES (SPAIN S.L.),
gevestigd te Madrid, Spanje,
gevoegde partijen aan de zijde van geïntimeerden,
advocaat: mr. B.M. Katan te Amsterdam.
Partijen worden hierna THE en AWWG, Pepe Jeans en Pepe Retail dan wel geïntimeerden gezamenlijk AWWG c.s. genoemd. Gevoegde partijen worden genoemd G-III, Karl Lagerfeld en DKNY dan wel gezamenlijk G-III c.s.

1.De zaak in het kort

AWWG c.s. werken jarenlang samen met THE en verzorgen voor haar de verkoop en distributie van producten van het merk Tommy Hilfiger en Calvin Klein in Spanje en Portugal. In het voorjaar van 2024 is (een dochtervennootschap van) AWWG agentuurovereenkomsten aangegaan met Karl Lagerfeld en DKNY voor de verkoop van producten van Karl Lagerfeld en DKNY in Spanje en Portugal. In diezelfde periode heeft G-III een aandelenbelang verkregen in AWWG. THE vordert kort gezegd AWWG c.s. te verbieden om uitvoering te geven aan deze agentuurovereenkomsten, een gebod op te leggen om THE te informeren over alles wat raakt aan haar belangen en om de overeengekomen geheimhouding te eerbiedigen. THE beroept zich daarbij op het ontbreken van toestemming voor de samenwerking en schending van geheimhoudingsbedingen en claimt dat zij daardoor schade lijdt.
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van THE afgewezen. Ook het hof ziet geen reden voor toewijzing van de vorderingen. Het hof acht onvoldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure het beroep op het ontbreken van toestemming voor de samenwerking tussen AWWG c.s. en G-III c.s. zal slagen. Daarnaast ontbreken gronden voor toewijzing van de gevorderde naleving van de informatieplicht en het geheimhoudingsbeding. Het oordeel van de voorzieningenrechter wordt bekrachtigd.

2.Het geding in hoger beroep

THE is bij dagvaarding van 22 november 2024, tevens houdende de grieven en producties 37 tot en met 49, in hoger beroep gekomen van een vonnis van 25 oktober 2024 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen THE als eiseres en AWWG c.s. als gedaagden en G-III c.s. als gevoegde partijen aan de zijde van AWWG c.s.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van antwoord van AWWG c.s. met producties A-37 tot en met A-47;
- memorie van antwoord van G-III c.s. met producties 14 tot en met 47;
- akte overlegging producties van THE met producties 50 tot en met 65;
- akte overlegging producties van AWWG c.s. met producties A-48 tot en met A-68;
- akte overlegging producties van G-III c.s. met producties 48 tot en met 51.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 8 juli 2025 laten toelichten. THE door mr. Bakker voornoemd en door mr. Y.A. Wehrmeijer, advocaat te Amsterdam, AWWG c.s. door mr. Duynstee voornoemd en door mr. J.B.R. Regouw, advocaat te Amsterdam, en G-III c.s. door mr. Katan voornoemd, allen aan de hand van overgelegde spreekaantekeningen.
Op verzoek van partijen heeft het hof de zaak enige tijd aangehouden ten behoeve van schikkingsonderhandelingen, maar partijen hebben geen schikking bereikt. Er is arrest gevraagd.

