ECLI:NL:GHAMS:2025:233

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
23-002107-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis wegens andere bewezenverklaring in diefstal met geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal van koffie uit een supermarkt, waarbij hij geweld heeft gebruikt tegen een beveiliger. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd omdat het tot een andere bewezenverklaring is gekomen. De verdachte werd beschuldigd van diefstal van koffie ter waarde van 64,11 euro, waarbij hij de beveiliger tegen zijn benen schopte. Het hof oordeelde dat het proces-verbaal met camerabeelden niet uitgesloten kon worden van het bewijs, ondanks de verdediging die dit betwistte. De verklaring van de aangever, ondersteund door foto’s, was voldoende bewijs voor de diefstal en het geweld. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden, met aftrek van voorarrest. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding wegens onvoldoende onderbouwing. Het openbaar ministerie werd niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, omdat deze reeds was uitgevoerd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002107-23
datum uitspraak: 28 januari 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 juli 2023 in de strafzaak onder de parketnummers 13-162850-23 en 13-100068-23 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1967,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 2 juli 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meer pakken koffie (met een totale waarde van 64,11 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan winkelbedrijf [winkel], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- zich los te trekken/rukken en/of
- die [benadeelde partij] tegen zijn benen, in elk geval tegen zijn lichaam te trappen/schoppen, en/of in diens richting te trappen/schoppen, en/of
- die [benadeelde partij] te slaan tegen zijn armen, in elk geval tegen het lichaam.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vernietiging vonnis

Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
Primair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld – samengevat – dat het proces-verbaal met een beschrijving van de camerabeelden moet worden uitgesloten van het bewijs, omdat de camerabeelden niet beschikbaar zijn en de verdachte de beschrijving daarvan betwist. Dan blijft over dat de aangifte haaks staat op de ontkennende verklaring van de verdachte, zodat hij bij gebrek aan bewijs moet worden vrijgesproken.
Vooropgesteld wordt dat het bewijs tegen de verdachte maar in beperkte mate wordt ondersteund door de beschrijving van de camerabeelden. Het belangrijkste bewijs vormt de verklaring van aangever, ondersteund met foto’s, en het feit dat de verdachte ter plaatse was. Door de verdachte is niet bestreden dat hij vlak buiten de winkel ([winkel]) is aangehouden door winkelpersoneel. Daarbij komt dat door de verdediging niet eerder is verzocht, anders dan het hierna te bespreken voorwaardelijk verzoek, in de gelegenheid te worden gesteld de camerabeelden te bekijken om zo de bevindingen van de verbalisant te kunnen controleren. Bovendien heeft de verdachte wisselend verklaard. Bij de politie en in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij niet in de winkel was, maar ter terechtzitting van de politierechter heeft de verdachte dat standpunt niet ingenomen. Hij heeft toen alleen verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat hij koffie heeft gestolen en dat hij geen geweld heeft gebruikt. Door de verdediging is verder niet, met argumenten onderbouwd, aangevoerd dat de waarneming van de verbalisant niet kan kloppen. Er bestaat dus geen grond om het proces-verbaal van bevindingen uit te sluiten van het bewijs. Het primair gevoerde verweer wordt daarom verworpen.
De raadsvrouw heeft subsidiair – samengevat – aangevoerd dat de aangever niet heeft gezien dat de verdachte in de supermarkt pakken koffie in een tas heeft gestopt waarmee hij vervolgens de toegangspoortjes passeerde. Ook op de camerabeelden is dat, volgens de bevindingen van de verbalisant, niet te zien. Evenmin volgt uit de omschrijving van de camerabeelden dat de verdachte buiten de winkel geweld heeft gebruikt. Ook om die reden wordt verzocht de verdachte bij gebrek aan bewijs vrij te spreken. Het hof volgt dat standpunt niet en overweegt daarover het volgende.
De aangever (beveiliger bij de [winkel]) heeft verklaard dat hij heeft gezien dat een man op 2 juli 2023 koffie pakte en meerdere producten in een winkelmand stopte. Dit was de man die later in de winkel door de politie werd aangehouden, te weten de verdachte. Deze man liep naar een ander gangpad en hurkte achter een grote pilaar. Vervolgens liep de man via de toegangspoortjes bij de ingang (het hof begrijpt: zonder te betalen) naar buiten. De aangever hoorde het alarm bij de toegangspoortjes afgaan. Buiten heeft hij de man, samen met een collega, vastgepakt. De man schopte de aangever vervolgens tegen zijn benen. Van het letsel van aangever zijn foto’s in het dossier opgenomen. Daarop zijn lichte verkleuring en schaafwondjes op een been van aangever zichtbaar.
