ECLI:NL:GHAMS:2025:227

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
23-002289-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam inzake meerdere winkeldiefstallen met geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 9 augustus 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 1993, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor meerdere winkeldiefstallen. De tenlastelegging omvatte vier feiten, waarbij de verdachte op verschillende data in 2022 in Amsterdam levensmiddelen had weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. Bij een van de diefstallen was er sprake van geweld en bedreiging met geweld tegen een slachtoffer. Het hof heeft de verweren van de verdachte, die pleitte voor vrijspraak wegens gebrek aan bewijs, verworpen en oordeelde dat de inhoud van de bewijsmiddelen voldoende was om tot een bewezenverklaring te komen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, waarvan een deel voorwaardelijk. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische klachten en de noodzaak voor hem om in een beschermde woonvorm te verblijven. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, waarbij het hof benadrukte dat dergelijke delicten gevoelens van onveiligheid in de maatschappij kunnen versterken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002289-22
datum uitspraak: 29 januari 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 augustus 2022 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-131782-22 (zaak A), 13-139772-22 (zaak B), 13-173828-22 (zaak C) en 13-176404-22 (zaak D) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum] 1993,
[adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 januari 2025.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak A
hij op of omstreeks 28 mei 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, levensmiddelen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [winkel 1], elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak B
hij op of omstreeks 6 juni 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, levensmiddelen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [winkel 2], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak C
hij op of omstreeks 11 juli 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een en/of meerdere blikjes bier, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan winkelbedrijf [winkel 1], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer] de woorden toe te voegen "I'm gonna fuck you up" althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of door die [slachtoffer] te duwen en/of bij de keel te pakken en/of te schoppen en/of de hand van die [slachtoffer] tegen de muur te slaan;
Zaak D
hij op of omstreeks 11 juli 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een en/of meerdere blikje(s) bier, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan winkelbedrijf [winkel 1], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van de zaken B en D verzocht de verdachte vrij te spreken wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Het hof overweegt dat de verweren worden weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaken A, B, C en D tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A
hij op 28 mei 2022 te Amsterdam levensmiddelen die aan [winkel 1], toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak B
hij op 6 juni 2022 te Amsterdam levensmiddelen die aan [winkel 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak C
hij op 11 juli 2022 te Amsterdam, blikjes bier die aan winkelbedrijf [winkel 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door [slachtoffer] de woorden toe te voegen "I'm gonna fuck you up" en de hand van [slachtoffer] tegen de muur te slaan;
Zaak D
hij op 11 juli 2022 te Amsterdam blikjes bier die aan winkelbedrijf [winkel 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen in de zaken A, B, C en D meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaken A, B, C en D
uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het in de zaken A, B en D bewezenverklaarde levert telkens op:

diefstal.

Het in de
zaak Cbewezenverklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in de zaken A, B, C of D bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat het taakstrafverbod, zoals neergelegd in artikel 22b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, van toepassing is nu de verdachte eerder een taakstraf voor een soortgelijk feit heeft voltooid. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 weken, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De raadsman heeft oplegging van een taakstraf bepleit en daartoe aangevoerd dat de redelijke termijn van berechting in hoger beroep is overschreden en de verdachte ten tijde van de tenlastegelegde feiten psychische klachten (psychoses) had, waarvoor hij in behandeling is bij [hulpverlening]. De raadsman wijst in dat verband op door hem overgelegde stukken waaronder een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 24 oktober 2024, inhoudende een machtiging tot het verlenen van zorg, en een verklaring van 8 januari 2025 van psychiater R. van Benthem.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie winkeldiefstallen. Door zo te handelen heeft de verdachte getoond geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal gevolgd met geweld en bedreiging met geweld. Daarmee heeft hij inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Slachtoffers van dergelijke delicten kunnen geruime tijd last houden van gevoelens van onveiligheid in de openbare ruimte. Ook versterkt dit soort delicten gevoelens van onveiligheid in de maatschappij, in het bijzonder nu de diefstal met geweld in een voor het publiek toegankelijke supermarkt heeft plaatsgevonden. De verdachte heeft zich hier niets aan gelegen gelaten. De vier feiten hebben plaatsgevonden in een tijdsbestek van ongeveer anderhalf maand.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde acht het hof in beginsel een straf, zoals in eerste aanleg is opgelegd, alleszins gerechtvaardigd.
Het hof ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht, aanleiding om hiervan af te wijken. Daarbij stelt het hof voorop dat de verdachte – blijkens de door de verdediging toegezonden stukken – periodes van psychose heeft gehad en dat hij al geruime tijd verplichte zorg krijgt. Hij verblijft in een beschermde woonvorm en krijgt begeleiding. Dit alles, alsmede het tijdsverloop sinds de bewezenverklaarde feiten, leidt ertoe dat het hof – evenals de advocaat-generaal en de verdediging – deze positieve ontwikkelingen niet wil blokkeren of doorkruisen door een straf op te leggen die meebrengt dat de verdachte hetgeen hij heeft opgebouwd zal verliezen.
Bij de bepaling van de strafmodaliteit heeft het hof acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 31 december 2024 waaruit volgt dat de verdachte weliswaar eerder een taakstraf opgelegd heeft gekregen ter zake een soortgelijk feit, maar dat dit feit niet ‘voorafgaand’ aan de voorliggende feiten heeft plaatsgevonden. Het hof oordeelt dat gelet op deze omstandigheid de beperking van oplegging van een taakstraf (ook wel geduid als het taakstrafverbod) in deze zaak niet van toepassing is.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden en omdat is gebleken dat de verdachte in staat is om werkzaamheden te verrichten, ziet het hof meerwaarde in het opleggen van een taakstraf. Daarvan zal een deel in voorwaardelijke vorm worden opgelegd.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaken 13-131782-22 (zaak A), 13-139772-22 (zaak B), 13-173828-22 (zaak C) en 13-176404-22 (zaak D) tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaken 13-131782-22 (zaak A), 13-139772-22 (zaak B), 13-173828-22 (zaak C) en 13-176404-22 (zaak D) bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.S. Ludwig, mr. M.L.M. van der Voet en mr. N.E. Kwak, in tegenwoordigheid van mr. S. Pesch en B. Helling, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 januari 2025.