3.Feiten

De voorzieningenrechter heeft in 2.1 tot en met 2.16 van het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. In hoger beroep is niet in geschil dat de feiten juist zijn weergegeven, zodat ook het hof van deze feiten uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten komen deze neer op het volgende.
3.1.
PVH Corp. (tezamen met haar groepsvennootschappen hierna "PVH") is het bedrijf dat wereldwijd rechthebbende is op de merken Tommy Hilfiger en Calvin Klein (CK), voor (onder meer) kleding en schoeisel. PVH heeft haar hoofdkantoor in New York.
3.2
THE is de Nederlandse entiteit waardoor het merk Tommy Hilfiger in Europa wordt
vermarkt, met haar hoofdkantoor in Amsterdam. Spanje en Portugal – de twee territoria waar het in deze procedure om gaat – gelden binnen Europa voor PVH als de op drie na grootste in omzet en de op twee na grootste in winst.
3.3.
AWWG staat voor ‘All We Wear Group’. Aan het hoofd van de AWWG groep staat AWWG, gevestigd te Amsterdam. Het fysieke hoofdkantoor van de groep is gevestigd in Madrid, Spanje. Tot 2020 – toen het bedrijf zijn naam wijzigde – stond AWWG bekend als de Pepe Jeans Group. De huidige CEO van de AWWG groep is [naam 1] (hierna: [naam 1] ). Pepe Jeans en AWWG Brand Management Iberia, SLU (hierna; AWWG Brand) zijn directe of indirecte dochtervennootschappen van AWWG. Pepe Retail is een dochtervennootschap van Pepe Jeans en daarmee ook indirect een dochtervennootschap van AWWG. Pepe Jeans en Pepe Retail worden hierna tezamen Pepe genoemd.
3.4.
THE en AWWG (via haar dochtervennootschappen) werken samen sinds 1998. Tussen THE enerzijds en Pepe anderzijds bestaan vier overeenkomsten, waarbij THE optreedt als principaal/franchisegever en Pepe als agent/franchisenemer:
1. een ‘Exclusive Franchise Agreement between Tommy Hilfiger B.V. and Pepe Jeans (…) Spain’ van 1 januari 2008;
2. een zelfde soort overeenkomst met Pepe Retail voor Portugal, van 1 januari 2007, (1 en 2 hierna gezamenlijk: de Franchiseovereenkomsten);
3. de ‘Tommy Hilfiger Agency Agreement for Spain’ tussen THE en Pepe Jeans van 1 april 2000;
4. een soortgelijke agentuurovereenkomst tussen THE en Pepe Retail voor Portugal van 12 juni 2007 (3 en 4 hierna gezamenlijk: de Agentuurovereenkomsten).
Op basis van deze overeenkomsten (hierna gezamenlijk ook: de Overeenkomsten) treden Pepe Jeans en Pepe Retail op als handelsagent voor THE in respectievelijk Spanje en Portugal.
AWWG vermarkt ook Calvin Klein (CK) merken ten behoeve van PVH in Spanje en Portugal.
3.5.
De Overeenkomsten bevatten non-concurrentie-, informatie- en geheimhoudings-bedingen. De Agentuurovereenkomsten luiden in dit verband als volgt:
“5
.4 During the term of this Agreement the Agent shall not, without the prior written approval of Hilfiger, trade in or manufacture products competitive with the Products within the Territory, with the exception of the Competitive Products.
5.5
The Agent shall not act for, be employed by or render services to any principal other than Hilfiger during the term of this Agreement other than in connection with the Competitive Products, without the prior written approval of Hilfiger.
(…)
Met ‘Competitive Products’ wordt gedoeld op producten van de eigen (kleding)merken van Pepe, zoals PepeJeans en Hackett.
Artikel 9.1 (c) van de Agentuurovereenkomsten bevat de verplichting voor de handelsagent om “Important changes” te melden aan THE.
Als belangrijke omstandigheid wordt in de Spaanse Agentuurovereenkomst onder meer genoemd “
any change in the persons or legal entities controlling the Agent” en in de Portugese Agentuurovereenkomst “
if [NAME DIRECTOR (…)] no longer manages Agent’s business and (…) such change, according to Hilfiger, is detrimental to Hilfiger”.
Artikel 12 luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

12.1 All information provided to the Agent in connection with this Agreement shall only be used by the Agent within the framework of this Agreement.
12.2
The Agent shall observe strict secrecy towards third parties as to the Know-How and any other knowledge acquired through the cooperation as set out in this Agreement, including but not limited to the business affairs of Hilfiger in the widest sense, both during the term of this Agreement and after termination thereof
3.6.
Ook de Franchiseovereenkomsten bevatten een non-concurrentiebepaling:

15.1Limitation to the Territory. Franchisee shall confine its Stores within the Territory and shall not:
(a) solicit orders for Merchandise directly or indirectly from any person resident or carrying on business outside the Territory;
(b) maintain any distribution depot, or operate any other facilities for the sale of the Merchandise outside the Territory;
(c) employ or pay commission to any person resident or carrying on business outside the Territory for the Sale of the Merchandise;
(d) manufacture, distribute, sell or promote any products from competitor designers within the Territory during the term of this Agreement.
Verder luidt artikel 10 van de Franchiseovereenkomsten:

10.1 Retention of Records. Each party shall keep the other party informed of all matters relevant to the other party’s interest. (…) Franchisee shall keep at its principal office, full, accurate and separate books of account, records and copies of all documents and other material relating to the sale of Merchandise (…)”.
In de Overeenkomsten (artikel 16 van de Agentuurovereenkomst en artikel 15.10 van de Franchiseovereenkomsten) is op daaruit voortvloeiende of daarmee samenhangende geschillen Nederlands recht van toepassing verklaard en de rechtbank in Amsterdam aangewezen als de bevoegde rechtbank.
3.7.
In de loop der jaren, sinds medio 2013, hebben gesprekken plaatsgevonden tussen THE en AWWG c.s. over een mogelijke beëindiging van de samenwerking en het terugkopen van CK en Tommy Hilfiger activiteiten in Spanje en Portugal, waarna ook de THE wholesale-agentuur van beide merken naar PVH zou terugverhuizen. In dat kader heeft THE toen een put/call optie geïntroduceerd die is opgenomen in twee afzonderlijke Term Sheets voor CK en Tommy Hilfiger.
3.8.
Ook in 2018 en 2022 is op initiatief van PVH gesproken over een ‘all-in-buy-back’ en beëindiging van de samenwerking, maar THE en AWWG c.s. hebben toen geen overeenstemming bereikt.
3.9.
Op 26 november 2023 heeft [naam 1] aan ( [naam 2] ) [naam 2] , destijds CEO van THE een e-mail gestuurd met daarin onder meer:

