Het hof overweegt verder als volgt. Het is in beginsel in het belang van kinderen dat zij met beide ouders (bestendig) contact hebben. Gebleken is dat de moeder en de kinderen inmiddels al 2,5 jaar nauwelijks tot geen contact meer met elkaar hebben en dat al de nodige hulpverlening betrokken is geweest, wat niet heeft geleid tot relatie- en contactherstel met de moeder. Zo heeft de rechtbank een bijzondere curator aangesteld die meerdere keren met de kinderen heeft gesproken. [minderjarige 1] had contact met een kind- en ouderadviseur van het OKT en [minderjarige 2] wordt begeleid door een psychosociaal therapeut, met wie zij thans één keer in de twee weken spreekt. Ook de vader spreekt met een psycholoog. De bijzondere curator heeft, evenals eerder de raad in zijn rapport van 13 juni 2024, de ouders geadviseerd een gezamenlijk hulptraject in te gaan door middel van oudergesprekken, maar dat heeft de moeder afgehouden. Het hof begrijpt dat zij eigenlijk niet (meer) met de vader in (twee)gesprek wil. Ook de inspanningen van de bijzonder curator om behulpzaam te zijn bij een of meerdere gesprekken tussen ouder(s) en kinderen zijn vruchteloos gebleken.
Het hof ziet, net als de rechtbank, dat de moeder contact zoekt met de kinderen, maar daarbij voorbij gaat aan hun grenzen waardoor de afstand steeds groter wordt. Voorafgaand aan de zitting in hoger beroep heeft de voorzitter afzonderlijk met beide kinderen gesproken. In dat gesprek heeft [minderjarige 2] verklaard dat de moeder haar veel verdriet heeft gedaan en dat zij veel stress krijgt van contact met haar. Het is moeilijk voor haar de goede kanten van haar moeder los te zien van de negatieve ervaringen met haar. [minderjarige 2] wil dan ook geen verplichte contactregeling en de situatie houden zoals de rechtbank heeft bepaald in de bestreden beschikking.
[minderjarige 1] heeft verklaard dat hij bij de vader wil wonen, Hij heeft op enig moment wel contact gezocht met zijn moeder, maar zij is daarop niet ingegaan. Het procederen van de moeder is volgens [minderjarige 1] ook niet helpend voor hun band, het lijkt of ze hem en zijn zusje juist tegenwerkt. De moeder behandelt [minderjarige 2] en hem als kleine kinderen, zij heeft haar gedrag niet aangepast aan hun ontwikkeling. Dat heeft zij altijd gedaan en daar is het misgegaan, aldus [minderjarige 1] .
Volgens de moeder is de situatie plotseling veranderd in maart 2023, negen jaar na de scheiding van de ouders. De kinderen verlieten na een aanvaring abrupt de woning van moeder, waarna volgens haar een nieuw narratief ontstond waarin de moeder werd neergezet als een onveilige en grensoverschrijdende ouder. Deze abrupte omslag zonder eerdere signalen roept volgens de moeder vragen op over de achtergrond en de motieven van deze beeldvorming.
