ECLI:NL:GHAMS:2025:2266

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
27 augustus 2025
Zaaknummer
23-002219-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis inzake medeplegen invoer cocaïne verstopt in koffer met aanvulling bewijsmotivering en strafoverweging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 27 juli 2023 was gewezen. De verdachte, geboren in 1973, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor het medeplegen van de invoer van cocaïne, verstopt in een koffer. Tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep op 6 augustus 2025 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw. Het hof heeft geconcludeerd dat de argumenten in hoger beroep niet hebben geleid tot andere beslissingen dan die van de politierechter. Het hof bevestigt het vonnis, maar voegt aanvullingen toe aan de bewijsmotivering en de strafmotivering. De verdachte had in hoger beroep verklaard dat hij niets wist van de cocaïne in de koffers, maar het hof geloofde deze verklaring niet. De verdachte en zijn medeverdachte konden geen eenduidige uitleg geven voor de belastende berichten in het dossier. Het hof oordeelt dat de politierechter de gevangenisstraf van elf maanden, met aftrek van voorarrest, passend heeft opgelegd. Het arrest is uitgesproken op een openbare terechtzitting, waarbij mr. M.C. van der Mei niet in staat was om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002219-23
datum uitspraak: 20 augustus 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 27 juli 2023 in de strafzaak onder parketnummer 15-174912-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
adres: [adres 2] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
6 augustus 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Hetgeen tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep naar voren is gebracht, heeft het hof niet tot andere beslissingen en overwegingen gebracht dan de politierechter. Het hof verenigt zich dan ook met het vonnis waarvan beroep en zal dit daarom bevestigen. Wel zal het hof de bewijsmotivering en de strafmotivering aanvullen zoals hierna beschreven. Tevens zal het hof de door de politierechter gebezigde bewijsmiddelen vervangen door de bewijsmiddelen die, na het eventueel instellen van beroep in cassatie, zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Aanvullende bewijsoverweging

In hoger beroep is de medeverdachte [medeverdachte] op 15 oktober 2024 nog gehoord door de raadsheer-commissaris. [medeverdachte] heeft verklaard dat de verdachte niets wist over de cocaïne in haar koffers. Het hof gelooft die verklaring echter niet. De verdachte en [medeverdachte] hebben ook in hoger beroep geen eenduidige uitleg kunnen geven voor de sterk belastende betekenis van het bewijs waaronder de berichten die zich in het dossier bevinden.
De verdediging heeft naar voren gebracht dat een deel van de berichten ging over de smokkel van hagelpatronen en een deel over de zenuwen die [medeverdachte] had voor de reis naar Nederland. Dit zou betekenen dat de politierechter ten onrechte heeft aangenomen dat volgens de verdachte ook het bericht over ‘tabletten om te poepen’ betrekking had op de smokkel van hagelpatronen naar het binnenland van Suriname.
Het hof vindt over deze berichten allereerst van belang dat de verdachte in deze berichten er kennelijk van uit gaat dat er bij de inreis iets kan worden gevonden. Zo schrijft de verdachte
‘Als je het op je
lichaam had dan was je klaar. Maar het is niet op je lichaam (..)’.De verdachte schrijft niet dat er niets te vinden is, maar dat het niet op haar lichaam is. Daar komt bij dat deze mededelingen die de politierechter heeft besproken, zijn verzonden in eenzelfde bericht kort voor vertrek naar Nederland, op 13 juli 2023 om 12.31 uur. Dat bericht gaat erover dat [medeverdachte] niet zenuwachtig hoeft te zijn, ze heeft namelijk niets op haar lichaam. Op een foto zal dus niets te zien zijn. En als men haar tabletten geeft om te poepen, dan zal men niets bij haar vinden. Deze mededelingen gaan onmiskenbaar over hetzelfde thema, de angst van [medeverdachte] dat de douane iets bij haar vindt. Het bericht bevat geen aanknopingspunt dat een deel ervan gaat over de smokkel van hagelpatronen naar het binnenland van Suriname en een ander deel over de zenuwen van [medeverdachte] over de inreis. Op de zitting in hoger beroep heeft de verdachte nog gesteld dat de Marechaussee ten onrechte verschillende berichten bij elkaar heeft gezet. Het hof heeft daarvoor in de dossierstukken echter geen aanknopingspunten gevonden.

Aanvullende strafmotivering

Het hof acht, alles afwegende, de door de politierechter opgelegde gevangenisstraf voor de duur van elf maanden, met aftrek van voorarrest, passend
en geboden.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Radder, mr. R.P. den Otter en mr. M.C. van der Mei, in tegenwoordigheid van
mr. L.M. van Leeuwen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 augustus 2025.
mr. M.C. van der Mei is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.