As discussed some months ago, we are open to document an early break option for 2 years, despite our relationship it’s a long term one, with automatic renewals every 5 years. We are happy to document the break option, together with some minor changes to clarify, for example, the last seasons of the agency. However, considering that our relationship has always been from both sides a PVH Iberia relationship, that implies that we cannot break the initial spirit of the contract, keeping all the exit conditions the same in the TH and CK business as defined in the TH contract.
3.10.
Op 3 april 2024 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen onder anderen [naam 1] en [naam 2] . Daaraan voorafgaand heeft ( [naam 3] ) [naam 3] van AWWG in een e-mail van 19 maart 2024 als agendapunten gemeld: Contract en Business update.
In de agenda van ( [naam 4] ) [naam 4] van AWWG voor deze bespreking, staat: “
one to one Meeting in Madrid [naam 5] and [naam 2] => [naam 6] explica a [naam 2] la agencia de KL”. Bij de bespreking waren aanvankelijk aanwezig [naam 4] en [naam 1] van AWWG en [naam 2] en ( [naam 7] ) [naam 7] van PVH. De laatste nam deel via een videoverbinding. Daarna hebben [naam 1] en [naam 2] één-op-één met elkaar gesproken.
3.11.
Een email van 29 april 2024 van [naam 1] aan [naam 2] (en aan [naam 7] en [naam 4] in CC) vermeldt:

Also, as i mentioned to you during our catch up in Madrid, we are almost ready to sign the agency agreement for KL in Iberia and we are exploring as well the possible agency for DKNY/DK too. As you can see, this is very much aligned to our strategy and we reconfirm to continue growing our agencies business in Iberia.
In zijn reactie daarop van 1 mei 2024 schrijft [naam 2] onder meer:

Thanks for your below message. (…)
3.12.
Op respectievelijk 3 mei 2024 en 17 juni 2024 heeft AWWG Brand agentuurovereenkomsten gesloten met respectievelijk Karl Lagerfeld en DKNY voor Spanje en Portugal.
3.13.
Op 6 juni 2024 heeft [naam 1] [naam 2] gebeld en hem daarna een e-mail gestuurd met de volgende tekst:

Thanks for taking the call… i realized you were at lunch… sorry… but I wanted to share the news about giii investment and partnership (but with the NDA I couldn’t do it earlier)
We didn’t had time to talk about you…but hope we meet soon!! And anything I can do let me know
3.14.
Op diezelfde dag heeft G-III een persbericht doen uitgaan waarin zij melding maakt van het feit dat zij een aandelenbelang in AWWG heeft verworven van 12% en dat AWWG de agent wordt voor DKNY, Donna Karan en Karl Lagerfeld voor Spanje en Portugal.
3.15.
Op 7 juni 2024 heeft ( [naam 8] ) [naam 8] , bestuurder van THE, daarover telefonisch contact gehad met [naam 1] .
3.16.
[naam 2] heeft in juni 2024 THE als CEO verlaten.
3.17.
Op 29 juli 2024 heeft G-III in een persbericht laten weten dat zij haar aandelenbelang in AWWG heeft vergroot tot 19%.
3.18.
Bij brief van 5 augustus 2024 heeft PVH aan AWWG c.s. geschreven te hebben vernomen dat G-III een 19% belang heeft genomen in AWWG en dat AWWG als agent zal gaan optreden voor G-III in Spanje en Portugal, wat volgens PVH op gespannen voet staat met de Overeenkomsten. In de brief wordt aan AWWG onder meer gevraagd of er vertrouwelijke informatie van PVH is gedeeld met G-III, hoe AWWG denkt te waarborgen dat dit (verder) niet zal gebeuren, hoe zij haar verplichtingen jegens G-III denkt te kunnen nakomen zonder contractbreuk te plegen jegens PVH en of AWWG al daadwerkelijk activiteiten heeft ontplooid ten behoeve van de merken van G-III in Spanje en Portugal.
3.19.
Bij brief van 16 augustus 2024 heeft (de advocaat van) AWWG aan (de advocaat van) THE geschreven dat zij uiterst verbaasd is over de brief van 5 augustus 2024 en meegedeeld dat AWWG zich aan alle contractuele verplichtingen houdt. In de brief namens AWWG staat onder meer:

