ECLI:NL:GHAMS:2025:2265

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
27 augustus 2025
Zaaknummer
23-002577-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis woninginbraak met verbetering van de gronden

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 21 september 2023 was gewezen. De verdachte, geboren in 2000, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor woninginbraak. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar met verbetering van de gronden. De zaak is onderzocht tijdens de terechtzitting in hoger beroep op 6 augustus 2025. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman in overweging genomen. De bewijsmotivering van de politierechter is grotendeels overgenomen, met enkele aanvullingen en aanpassingen. De verdachte werd belast met het dactyloscopisch spoor dat op de plaats delict werd aangetroffen, wat leidde tot de conclusie dat hij betrokken was bij de inbraak. Het hof oordeelde dat de verdachte samen met een ander de woning heeft binnengetreden en dat de opgelegde gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest, passend was. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, met inachtneming van de verbeteringen in de bewijsmotivering.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002577-23
datum uitspraak: 20 augustus 2025
TEGENSPRAAK (artikel 279 Sv)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 21 september 2023 in de strafzaak onder parketnummer 15-113502-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
6 augustus 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Vonnis waarvan beroep

De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere beslissingen dan de politierechter. Daarbij kan het hof zich grotendeels vinden in de bewijsmotivering van de politierechter. Het hof zal het vonnis waarvan beroep daarom bevestigen met verbetering van de gronden. Deze verbeteringen houden het volgende in:
- een aanvulling en aanpassing van de bewijsmotivering;
- verbetering van de bewijsmiddelen;
- weergave van de inhoud van de bewijsmiddelen;
- een aanvulling van de strafmotivering.
De inhoud van de bewijsmiddelen wordt opgenomen in een aanvulling op dit verkort arrest indien cassatie wordt ingesteld. De overige verbeteringen staan in dit verkort arrest.

Bewijsmotivering

De aangeefster heeft verklaard dat in haar woning is ingebroken en dat diverse goederen zijn weggenomen. Bij die inbraak is schade ontstaan doordat het kiepraam aan de achterzijde van de woning is opengebroken. Op de beelden van een beveiligingscamera is waargenomen dat op 6 maart 2023 om 22.28.24 uur twee personen de achtertuin aan de achterzijde van de woning van de aangeefster inliepen. Om 22.30.45 uur liepen deze personen de tuin weer uit. De bovenbuurvrouw van de aangeefster heeft verklaard dat zij die dag om 23.00 uur een hoop geluid hoorde in de woning van haar benedenbuurvrouw.
Het aan de verdachte gekoppelde telefoonnummer viel om 23.02 uur onder het bereik van de zendmast aan de [adres 2] . Deze zendmast bevindt zich op 672 meter afstand van de woning van de aangeefster, waarbij het gelet op de zendrichting en afstand zeer aannemelijk is dat de woning van de aangeefster onder het zendbereik van voornoemde zendmast valt.
Daarnaast blijkt uit het proces-verbaal forensisch onderzoek dat het uitzetraam van de woonkamer was opengebroken met behulp van een breekvoorwerp en dat de woning via dit opengebroken uitzetraam is binnengedrongen. Aan de buitenzijde van dit uitzetraam werden dactyloscopische sporen aangetroffen en veiliggesteld. Uit het proces-verbaal van individualisatie dactyloscopisch spoor blijkt dat het dactyspoor een zeer grote mate van overeenkomst en geen verschillen van dactyloscopische aard vertoont met de afbeelding van de rechterduim van verdachte. De kans om deze mate van overeenkomst aan te treffen bij een willekeurig ander persoon is verwaarloosbaar klein, aldus verbalisanten. Gelet op deze bijzonder hoge zeldzaamheidswaarde concludeert het hof dat verdachte de vingerafdruk heeft achtergelaten.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het dactyloscopisch spoor geen daderspoor betreft. Uit het dossier blijkt echter dat het dactyloscopisch spoor (de vingerafdruk van de verdachte) zich bevond op de buitenzijde het opengebroken kozijn, via welk kozijn de woning is binnengedrongen. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat de verdachte enige relatie met de aangeefster had of eerder in een andere (onschuldige) situatie bij het betreffende raam is geweest. Anders dan door de verdediging is betoogd, wijst de plek waar het spoor is aangetroffen er niet zonder meer op dat dit is achtergelaten bij een gedraging die geen relatie heeft met het (samen) plegen van de inbraak, zoals het alleen maar dichtduwen van het raam. Het hof is van oordeel dat de inhoud van de bewijsmiddelen erop wijst dat het dactyloscopisch spoor is achtergelaten door één van de plegers van de inbraak. De verdachte heeft geen verklaring afgelegd die de belastende betekenis van dit bewijs wegneemt.
Al het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde woninginbraak samen met een ander heeft gepleegd.

Bewijsmiddelen

Anders dan de politierechter merkt het hof de onder nummers 3 en 4 van de bewijsmiddelen genoemde processen-verbaal aan als geschriften, nu deze niet zijn ondertekend. Deze geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, zijn slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Het hof merkt de datum van 7 maart 2023, als genoemd door getuige [getuige] in het proces-verbaal onder nummer 2 van de bewijsmiddelen, aan als een kennelijke verschrijving in dat proces-verbaal van bevindingen, gelet op het elektronisch ondertekende proces-verbaal van bevindingen buurtonderzoek van verbalisant Semeler (p. 55). De juiste door [getuige] genoemde datum is 6 maart 2023.

Aanvullende overweging strafmaat

Het hof acht, alles afwegende, de door de politierechter opgelegde gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest, passend
en geboden.
BESLISSING
Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Radder, mr. R.P. den Otter en mr. M.C. van der Mei, in tegenwoordigheid van
mr. L.M. van Leeuwen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 augustus 2025.
mr. M.C. van der Mei is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.