Uit de inhoud van het dossier en het besprokene ter zitting (en met de kinderen) leidt het hof af dat de huidige situatie een complexere achtergrond lijkt te hebben dan alleen een abrupte omslag na een ruzie in maart 2023. Het moet er veeleer voor worden gehouden dat ook andere factoren een rol hebben gespeeld en spelen bij het verbreken van het contact tussen de moeder en de kinderen. Ook de perikelen rondom de aanpassing van de zorgregeling van [minderjarige 1] en de zomervakantie van 2024 waren niet behulpzaam. Anderzijds kan niet uitgesloten worden, zoals de raad ook heeft vermeld in zijn rapport van 13 juni 2024, dat beide kinderen verharden en dat het risico bestaat dat zij het negatieve beeld van hun moeder niet (meer) kunnen ‘buigen’ of nuanceren. Maar wat daarvan ook zij, [minderjarige 2] staat op dit moment afwijzend tegenover contact met de moeder en volhardt daarbij. Het hof is van oordeel dat aan de mening van [minderjarige 2] – die inmiddels de leeftijd van vijftien jaar heeft bereikt – een zwaar gewicht moet worden toegekend. Naar verwachting zal het forceren van contact met de moeder een negatieve weerslag hebben op haar. Er is een groot risico dat het de verhouding tussen de moeder en [minderjarige 2] verder zal beschadigen en een mogelijk contactherstel in de toekomst in de weg zal staan. De moeder heeft erop gewezen dat het contactverlies schadelijk is voor een gezonde ontwikkeling van de kinderen en dat zij niet als kind – of later als volwassene - de last moeten dragen van een ‘eigen keus’ hun moeder niet meer te zien, maar dat standpunt gaat eraan voorbij dat opgelegde klinische en/of forensische interventies/onderzoeken, zoals de moeder wil, thans de kinderen onder (nog) grotere druk zullen zetten, en dat het uiteindelijk de rechter is die beslist. Het hof wil van de moeder aannemen dat zij alles wil doen om het contact met de kinderen te herstellen en dat zij een zekere onmacht ervaart: zij weet ook niet meer wat zij nog kan doen om tot contactherstel te komen. Belangrijk is dat de moeder de kinderen laat blijken dat zij er voor hen is en dat zij hen – waar nodig – zal ondersteunen, zonder daarbij contact met hen af te dwingen. Ook hulpverlening voor zichzelf kan behulpzaam zijn: zowel als het gaat om inzicht in de ontwikkeling van de kinderen en wat zij nodig hebben als om het eigen gedrag.
De situatie met [minderjarige 1] verschilt in die zin van die met [minderjarige 2] dat hij heeft aangegeven wel open te staan voor een gesprek met de moeder, onder de voorwaarde dat dit gesprek wordt begeleid door een derde persoon. Dit kan een eerste stap zijn naar (enig) contactherstel met de moeder. De ouders en hun beider advocaten hebben ter zitting in hoger beroep toegezegd zich allen na de zomervakantie te zullen inspannen om het gesprek tussen moeder en [minderjarige 1] op touw te zetten en doorgang te laten vinden. Na de zitting heeft de bijzondere curator nog een e-mail (gedateerd 13 juli 2025), gericht aan de beide advocaten, toegezonden aan het hof. Die e-mail bevat een procedurevoorstel waarbij, kort gezegd, het mediationbureau van het hof een coördinerende rol vervult bij het organiseren van het gesprek. Voor zover dat voorstel (mede) moet worden gelezen als een verzoek de beslissing in dit hoger beroep aan te houden, gaat het hof daaraan voorbij: het gaat om een zeer prille ontwikkeling en bij de huidige stand van zaken zal het hof ook ten aanzien van [minderjarige 1] geen dwingende zorgregeling vaststellen. Net als bij [minderjarige 2] komt aan zijn wens een zwaar gewicht toe. Daarbij komt dat hij over ruim een half jaar 18 jaar oud zal zijn, en het dwingend opleggen van contact thans zinloos, zo niet contra-productief zal zijn. Het hof hoopt dat een eerste gesprek onder leiding van een deskundige voor [minderjarige 1] en de moeder zal leiden tot ruimte voor (enig) contactherstel. Het hof vertrouwt erop dat ouders, met behulp van hun advocaten, en de bijzondere curator in staat zullen zijn ten behoeve van het gesprek een deskundige derde te vinden die ook het vertrouwen van [minderjarige 1] zal hebben, een en ander zoals ter zitting besproken.
Ten slotte wil het hof de vader – wellicht ten overvloede – erop wijzen op zijn ouderlijke verantwoordelijkheid en de daaruit voortvloeiende verplichting om de ontwikkeling van de banden van de kinderen met de moeder te (blijven) bevorderen.
Het hof acht op grond van het bovenstaande het vaststellen van een structurele zorgregeling, zoals de moeder primair heeft verzocht, in strijd met zwaarwegende belangen van de kinderen. De beslissing van de rechtbank met betrekking tot de zorgregeling is het meest in hun belang. Het hof zal de bestreden beschikking op dit punt dan ook bekrachtigen.
Het hof spreekt daarbij de hoop uit dat deze beslissing voor de benodigde rust zal zorgen en dat beide kinderen, al dan niet met behulp van de hulpverlening, de ruimte zullen voelen om in de (nabije) toekomst weer contact met hun moeder te hebben.