We are extremely concerned that your Letter is the result of a planned strategy to unduly terminate our commercial relationship, thereby attempting to avoid the agreed legal consequences for such termination.”
3.20.
Op 30 september 2024 heeft de advocaat van THE aan [naam 2] de volgende vraag gesteld in het kader van de samenwerking tussen PVH en AWWG en zijn herinneringen daaraan:
“(…)_
Heb jij op enig moment richting AWWG ingestemd met het aangaan van agentuurrelaties voor Karl Lagerfeld, DKNY en/of Donna Karan? Een simpel 'ja' of 'nee' volstaat voor ons. (…)
Daarop heeft [naam 2] op 1 oktober 2024 het volgende geantwoord:

Nee niet zo specifiek en expliciet.
AWWG heeft wel in gesprekken aangegeven dat zij wilden doorgaan met het agentuur model, ook indien PVH de agentuur voor Tommy Hilfiger en Calvin Klein zou beindigen. Het is nooit richting ons specifiek gemaakt welke brands AWWG zou willen toevoegen aan hun portefeuille, noch hebben wij ooit specifiek toestemming gegeven voor een van de genoemde brands. In een laatste gesprek met AWWG waar dit ter sprake kwam was ook PVH Europe CFO [naam 7] aanwezig. (…)”

4.Eerste aanleg

4.1.
De vorderingen van THE in eerste aanleg strekten kort gezegd tot het, op straffe van een dwangsom, i) verkrijgen van een verbod aan AWWG c.s. tot het in Portugal en Spanje distribueren, promoten of verkopen van de merken van G-III gedurende de verdere looptijd van de Overeenkomsten, ii) verkrijgen van een gebod om THE op de hoogte te houden van alle aangelegenheden die de belangen van THE aangaan en iii) beschermen van PVH’s bedrijfsvertrouwelijke informatie waarover AWWG c.s. beschikt. THE heeft ook op straffe van een dwangsom gevorderd dat AWWG c.s. ervoor moet zorgen dat direct en indirecte dochtermaatschappijen zich aan deze verboden en geboden houden.
4.2.
G-III c.s. hebben een incidentele conclusie tot voeging aan de kant van AWWG c.s. ingediend. THE heeft daar bezwaar tegen gemaakt.
4.3.
De voorzieningenrechter heeft het bezwaar van THE verworpen, de gevorderde voeging toegestaan en de vorderingen van THE afgewezen. Hij heeft geoordeeld dat aannemelijk is dat sprake is van concurrerende activiteiten als gevolg van de samenwerking met G-III c.s., maar dat dat niet leidt tot toewijzing van de vorderingen. Volgens de voorzieningenrechter valt namelijk niet uit te sluiten dat THE aanvankelijk instemde met die samenwerking maar daar op terugkwam mogelijk met het oog op een beëindiging van de Overeenkomsten zonder dat daarvoor afgesproken vergoedingen aan AWWG c.s. zouden behoeven te worden betaald. Bij gebrek aan duidelijkheid over de vraag wat precies is besproken tussen partijen in april 2024, voert het gelet op de betrokken belangen te ver om de gevraagde voorzieningen in kort geding toe te wijzen. Tot slot heeft de voorzieningenrechter THE veroordeeld in de proceskosten van AWWG c.s. en G-III c.s.

