ECLI:NL:GHAMS:2025:234

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
23-000099-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en vrijspraak van diefstal elektrische fiets met bewezenverklaring van opzetheling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal van een elektrische fiets, maar het hof heeft het vonnis vernietigd omdat het tot een andere bewezenverklaring is gekomen. De verdachte is vrijgesproken van de diefstal, omdat niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld dat hij de fiets had weggenomen. Wel is bewezen verklaard dat de verdachte de fiets opzettelijk heeft geheeld. De feiten zijn als volgt: op 13 september 2023 werd een elektrische fiets van het merk Stella gestolen. De aangever kon de fiets volgen via de Stella-app en camerabeelden toonden de verdachte met de gestolen fiets. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de fiets had gestolen, maar dat hij wel wist dat de fiets van misdrijf afkomstig was toen hij deze in zijn bezit kreeg. De verdachte is eerder veroordeeld voor een soortgelijk feit, wat meegewogen is in de strafmaat. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 54,95 toegewezen, omdat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van de verdachte schade heeft geleden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000099-24
datum uitspraak: 28 januari 2025
VERSTEK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 10 januari 2024 in de strafzaak onder parketnummer 13-235260-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primairhij op of omstreeks 13 september 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (elektrische) fiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiairhij op of omstreeks 13 september 2023 te Amsterdam en/of Landsmeer, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (elektrische) fiets, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vernietiging vonnis
Het vonnis waar het hoger beroep zich tegen richt zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

Vrijspraak van het primair tenlastegelegde
Het hof acht, anders de politierechter en de advocaat-generaal, niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Aangever heeft verklaard dat zijn elektrische fiets van het merk Stella op 13 september 2023 rond 20:53 uur is weggenomen. Via de live locatie in de Stella-app kon de route van de fiets worden gevolgd en daarop was te zien dat de gestolen fiets met de pontveer van Amsterdam Centraal richting Amsterdam Noord had werd verplaatst. Op camerabeelden is te zien dat een persoon met de gestolen fiets, samen met een ander persoon was. Eén van deze personen is de verdachte. In Amsterdam Noord aangekomen, vertrekt de andere persoon met een witte tas die eerder op het kinderzitje van de gestolen fiets stond.
Het hof is van oordeel dat niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte degene is geweest die, al dan niet met samen met een ander, de elektrische fiets heeft weggenomen. De verdachte is weliswaar later op de fiets aangetroffen, maar voor de wegnemingshandeling zelf is geen direct bewijs voorhanden. Dat kan immers ook door verdachtes metgezel zijn gedaan zonder dat de verdachte daarbij enige rol heeft gehad. De verdachte had in elk geval geen gereedschap bij zich waarmee – volgens de politie – het ringslot kon worden afgebroken of doorgeslepen.
Subsidiair tenlastegelegde
Wel acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de fiets opzettelijk heeft geheeld.
De verdachte is in Landsmeer op de gestolen fiets aangehouden. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij zijn ‘kennis’ aan de noordkant van het pontveer (Buiksloterweg) ontmoette en dat hij van die kennis daar de fiets kreeg overhandigd. Dat gelooft het hof niet, omdat uit de camerabeelden van de zuidkant van dat veer (de Ruijterkade) blijkt dat de verdachte, zijn metgezel en de gestolen fiets daar al samen waren. Daarnaast is door verbalisanten geverbaliseerd dat het ringslot van de elektrische fiets nog steeds op slot stond gedraaid, terwijl de slotbeugel zichtbaar door verbreking of wegslijpen was verwijderd. De verdachte moet dat hebben gezien toen hij de fiets in handen kreeg en dus hebben geweten dat deze fiets van misdrijf afkomstig was. Daarbij komt dat de verdachte geen aannemelijk geworden verklaring heeft afgelegd die de belastende betekenis van het bewijs wegneemt. Sterker nog: hij heeft verklaard dat zijn kennis zei dat de verdachte wat geld kon verdienen door ‘wat aan de fiets te doen'. En dat hij misschien een beetje te laks is geweest (het hof begrijpt: bij het aannemen van de fiets). De verdachte heeft dus kennelijk niet nagevraagd hoe zijn kennis aan de fiets is gekomen en waarom de beugel van het slot open was. Het hof is van oordeel dat het onder deze omstandigheden niet anders kan dan dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de fiets wist dat deze van misdrijf afkomstig was.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiairhij op 13 september 2023 te Amsterdam en Landsmeer een elektrische fiets voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:
opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het subsidiair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling van een elektrische fiets. Opzetheling is een uitermate ergerlijk en hinderlijk strafbaar feit, dat nadeel voor de rechthebbende van de fiets veroorzaakt. Door heling wordt bovendien in een afzetmarkt voor gestolen goederen voorzien, waarbij ook indirect van het misdrijf van een ander wordt geprofiteerd.
Uit het strafblad van de verdachte van 31 december 2024 blijkt dat hij eerder voor een soortgelijke feit onherroepelijk is veroordeeld. Die veroordeling heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw in de fout te gaan.
Voorts houdt het hof rekening met het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de recidive in combinatie met de ernst van het bewezenverklaarde, niet worden volstaan met een andere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met aftrek van het voorarrest passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 54,95, bestaande uit materiële schade. De vordering is door de politierechter toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 54,95 (vierenvijftig euro en vijfennegentig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 54,95 (vierenvijftig euro en vijfennegentig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 13 september 2023.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. R.P. den Otter en mr. J. Piena, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Fritsche, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 januari 2025.
mr. R.D. van Heffen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.