Een verbalisant heeft de camerabeelden van de [winkel] bekeken. Hij heeft daarop gezien dat een man, die hij herkende als de aangehouden verdachte, de winkel binnen liep met een ‘shopper-tas’. Bij een winkelschap knielt de verdachte, maakt hij armbewegingen en beweegt de tas. Vervolgens verlaat de verdachte de winkel via de toegangspoortjes. De verbalisant ziet dat de tas op dat moment duidelijk ‘zwaar naar beneden hangt’. Op de beelden buiten is volgens de verbalisant te zien dat de verdachte, als twee mannen hem vast hebben, een beweging maakte met zijn benen ‘wat een trap zou kunnen zijn’. Tot slot is op de beelden te zien dat de verdachte richting de ingang van de winkel wordt gedragen door twee mannen en dat een andere man een tas pakt (naar het hof aanneemt de tas die de verdachte bij zich had toen hij de winkel verliet) en achter hen aanloopt. Uit het aangifteformulier winkeldiefstal en de daarbij gevoegde kassabon leidt het hof af dat er in deze tas zeven koffieproducten zijn aangetroffen met een totale waarde van 64,11 euro.
Gelet op het voorgaande acht het hof bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde diefstal gevolgd door geweld heeft gepleegd.
Voorwaardelijk verzoek
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting verzocht, indien het hof het proces-verbaal met de beschrijving van de camerabeelden voor het bewijs gebruikt, om in dat geval een tussenarrest te wijzen en te bepalen dat de camerabeelden gevoegd dienen te worden in het dossier.
Gelet op hetgeen hiervoor ten aanzien van het bewijs is overwogen, acht het hof het voegen van de camerabeelden in het dossier niet noodzakelijk.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 juli 2023 te Amsterdam pakken koffie (met een totale waarde van 64,11 euro) die aan winkelbedrijf [winkel] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [benadeelde partij], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [benadeelde partij] tegen zijn benen te schoppen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de advocaat-generaal de oplegging van de bijzondere voorwaarden gevorderd, zoals vermeld in het reclasseringsadvies van 7 mei 2024 (in de zaak van de verdachte met parketnummer 13-315495-24).
De raadsvrouw heeft het hof verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte kampt namelijk met een ernstige medische toestand, wat zijn leven bemoeilijkt, en woont al 10 jaar in een huurwoning die hij zou verliezen bij een detentie van 3 maanden. Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er geen toegevoegde waarde is van het nogmaals opleggen van de bijzondere voorwaarden, zoals die reeds in de zaak met parketnummer 13-315495-24 zijn opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal uit een supermarkt, waarbij hij, bij zijn aanhouding door personeel, geweld heeft gebruikt. Hij heeft het slachtoffer tegen zijn been getrapt, waardoor hij letsel heeft opgelopen. Diefstallen maken inbreuk op het eigendomsrecht van een ander en veroorzaken schade en vaak veel hinder voor de gedupeerden. Bijzonder kwalijk is het bovendien wanneer zo’n diefstal vergezeld gaat van geweld. Een dergelijke handelwijze is intimiderend voor de slachtoffers en zij kunnen hiervan psychische schade ondervinden. Hiervoor heeft de verdachte kennelijk geen enkel oog gehad. De verdachte heeft zich slechts laten leiden door zijn eigen geldelijk gewin. Het hof rekent dit alles de verdachte aan.
Ten nadele van de verdachte houdt het hof bovendien rekening van zijn strafblad van 31 december 2024, waaruit blijkt dat hij meerdere keren ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk is veroordeeld.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft het hof ten slotte gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd, zoals is beschreven in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Daarin wordt voor een winkeldiefstal met geweld, met recidive, als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden genoemd.
Het hof houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en ziet daarin aanleiding om in het voordeel van de verdachte iets van de oriëntatiepunten af te wijken.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 2 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 980,-, bestaande uit € 740,- materiële- en € 240,- immateriële schade. De benadeelde partij is door de politierechter niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens het gebrek aan onderbouwing van de vordering.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht de benadeelde partij om diezelfde reden niet-ontvankelijk te verklaren.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden, omdat een onderbouwing van de schadeposten ontbreekt. De vordering zal daarom worden afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 april 2023 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 dagen met een proeftijd van twee jaren. In eerste aanleg is deze vordering door de politierechter toegewezen.
De advocaat-generaal en de raadsvrouw hebben ter terechtzitting verzocht het openbaar-ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering omdat de voorwaardelijke straf inmiddels ten uitvoer is gelegd.
Het hof zal het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 april 2023, parketnummer 13-100068-23, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, nu deze reeds ten uitvoer is gelegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot schadevergoeding af.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door de verdachte voor dit onderdeel van het strafproces gemaakte kosten, en begroot deze op nihil.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 13-100068-23.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.P. den Otter, mr. R.D. van Heffen en mr. J. Piena, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Fritsche, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 januari 2025.
mr. R.D. van Heffen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.