5.Beoordeling

5.1
THE heeft in hoger beroep geconcludeerd tot het vernietigen van het bestreden vonnis en tot het alsnog toewijzen van haar vorderingen. Na eisvermeerdering vordert THE in hoger beroep, samengevat en uitvoerbaar bij voorraad en op straffe van een dwangsom:
A. AWWG c.s. ieder te verbieden gedurende de looptijd van de Franchiseovereenkomsten producten van concurrerende designers, waaronder de producten van Karl Lagerfeld, Donna Karan en DKNY, te fabriceren, distribueren, verkopen of te promoten in Spanje en Portugal;
B. AWWG c.s. ieder te verbieden gedurende de looptijd van de Agentuurovereenkomsten concurrerende producten in Spanje en Portugal te verhandelen of te fabriceren, waaronder de concurrerende producten van Karl Lagerfeld, Donna Karan en DKNY;
C. AWWG c.s. ieder te verbieden gedurende de looptijd van de Overeenkomsten in Spanje en Portugal op te treden of diensten te verlenen voor andere partijen dan THE;
D. te bevelen dat ieder van AWWG c.s. zich gedurende de looptijd van de Overeenkomsten onthoudt van het promoten van de merken Karl Lagerfeld, Donna Karan en DKNY alsmede van het benaderen van potentiële klanten in relatie tot die merken;
E. AWWG c.s. ieder te gebieden gedurende de looptijd van de Overeenkomsten de overeengekomen verplichting om THE op de hoogte te houden van alle aangelegenheden die de belangen van THE aangaan na te komen;
F. AWWG c.s. ieder te gebieden de overeengekomen geheimhouding te eerbiedigen;
G. AWWG te gebieden gedurende de looptijd van de Overeenkomsten ervoor te zorgen dat ook haar direct dan wel indirect gehouden dochtermaatschappijen (al dan niet thans bestaand en wel of geen partij bij deze procedure) zich onthouden van de verboden activiteiten zoals geformuleerd in de vorderingen A tot en met F, althans een voorziening te treffen die ertoe strekt dat ook direct of indirect gehouden dochtermaatschappijen van AWWG de exclusieve handelsrelatie met THE moeten respecteren, en zodoende geen activiteiten in Spanje en Portugal mogen verrichten voor de merken van G-III;
H. met hoofdelijke veroordeling van AWWG c.s. in de proceskosten in beide instanties inclusief nakosten en met rente.
THE legt aan haar vorderingen ten grondslag dat AWWG c.s. door hun strategisch partnerschap met G-III c.s., bestaande uit de commerciële samenwerking en de verwerving van aandelen in AWWG door G-III, inbreuk maken op de Overeenkomsten en dat THE daardoor schade lijdt.
AWWG c.s. hebben geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van THE in de proceskosten, met nakosten en rente.
G-III hebben geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis.
Bevoegdheid Nederlandse rechter en toepasselijk recht
5.2.
Het hof heeft (ambtshalve) vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vorderingen van THE kennis te nemen. De forumkeuzebedingen in de Overeenkomsten (artikelen 16 van de Agentuurovereenkomsten en 15.10 van de Franchiseovereenkomsten) voldoen aan de eisen van artikel 25 EU-Verordening 1215/2012 (Brussel I-bis) en voor zover partijen geen partij zijn bij deze overeenkomsten is de forumkeuze voor Nederlands recht stilzwijgend gemaakt (artikel 26 lid 1 van Brussel I-bis). Tegen de beslissing van de voorzieningenrechter dat op grond van diezelfde artikelen van de Overeenkomsten Nederlands recht van toepassing is, is niet gegriefd.
Spoedeisend belang
5.3.
Het hof oordeelt dat THE een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Er worden immers voorzieningen gevraagd die ertoe strekken een einde te maken aan het verrichten van concurrerende activiteiten en aan schending van een geheimhoudingsbeding. THE heeft belang bij haar vorderingen om te voorkomen dat zij daardoor schade ondervindt.
Verdere beoordeling
5.4.
Het hof ziet geen aanleiding voor toewijzing van de vorderingen. Het hof licht dat als volgt toe.
5.5.
Voor toewijzing van een vordering in kort geding is onder meer vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook voldoende aannemelijk is dat die vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen. Mede in het licht van de kans dat deze vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen moeten vervolgens de belangen van partijen worden afgewogen.
Schending concurrentie- en exclusiviteitsbedingen, vorderingen A tot en met D
5.6.
THE baseert de vorderingen A tot en met D op schending van de concurrentie- en exclusiviteitsbedingen in de Overeenkomsten. Primair betoogt zij dat AWWG c.s. handelen in strijd met artikel 5.5 van de Agentuurovereenkomsten doordat zij agentuur- en servicewerkzaamheden verrichten voor een andere principaal zonder de vereiste voorafgaande schriftelijke toestemming van THE. Als gevolg van deze handelwijze daalt de omzet van Tommy Hilfiger en CK en leidt THE schade, aldus THE.
5.7.
AWWG c.s. hebben gemotiveerd betoogd dat THE zich er niet op kan beroepen dat schriftelijke toestemming voor AWWG’s activiteiten in Spanje en Portugal voor G-III c.s. ontbreekt. Daarbij merkt het hof op dat AWWG c.s. er terecht op hebben gewezen dat strikt genomen onderscheid moet worden gemaakt tussen de activiteiten van AWWG, AWWG Brand, Pepe Jeans en Pepe Retail, omdat de Overeenkomsten ook gelden tussen verschillende partijen. Omdat dat onderscheid vooralsnog geen invloed heeft op de beoordeling, gaat het hof toch aan dat verweer voorbij en neemt zij AWWG, Pepe Jeans en Pepe Retail daarvoor tezamen.
5.8.
Het hof oordeelt dat onvoldoende aannemelijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat THE zich op de afwezigheid van toestemming zal kunnen beroepen. Tussen THE en AWWG c.s. is sinds 1998 sprake van een langdurige samenwerking, maar vanaf 2013 is de ontvlechting van die samenwerking op termijn onderwerp van gesprek vanwege het voornemen van THE om de Tommy Hilfiger en CK activiteiten zelf weer ter hand te nemen. Als onbetwist staat vast dat PVH in 2018 heeft kenbaar gemaakt van plan te zijn een beroep te doen op de call optie, dat partijen uiteindelijk geen overeenstemming hebben bereikt over de voorwaarden om te komen tot beëindiging van de samenwerking en dat de Overeenkomsten voor een periode van vijf jaar zijn verlengd. In 2022 zijn partijen opnieuw met elkaar in onderhandeling getreden om te komen tot beëindiging van de samenwerking. Uit een powerpointpresentatie van PVH van mei 2022 met een tijdlijn voor de verschillende te nemen stappen voor de realisatie van de beëindiging (in september 2023), blijkt dat het initiatief daarvoor wederom werd genomen door PVH. Ook dit keer is het partijen niet gelukt om definitieve afspraken te maken en is de samenwerking weer voor vijf jaar voortgezet. Vanaf eind 2023 waren partijen bezig een nieuwe bijeenkomst te plannen om onder meer opnieuw de mogelijke terugkoop van de Iberische activiteiten van AWWG door PVH te bespreken, zo volgt uit de e-mail van [naam 1] aan [naam 2] van 26 november 2023 (3.9) en nr. 8 van een schriftelijke verklaring van [naam 2] van 20 november 2024: “
Deze discussie werd geïnitieerd door PVH en niet door AWWG. Het doel van de discussie van onze kant was tweeledig. Ten eerste wilden we praten over de contractsituatie na de eerdere mislukte besprekingen over een mogelijke terugkoop van de Iberische activiteiten van AWWG”. Die bespreking vond uiteindelijk plaats op 3 april 2024 maar heeft opnieuw niet geleid tot afspraken over een einde aan de samenwerking.
5.9.
Bezien in dat licht betogen AWWG c.s. terecht dat een einde van de relatie met THE in het verschiet lag en dat zij er rekening mee moesten houden dat hun inkomsten uit de verkoop van Tommy Hilfiger en CK op enig moment weg zouden vallen. Zij hadden er dan ook belang bij om daarop te anticiperen en een alternatief te zoeken om de continuïteit van hun ondernemingen veilig te stellen. Als de activiteiten voor THE daadwerkelijk werden beëindigd, zou daarmee immers een groot deel van de inkomsten van AWWG c.s. wegvallen. De mogelijkheid dat THE de samenwerking niet op korte termijn wilde beëindigen, zoals zij stelt, maakt dat niet anders. Partijen waren immers op 3 april 2024 wel in gesprek over een eventuele beëindiging, zodat dat nog steeds in de lucht hing. Dat de Overeenkomsten met betrekking tot Tommy Hilfiger voorzien in een mechanisme waarbij AWWG c.s. bij het einde van het contract worden gecompenseerd, zoals THE aanvoert, neemt niet weg dat zij een nieuwe handelspartner nodig zouden hebben om hun ondernemingen voort te zetten. THE heeft moeten begrijpen dat het voor AWWG c.s. noodzakelijk was om te zoeken naar een alternatief. Dat THE bekend was met de wens van AWWG c.s. om een nieuwe agentuurovereenkomst te sluiten, blijkt ook uit de verklaring van [naam 2] (3.20) dat AWWG in gesprekken heeft aangegeven dat zij wilde doorgaan met het agentuur model, ook indien PVH de agentuur voor Tommy Hilfiger en Calvin Klein zou beëindigen.
5.10.
Uit de gang van zaken vanaf 3 april 2024 blijkt dat AWWG c.s. open is geweest over haar plannen en dat THE in eerste instantie geen bezwaar heeft gemaakt tegen de samenwerking van AWWG c.s. met G-III c.s. THE heeft in haar memorie van grieven zelf betoogd dat [naam 1] die dag na de vergadering in een gesprek met [naam 2] in het kader van de potentiële plannen van AWWG voor verder agentuurwerk de naam Karl Lagerfeld heeft laten vallen. Het enkele feit dat [naam 1] op deze manier heeft aangekondigd dat AWWG c.s. in gesprek waren met een nieuwe handelspartner voor een agentuurovereenkomst en daarbij specifiek het merk Karl Lagerfeld heeft genoemd, had voor [naam 2] namens THE aanleiding kunnen zijn om daar vragen over te stellen als THE dat zo bezwaarlijk had gevonden zoals zij nu stelt. Dat heeft hij echter niet gedaan. Sterker, nadat [naam 1] hem vervolgens in de e-mail van 29 april 2024 expliciet heeft laten weten dat AWWG c.s. op het punt stonden om een agentuurovereenkomst met Karl Lagerfeld te tekenen en dat zij ook in gesprek waren met DKNY/DK voor eenzelfde soort overeenkomst, bleef het van de kant van [naam 2] wederom stil. In zijn e-mail van 1 mei 2024 heeft hij [naam 1] alleen bedankt voor haar bericht en is hij niet ingegaan op haar mededeling over de agentuurovereenkomst. [naam 2] was op dat moment nog in functie als CEO van THE, zodat AWWG c.s. er vanuit mochten gaan dat als er vanuit THE bezwaren zouden bestaan tegen de voorgenomen overeenkomst met een andere partij daar vanuit THE op zou zijn gereageerd. Dat AWWG c.s. geen bezwaren van THE verwachtten en de samenwerking met G-III c.s. ook niet geheim hielden blijkt daarnaast uit het feit dat [naam 1] in een interview met het tijdschrift Fashion Network op 12 juli 2024 die samenwerking en de verdere plannen uitgebreid heeft toegelicht.
5.11.
Gegeven de historische verwevenheid en langdurige hechte samenwerking tussen THE, AWWG c.s. en merken die G-III c.s. vertegenwoordigen, hadden AWWG c.s. nog minder bedacht hoeven zijn op de noodzaak van schriftelijke toestemming van THE voor de samenwerking met G-III c.s. Zo bestaat in Noord-Amerika een licentierelatie tussen PVH en G-III op basis waarvan G-III dameskleding van Tommy Hilfiger en CK ontwerpt, produceert en vermarkt in Noord-Amerika, heeft THE ter zitting verklaard dat PVH tot 2022 een minderheidsaandeel in Karl Lagerfeld had, waarna zij haar belang in Karl Lagerfeld verkocht aan G-III, was sprake van een personele unie tussen Tommy Hilfiger, CK en Karl Lagerfeld toen meerdere bestuurders en aandeelhouders van Karl Lagerfeld tegelijkertijd bestuurder waren bij Tommy Hilfiger en aandeelhouders van PVH toen die in 20123 CK kocht, en heeft PVH niet geprotesteerd toen AWWG in 2012/2013 werd aangesteld als Karl Lagerfeld-agent voor Spanje en Portugal. Dat THE nu zulke ernstige bezwaren heeft tegen het ontbreken van schriftelijke toestemming voor de samenwerking van AWWG c.s. met G-III c.s., lag daarom niet in de lijn der verwachting.
5.12.
Onder de hiervoor geschetste omstandigheden is voldoende aannemelijk dat AWWG c.s. er van mochten uitgaan dat zij voldoende hadden gedaan om THE op de hoogte te brengen van de overeenkomsten met G-III c.s. en dat AWWG c.s. redelijkerwijs niet behoefden te verwachten dat THE zich (alsnog) op het standpunt mocht stellen dat schriftelijke toestemming als bedoeld in artikel 5.5 van de Agentuurovereenkomsten daarvoor noodzakelijk was. Het hof acht daarom onvoldoende aannemelijk dat het beroep van THE op het ontbreken van die schriftelijke toestemming in een bodemprocedure zal slagen. Dat geldt om dezelfde redenen evenzeer voor de subsidiaire stelling van THE dat AWWG c.s. onrechtmatig handelen jegens haar door willens en wetens te gaan samenwerken met een concurrent van THE. Verdere beoordeling van de vraag of de producten van G-III c.s. concurrerend zijn kan daarom achterwege blijven.
5.13.
Het hof oordeelt ook dat THE onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij zodanige schade leidt dat een belangenafweging in haar voordeel moet uitvallen. THE stelt weliswaar dat zij sales verliest aan de G-III-merken en dat de schade zichtbaar is en iedere dag toeneemt, maar heeft die stelling niet met stukken onderbouwd. De verklaringen van Beatriz Léon Bernal (vicepresident wholesale van THE en voorheen werkzaam bij AWWG) dat enkele wholesaleklanten tegen haar hebben gezegd dat AWWG de verkoop van Tommy Hilfiger en CK producten heeft verminderd en van Antonio Reza (CFO van THE) dat de verkoopcijfers zijn gedaald, zijn daarvoor in elk geval niet voldoende. Een inzichtelijke, cijfermatige onderbouwing van de gestelde schade had wel van THE mogen worden verwacht, vooral nu de samenwerking tussen AWWG c.s. en G-III c.s. in het voorjaar van 2024 van start is gegaan en er inmiddels wel verkoopcijfers bekend zouden moeten zijn. Dat THE schade lijdt en dat die een zodanige omvang heeft dat een voorlopige voorziening op zijn plaats is heeft zij dus niet (voldoende) aannemelijk gemaakt.
5.14.
Het hof stelt verder vast dat de vorderingen van THE verstrekkend zijn. Bij toewijzing zouden AWWG c.s. geen diensten meer mogen verrichten voor G-III c.s. of enige andere principaal en het is aannemelijk dat dat voor AWWG c.s. grote (financiële) gevolgen zou hebben.
5.15
In het licht van het bovenstaande valt de belangenafweging of een voorlopige voorziening geboden is uit in het nadeel van THE.
Vordering E: informatieplicht
5.16.
Volgens THE hebben AWWG c.s. de informatieplichten van de artikelen 10 van de Franchiseovereenkomsten en 9.1 (c) van de Agentuurovereenkomsten geschonden door haar niet te informeren over het feit dat AWWG c.s. met G-III c.s. een strategisch partnerschap zijn aangegaan door agent in Spanje en Portugal te worden voor DKNY, DK en Karl Lagerfeld en doordat G-III een aandelenbelang van (inmiddels) 19% in AWWG heeft verkregen.
5.17.
Het hof oordeelt voorshands dat artikel 10 van de Franchiseovereenkomsten (geciteerd in 3.6) ziet op het bewaren van administratieve informatie door AWWG c.s. als franchisenemers en niet op het meedelen van informatie over samenwerking met andere handelspartners dan wel aandelentransacties, zoals THE nu AWWG c.s. verwijt. Schending van artikel 10 van de Franchiseovereenkomsten is dan ook niet aan de orde. Voor zover de vordering ziet op de stelling dat AWWG c.s. inbreuk hebben gemaakt op artikel 9 lid 1 aanhef onder c van de Agentuurovereenkomsten (of artikel 10 van de Franchiseovereenkomsten) door niet te melden dat G-III een aandelenbelang in AWWG had verkregen en AWWG c.s. en G-III c.s. een samenwerkingsverband zijn aangegaan, wordt die stelling verworpen. [naam 1] heeft namens AWWG immers op 6 juni 2024 - vlak voor het uitgaan van het persbericht met dezelfde inhoud - [naam 2] gebeld en daarna een e-mail gestuurd (3.13) en hem, en daarmee THE, daarvan op de hoogte gebracht. Weliswaar is dit gebeurd in een laat stadium maar zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat en waarom THE daarvan eerder op de hoogte had moeten worden gebracht. De vordering ziet bovendien op de toekomst en niet op deze vermeende schending.
Voor zover THE met haar vordering nakoming vordert van de informatieplichten voor de toekomst, is die vordering niet toewijsbaar, omdat zij niet concreet heeft toegelicht welke informatie AWWG c.s. zouden moeten verstrekken. Dat sprake zou zijn van een dreigende inbreuk op dit artikel is evenmin concreet gemaakt.
Vordering F: geheimhoudingsplicht
5.18.
De vordering onder F die ziet op een gebod om geheimhouding te eerbiedigen is ook niet toewijsbaar. Dat AWWG c.s. door de jarenlange samenwerking beschikken over allerlei informatie over de (verkoop van) producten van Tommy Hilfiger en CK en alles wat daarmee samenhangt is vanzelfsprekend. Onvoldoende aannemelijk is echter gemaakt dat AWWG c.s. geheimhoudingsverbintenissen hebben geschonden door informatie met G-III te delen. Het feit dat G-III een board member van AWWG heeft benoemd is daarvoor op zichzelf niet voldoende, mede gelet op de onweersproken stelling van AWWG c.s. dat de desbetreffende board member niet deelneemt aan besluitvorming over PVH/THE en in dat kader dus geen informatie over THE ontvangt. Voor zover het ontvangen door G-III van informatie in haar hoedanigheid van aandeelhouder van AWWG al zou vallen onder de desbetreffende geheimhoudingsbepalingen, volgt uit wat THE naar voren heeft gebracht niet concreet dat aan G-III in dat verband vertrouwelijke informatie over THE is verstrekt, wat AWWG c.s. overigens heeft weersproken. Het bezwaar van THE dat AWWG c.s. de kennis die zij heeft opgedaan als agent van THE nu inzet ten gunste van G-III stuit af op wat in 5.12 is overwogen over de toelaatbaarheid van deze samenwerking. Ten slotte geldt dat THE had moeten concretiseren welke informatie bij G-III terecht dreigt te komen. Die concretisering ontbreekt, zodat de vordering vanwege haar ongespecificeerde karakter hoe dan ook niet toewijsbaar is.
Vordering G: veroordeling AWWG tot naleving van de verplichtingen door haar dochtermaatschappijen
5.19.
Het hof komt niet toe aan de beoordeling van deze vordering. Geen van de vorderingen jegens Pepe Jeans en Pepe Retail worden immers toegewezen, zodat AWWG ook niet kan worden veroordeeld erop toe te zien dat veroordelingen worden nageleefd.
Conclusie
5.20.
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen niet toewijsbaar zijn, en de grieven falen. Bespreking van de overige verweren van AWWG c.s. en G-III c.s. kan daarom achterwege blijven. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. THE is in het hoger beroep in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep van zowel AWWG c.s. als G-III c.s. Het hof stelt deze kosten voor elk van die partijen als volgt vast:
- griffierecht € 798,00
- salaris advocaat € 3.642,00 (tarief II, 3 punten)
Totaal € 4.440,00

6.Beslissing

Het hof:
6.1
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
6.2
veroordeelt THE in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van AWWG c.s. vastgesteld op € 4.440,00 en op € 178,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 92,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval niet binnen veertien dagen na dit arrest aan de kostenveroordeling is voldaan en betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
6.3
verklaart de kostenveroordeling in 6.2 uitvoerbaar bij voorraad;
6.4
veroordeelt THE in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van G-III c.s. vastgesteld op € 4.440,00;
6.5
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.C.H. Molin, M.S.A. van Dam en M.M. Kruithof en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 16 september 2025.